Uitspraak 201807132/2/A3


Volledige tekst

201807132/2/A3.
Datum beslissing: 31 januari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juli 2018 in zaak nr. 18/1050 in het geding tussen:

[partij]

en

de burgemeester van Utrecht.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juli 2018 in zaak nr. 18/1050.

De burgemeester heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft zes processen-verbaal van bevindingen die de burgemeester aan zijn bij de rechtbank bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd.

Overwegingen

1.    De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de zes processen-verbaal kennis zal nemen. Ter motivering van zijn verzoek heeft hij aangevoerd dat de processen-verbaal politiegegevens bevatten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet politiegegevens. Het zou namelijk grotendeels gaan om gegevens die herleidbaar zijn tot personen en die in het kader van de uitoefening van de politietaak worden verwerkt, dan wel om gegevens die verweven zijn met de vermelde politiegegevens. Naar zijn oordeel staan de artikelen 7 en 16 van de Wet politiegegevens in de weg aan verstrekking van deze gegevens. Er zijn dus gewichtige redenen in de zin van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht, aldus de burgemeester. Hieraan heeft hij nog toegevoegd dat de processen-verbaal inzicht geven in de wijze van opsporing en strafrechtelijk optreden, in verband waarmee het zonder meer vrijgeven van deze processen-verbaal niet gewenst is.

2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet politiegegevens wordt onder politiegegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt. De Afdeling heeft kennis genomen van de zes processen-verbaal. Zij stelt vast dat de processen-verbaal, behalve die van [appellant] en de verbalisanten, geen namen bevatten van personen. De omschrijvingen van personen zijn zodanig dat niet is vast te stellen om welke persoon het gaat. Ook overigens zijn de in de processen-verbaal opgenomen gegevens zodanig dat deze niet herleidbaar zijn tot een bepaalde persoon. De kentekens van waargenomen voertuigen zijn, behoudens het aan [appellant] toebehorende kenteken, weggelakt. Van politiegegevens in de zin van de Wet politiegegevens is daarom geen sprake, zodat reeds hierom hetgeen de burgemeester heeft aangevoerd over de aanwezigheid van politiegegevens geen grond vormt voor inwilliging van zijn verzoek om beperking van de kennisneming. Overigens zou, anders dan waarvan de burgemeester uitgaat, de aanwezigheid van politiegegevens niet zonder meer betekenen dat er gewichtige redenen zijn als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

4.    De Afdeling stelt verder vast dat de uit de processen-verbaal blijkende opsporingsmethoden zo algemeen van aard zijn, dat aan het door de burgemeester tevens naar voren gebrachte belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten in dit geval slechts een gering gewicht toekomt. Naar het oordeel van de Afdeling weegt dit belang daarom minder zwaar dan het belang dat appellant kennis neemt van de processen-verbaal.

5.    De Afdeling acht gelet op het voorgaande het verzoek tot beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd.

6.    De Afdeling bepaalt dat de processen-verbaal worden teruggezonden aan de burgemeester.

7.    Indien de burgemeester geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om de processen-verbaal, waarvan het verzoek om geheimhouding is afgewezen, toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    wijst het verzoek af;

II.    verzoekt de burgemeester binnen 14 dagen na heden de zes processen-verbaal ten aanzien waarvan het verzoek om beperking van de kennisneming is afgewezen, aan de Afdeling en de andere partij toe te sturen.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Klein
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2019