Uitspraak 201710152/1/A1


Volledige tekst

201710152/1/A1.
Datum uitspraak: 27 december 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 juli 2017 in zaken nrs. 16/4372 en 16/4393 in het geding tussen onder andere:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2016 heeft het college naar aanleiding van een verzoek van [partij A] besloten om ingevolge de Wegenwet een gedeelte van het Oude Schoolpad te Wons ter hoogte van de percelen [.] en [..] aan de openbaarheid te onttrekken.

Bij uitspraak van 28 juli 2017 heeft de rechtbank het door onder andere
[appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.H. van der Meulen, advocaat te Joure, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer en mr. K.K. Meijer, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De percelen [locatie 1] en 12 te Wons grenzen aan elkaar. [partij A] woont op het perceel [locatie 1]. [partij B] woont op het perceel [locatie 2]. [appellant] woont op het naast het perceel [locatie 2] gelegen perceel [locatie 3].

Het Oude Schoolpad is een smal klinkerpad in de historische kern van Wons. Ter hoogte van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] is het Oude Schoolpad ongeveer 3 m breed en 14 m lang. Het pad liep oorspronkelijk zowel langs de voorkant van de woningen aan het [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] als langs de voor- en zijkant van de woning op het perceel [locatie 3]. Het Oude Schoolpad is ter hoogte van het perceel van [appellant] aan de voorzijde van de woning reeds over de gehele breedte aan de openbaarheid onttrokken en in gebruik als tuin.

Op 6 september 2014 heeft [partij A] een aanvraag om omgevingsvergunning voor het gebruik als tuin van het aan de percelen [locatie 1] en [locatie 2] grenzende gedeelte van het Oude Schoolpad ingediend. Het college heeft deze aanvraag mede aangemerkt als een verzoek om ingevolge de Wegenwet een deel van het Oude Schoolpad aan de openbaarheid te onttrekken.

Bij besluit van 21 januari 2016 heeft de raad van de gemeente Súdwest-Fryslân onder meer besloten om de bevoegdheid voor het aan de openbaarheid onttrekken van een gedeelte van het Oude Schoolpad ter hoogte van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] aan het college te delegeren. Bij het besluit van 29 september 2016 is het Oude Schoolpad ter hoogte van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] over een breedte van 2 m onttrokken aan het verkeer. Er resteert een strook van ongeveer 1 m breed die openbaar blijft.

Beoordeling van het hoger beroep

2. [appellant] betoogt, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld dat het besluit in strijd is met de Wegenwet, omdat die wet alleen een onttrekking van een wegdeel aan al het openbaar verkeer toestaat. In dit geval is de Oude Schoolstraat ter hoogte van de percelen met nummers [locatie 1] en [locatie 2] alleen nog toegankelijk voor voetgangers en fietsers, zodat het besluit feitelijk erop neerkomt dat, net als in de door hem genoemde uitspraken, alleen voor autoverkeer een beperking van de openbaarheid geldt, aldus [appellant].

2.1. Artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet luidt:

"Een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, kan aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen."

Artikel 8 luidt:

"Een weg, welke door het Rijk wordt onderhouden, kan aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een door Ons te nemen besluit.

Een weg, welke door eene provincie wordt onderhouden of door een waterschap, en een weg, niet vallende onder de hiervoren genoemde, waarop een waterschap krachtens zijn inrichting of zijn reglement heeft toe te zien, kunnen aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de Provinciale Staten."

2.2. In de door [appellant] genoemde uitspraken heeft de Afdeling overwogen dat onttrekking aan de openbaarheid van een wegdeel voor een deel van het verkeer in strijd is met het stelsel en de strekking van de Wegenwet. Anders dan in die uitspraken wordt in dit geval een gedeelte van het Oude Schoolpad ter hoogte van de percelen met nummers [.] en [..] (hierna: het gedeelte van het Oude Schoolpad) over een breedte van 2 m, geheel aan het openbaar verkeer onttrokken. Hetzelfde resultaat kan in dit geval niet met een verkeersteken, zoals de plaatsing van een verkeersbord, worden bereikt, terwijl dat in de door [appellant] genoemde uitspraken wel het geval is. Het besluit is in zoverre niet in strijd met het stelsel en de strekking van de Wegenwet.

Het betoog faalt.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college, gelet op de betrokken belangen, niet in redelijkheid het gedeelte van het Oude Schoolpad heeft kunnen onttrekken aan de openbaarheid. Hij voert daartoe aan, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE6016, dat in dit geval onvoldoende aanleiding bestaat voor onttrekking aan de openbaarheid nu een dringende reden daarvoor ontbreekt. Daarbij wijst hij erop belang te hebben bij het behoud van de mogelijkheid om met een auto zijn perceel via het Oude Schoolpad te bereiken. Verder wijst [appellant] erop dat zijn perceel uit een oogpunt van brandveiligheid bereikbaar moet zijn voor hulpdiensten in geval van calamiteiten. De verminderde bereikbaarheid van zijn perceel zorgt voor waardedaling van de woning, aldus [appellant].

3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet een weg aan het openbaar verkeer te onttrekken, behoort tot de bevoegdheid van het bevoegd gezag, dat daarbij beleidsruimte heeft. De rechter toetst of het bevoegd gezag in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

3.2. De Afdeling overweegt dat volgens vaste jurisprudentie, waaronder onder meer de uitspraak van 28 november 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB8936), die dateert van na de door [appellant] genoemde uitspraak, voor het besluit tot onttrekking van een weg(deel) aan het openbaar verkeer geen dringende reden hoeft te bestaan.

Door het gebruik als tuin door [appellant] van het gedeelte van het pad ter hoogte van zijn perceel was het Oude Schoolpad geen doorgaande weg meer en werd het Oude Schoolpad ter hoogte van de percelen nummers [.] en [..] nog slechts door bestemmingsverkeer gebruikt. Het belang van [partij A] en [partij B] bij het vergroten van hun tuin is gelegen in vergroting van hun woongenot, zo heeft het college onweersproken gesteld. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat door het gedeelte van het Oude Schoolpad te onttrekken aan de openbaarheid, bovendien het woon- en leefklimaat van [partij A] en [partij B] verbetert, omdat na onttrekking door hen geen overlast meer kan worden ervaren van het stallen van voertuigen of het laden en lossen van voertuigen op het Oude Schoolpad ter hoogte van hun woning.

Voor zover [appellant] heeft gewezen op zijn belang om auto’s te kunnen stallen op het deel van het Oude Schoolpad waarop het besluit ziet, en daar te kunnen laden en lossen, overweegt de Afdeling dat het college daarin geen aanleiding heeft moeten zien af te zien van het aan het openbaar verkeer onttrekken van het weggedeelte. Daarbij komt betekenis toe aan de omstandigheid dat het stallen van voertuigen op de rijweg van een openbare weg niet is toegestaan.

Ter hoogte van de percelen [locatie 1] en 12 wordt een strook van 1 m niet aan het openbaar verkeer onttrokken, waardoor het perceel van [appellant] via die route bereikbaar blijft voor voetgangers en fietsers. Uit de stukken komt naar voren dat [appellant] nabij de grens met het Oude Schoolpad ter hoogte van het perceel met nummer 12 een hek heeft geplaatst. Ter zitting heeft [appellant] bevestigd dat het in de huidige situatie niet mogelijk is om via dat deel van het Oude Schoolpad met een auto zijn perceel te bereiken, omdat het hek daarvoor te smal is. De onttrekking van het gedeelte van het Oude Schoolpad aan het openbare verkeer heeft in zoverre dan ook geen nadelige gevolgen voor de bereikbaarheid van zijn perceel voor auto’s. Daarbij komt dat ter zitting is vast komen te staan dat het perceel van [appellant] na onttrekking ook via de aan de andere zijde van zijn perceel gelegen Kerkstraat en het zuidelijk deel van het Oude Schoolpad bereikbaar is voor al het openbare verkeer.

Vast staat dat hulpdiensten ten gevolge van het besluit via het Oude Schoolpad ter hoogte van de percelen met nummers [.] en [..] het perceel van [appellant] alleen nog op minder korte afstand kunnen bereiken. Uit een advies van de brandweer van 18 mei 2015 blijkt echter dat uitgangspunt is dat de toegang tot een object tot op minimaal 40 m bereikbaar moet zijn voor hulpdiensten en dat hieraan ook na uitvoering van het besluit voldaan wordt.

[appellant] heeft ter zitting over de bereikbaarheid nog erop gewezen dat onvoldoende gewicht is toegekend aan de omstandigheid dat hij door het besluit zijn perceel minder gemakkelijk kan splitsen, aangezien mogelijk niet beide gesplitste delen bereikbaar zijn voor auto’s. De Afdeling overweegt dat [appellant] ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij ten tijde van het besluit geen plannen had voor splitsing van zijn perceel. Het college heeft in dit betoog geen aanleiding hoeven zien om het gedeelte van het Oude Schoolpad niet aan de openbaarheid te onttrekken.

Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college in de bereikbaarheid van het perceel van [appellant] geen aanleiding heeft hoeven zien het gedeelte van het Oude Schoolpad niet aan de openbaarheid te onttrekken.

Voor zover [appellant] tot slot betoogt dat sprake is van waardedaling van zijn woning vanwege het besluit, overweegt de Afdeling dat als in dit opzicht al een nadelig gevolg kan worden verwacht, dit zodanig beperkt van omvang wordt geacht dat het college hierin geen aanleiding heeft moeten zien om af te zien van de onttrekking aan de openbaarheid van het weggedeelte.

Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het college in redelijkheid het besluit tot onttrekking aan het openbaar verkeer heeft kunnen nemen.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Jurgens w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018

163-866.