Uitspraak 201703179/1/A1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2018:1118
- Datum uitspraak
- 4 april 2018
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 16 oktober 2015 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de combinatiehoogspanningslijn nabij zijn perceel [locatie] te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, afgewezen.
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
201703179/1/A1.
Datum uitspraak: 4 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 februari 2017 in zaak nr. 16/1289 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2015 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de combinatiehoogspanningslijn nabij zijn perceel [locatie] te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, afgewezen.
Bij besluit van 15 maart 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Boelens-Horn, zijn verschenen. Voorts is ter zitting TenneT TSO B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij besluit van 15 december 2011 heeft het college aan TenneT een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen/verplaatsen van verbindingsmasten nabij de percelen De Voort, Brandevoortse Dreef, Kaldersedijk, Brandevoort en Broekstraat voor het combineren van twee bestaande hoogspanningslijnen. Dit besluit is met de uitspraken van de Afdeling van 9 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1455, ECLI:NL:RVS:2013:1454, ECLI:NL:RVS:2013:1457 en ECLI:NL:RVS:2013:1460) in rechte komen vast te staan. [appellant] woont nabij de gerealiseerde combinatiehoogspanningslijn en heeft het college op 14 september 2015 verzocht om handhavend op te treden tegen TenneT. Volgens [appellant] vormen de hoogspanningsmasten, met inbegrip van de hoogspanningsleidingen, één constructie. Voor het bouwen van deze constructie is volgens hem een omgevingsvergunning vereist. De aan TenneT bij besluit van 15 december 2011 verleende omgevingsvergunning is uitsluitend verleend voor het bouwen van de verbindingsmasten en een omgevingsvergunning voor het daaraan bevestigen van de hoogspanningsleidingen ontbreekt, aldus [appellant]. Hij vreest voor zijn gezondheid en de gezondheid van zijn gezin vanwege het wonen nabij de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningsverbindingen.
Wettelijk kader
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 13 augustus 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:4832), waar [appellant] in beroep naar heeft verwezen, door de Afdeling in hoger beroep bij uitspraak van 21 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2526) is vernietigd. Omdat de Afdeling daarin heeft overwogen dat de hoogspanningsleidingen niet zelfstandig kunnen worden aangemerkt als bouwwerk, is het college niet bevoegd om handhavend op te treden tegen TenneT, aldus de rechtbank. De omstandigheid dat de minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) naar aanleiding van de uitspraak van 13 augustus 2015 de intentie had bovengrondse elektriciteitsleidingen, zoals hier aan de orde, omgevingsvergunningvrij te maken voor de activiteit bouwen, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De uitspraak van de rechtbank van 13 augustus 2015 is immers vernietigd en de minister heeft het ontwerpbesluit vervolgens ingetrokken.
Beoordeling beroepsgrond
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college wel bevoegd was om handhavend op te treden wegens overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Zijn handhavingsverzoek dateert immers van ná de uitspraak van de rechtbank van 13 augustus 2015 en van vóór de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2016. Dit maakt dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, in dit geval toch een vergunning voor de hoogspanningsleidingen is vereist. Hierbij speelt volgens [appellant] een rol dat de minister de wetgeving niet heeft aangepast en er dus geen sprake van kan zijn dat de leidingen vergunningvrij aan de masten mogen worden bevestigd.
4.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de hiervoor aangehaalde uitspraak van 21 september 2016 kan het na het oprichten van de hoogspanningsmasten daaraan bevestigen van hoogspanningsleidingen niet als bouwen in de zin van de Wabo worden aangemerkt. Dit betekent dat daarvoor geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is vereist en het college dus niet wegens overtreding van het in die bepaling neergelegde verbod handhavend kan optreden tegen de hoogspanningsleidingen. Dat [appellant] zijn verzoek om handhaving heeft gedaan vóórdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep dat tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 augustus 2015 is ingediend, is, anders dan [appellant] betoogt, niet relevant voor de vraag of voor het bevestigen van de hoogspanningsleidingen een omgevingsvergunning als vorenbedoeld is vereist. Het bevestigen van de hoogspanningsleidingen in de masten valt immers niet aan te merken als bouwen. Dat de rechtbank dit in de uitspraak van 13 augustus 2015 niet heeft onderkend en de minister als gevolg hiervan een aanpassing van het Besluit omgevingsrecht heeft voorgesteld, maakt dit niet anders. Er is op geen enkel moment een omgevingsvergunning als vorenbedoeld vereist geweest voor het bevestigen van de hoogspanningsleidingen in de masten.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2018
531-870.