Uitspraak 201802299/1/A3


Volledige tekst

201802299/1/A3.
Datum uitspraak: 30 januari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Zevenaar,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2018 in zaak nr. 17/4573 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar.

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2017 heeft het college het verzoek van [appellante] om wijziging van haar in de Basisregistratie personen (hierna: Brp) geregistreerde persoonsgegevens afgewezen.

Bij besluit van 27 juli 2017 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 februari 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2018, waar [appellante], bijgestaan door mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door J.L.M. van den Broek en P.A.J.S. Lathouwers, zijn verschenen. Als tolk voor [appellante] is A.M. Kurdyan verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellante] heeft verzocht om wijziging van haar in de Brp geregistreerde persoonsgegevens. Zij wil wijziging van haar geslachtsnaam (van [appellante] naar [naam]), haar voornaam (toevoegen van tweede naam […]) en haar nationaliteit (van Onbekend naar Armeense). Hiervoor heeft [appellante] een geboorteakte en een paspoort overgelegd. De in de Brp geregistreerde gegevens zijn op 24 maart 2011 ontleend aan een door [appellante] afgelegde verklaring onder belofte. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat bij inschrijving van een geboorteakte ook de gegevens van de ouders worden geregistreerd. Omdat ook die gegevens op de geboorteakte verschillen van de gegevens die op grond van de verklaring in de Brp waren opgenomen, ziet het besluit ook op die gegevens. Het college heeft het verzoek afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat de in de Brp geregistreerde gegevens onjuist zijn.

De uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat de geboorteakte die [appellante] heeft overgelegd een authentieke akte is. Voor het wijzigen van eenmaal in de Brp geregistreerde gegevens moet echter onomstotelijk vaststaan dat die gegevens onjuist zijn. Het overgelegde paspoort is gebaseerd op de ingediende geboorteakte. Onvoldoende duidelijk is of de geboorteakte ziet op [appellante]. Niet is gebleken dat voorafgaand aan de afgifte van het paspoort een deugdelijk onderzoek naar de identiteit van [appellante] heeft plaatsgevonden. Het college heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met deze documenten onvoldoende is aangetoond dat de in de Brp geregistreerde gegevens onjuist zijn. De in beroep overgelegde documenten zijn geen brondocumenten. Ook blijkt daaruit niet of het [appellante] is die op de pasfoto’s staat en of degene op de pasfoto [naam 1] is. Voor zover [appellante] heeft gewezen op de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland over de geboorteaktes van de dochters van haar broer, heeft de rechtbank overwogen dat die situatie niet vergelijkbaar is met deze zaak. Het betrof daarin een verzoek om wijziging van bij de burgerlijke stand geregistreerde gegevens. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit in strijd is met de artikelen 8 en 12 van het EVRM en de artikelen 7 en 8 van het IVRK, aldus de rechtbank.

Het hoger beroep van [appellante]

3. [appellante] betoogt dat de geboorteakte door het Bureau Documenten van de IND als authentiek is aangemerkt en dat op grond van die geboorteakte het paspoort is afgegeven. Uit de nader overgelegde verklaring van de Armeense ambassade van 7 september 2016 blijkt dat wel degelijk een onderzoek naar haar identiteit heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van het paspoort. Verder zijn de gegevens op de nader overgelegde documenten gelijk aan de gegevens op de geboorteakte en vertonen de pasfoto’s op die documenten sterke gelijkenis met de pasfoto op haar paspoort. Uit de documenten blijkt in ieder geval dat de gegevens op de geboorteakte juist zijn. [appellante] wijst daarnaast nog op nadere documenten die zij ook al aan het college heeft gestuurd, waaronder een kopie van een eerder aan haar verstrekt paspoort. Verder is met het ingediende DNA-verwantschapsonderzoek aangetoond dat sprake is van biologische verwantschap met haar vader die de achternaam [naam] heeft. [appellante] betoogt dat in de procedure van haar broer over de wijziging van gegevens in de burgerlijke stand ook moest komen vast te staan dat de eerder opgenomen gegevens onjuist waren. Aan de uitkomst van die procedure kan daarom wel betekenis worden toegekend. Ook wordt zij beperkt in haar privéleven, omdat op haar paspoort andere gegevens staan dan op haar verblijfsdocument en omdat zij bij een eventueel huwelijk moet verklaren [appellante] te heten, wat zij onwenselijk vindt. Dit heeft ook gevolgen voor de papieren van haar kinderen, aldus [appellante].

Het oordeel van de Afdeling

4. Vooropgesteld moet worden dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de Brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet Brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

4.1. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of [appellante] dezelfde persoon is als de persoon die op de overgelegde documenten is vermeld. De authenciteit van die documenten is tussen partijen niet in discussie. [appellante] heeft in hoger beroep het rapport ‘Deskundigenrapportage - Verwantschapsonderzoek conform aanbevelingen ISFG’ van Verilabs van 25 mei 2018 overgelegd (hierna: het DNA-onderzoek). Uit het DNA-onderzoek volgt dat praktisch is bewezen (waarschijnlijkheid > 99,9999%) dat R. [naam], die in de overgelegde geboorteakte als vader wordt vermeld, de biologische vader is van [appellante].

Het college heeft erop gewezen dat het DNA-onderzoek onvoldoende betrouwbaar is, omdat onduidelijk is of de identiteit van de betrokken personen wel op juiste wijze is vastgesteld en geen handtekeningen zijn gezet op de pagina met het identiteitsbewijs van R. [naam]. Het college wijst verder op een verkeerde spelling van de plaats Tbilisi in het rapport. Hierover wordt het volgende overwogen. Het feit dat in het DNA-onderzoek telkens Tblisi is vermeld in plaats van Tbilisi, berust naar het oordeel van de Afdeling op een schrijffout. In het DNA-onderzoek is vermeld dat de identificatie en de afname van lichaamsmateriaal van R. [naam] zijn uitgevoerd door de Nederlandse ambassade in Tbilisi en dat daarbij de procedure van de ambassade is gevolgd. Ook zijn er geen afwijkingen geconstateerd ten aanzien van de monsters en de procedures. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat de door het personeel van de Nederlandse ambassade gevolgde procedure voldoende waarborgen bevat. Het feit dat op de pagina met het identiteitsbewijs en de losse pasfoto van [naam 2] geen handtekeningen zijn gezet, wordt verklaard door het feit dat de identificatie van die persoon niet bij Verilabs heeft plaatsgevonden. De opsteller van het DNA-onderzoek heeft uit de documenten die van de Nederlandse ambassade zijn ontvangen alleen de kopieën van het identiteitsbewijs en de pasfoto overgenomen en heeft daarbij vermeld wanneer die persoon is verschenen op de Nederlandse ambassade. Omdat ervan moet worden uitgegaan dat op de Nederlandse ambassade de correcte procedure is gevolgd, leidt het ontbreken van een handtekening op de desbetreffende pagina van het DNA-onderzoek niet tot de conclusie dat het DNA-onderzoek onvoldoende betrouwbaar is. Verder is Verilabs geaccrediteerd voor het doen van verwantschapsonderzoeken. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat ook de betrokken werknemers van Verilabs voldoende kundig zijn in het vaststellen van de identiteit van personen. Dat het college daarvan niet is overtuigd en zou willen beschikken over een bewijs van scholing op dat gebied, maakt hiervoor geen verschil, omdat de accreditatie van Verilabs niet is betwist. De Afdeling komt tot de conclusie dat het DNA-onderzoek als aanvullend bewijs kan worden gebruikt.

4.2. De naam van de persoon die aan het DNA-onderzoek heeft deelgenomen, [naam 2], komt overeen met de naam die op de geboorteakte is vermeld bij de vader van [naam 3]. Verder komt de naam op het overgelegde Armeense paspoort overeen met de naam waarop het verzoek ziet. De geboortedatum op het Armeense paspoort komt overeen met de geboortedatum op het Nederlandse verblijfsdocument van [appellante].

Het DNA-onderzoek is door [appellante] ingebracht om te kunnen aantonen dat zij dezelfde persoon is als degene die onder de naam [naam] is genoemd in de door haar reeds overgelegde documenten. Het dient dus als aanvullend bewijs. Het verband tussen de documenten en [appellante] kan gezien de uitkomst van het DNA-onderzoek door middel van dit onderzoek inderdaad worden gelegd. Omdat niet in geschil is dat de door [appellante] overgelegde geboorteakte en het overgelegde Armeense paspoort authentieke documenten zijn, komt daarmee tevens vast te staan dat de in de Brp opgenomen gegevens onjuist zijn. Gelet op het in hoger beroep ingediende DNA-onderzoek kan de conclusie van de rechtbank dat het college geen aanleiding heeft hoeven zien om de gegevens van [appellante] te wijzigen, geen stand houden.

5. Het hoger beroep van [appellante] is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 juli 2017 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Dit betekent dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van [appellante] moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.

6. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het door het college te nemen nieuwe besluit op het bezwaar van [appellante], slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.

7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2018 in zaak nr. 17/4573;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar van 27 juli 2017, kenmerk Z/17/274625/UIT/17/790293;

V. bepaalt dat tegen het door het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar te nemen nieuwe besluit op het bezwaar van [appellante] slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2048,00 (zegge: tweeduizendachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 421,00 (zegge: vierhonderdeenentwintig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.

w.g. Daalder w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2019

545.