Uitspraak 201807760/2/R3


Volledige tekst

201807760/2/R3.
Datum uitspraak: 19 december 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. [verzoeker sub 1A], [verzoeker sub 1B] en [verzoeker sub 1C], allen wonend te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland (hierna gezamenlijk en in enkelvoud te noemen: [verzoeker sub 1]),
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], beiden wonend te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland,
3. [verzoeker sub 3], wonend te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland,
verzoekers,

en

1. de raad van de gemeente Steenwijkerland,
2. het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Giethoorn - Uitbreiding Hotel de Harmonie" vastgesteld.

Bij besluit van 13 augustus 2018, kenmerk WABO/2014/2492, heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een uitbreiding van Hotel De Harmonie en het graven van watergangen.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 4 december 2018, waar zijn verschenen:
- [verzoeker sub 1], in de persoon van [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B],
- [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], bijgestaan door mr. R.S. Wertheim, advocaat te Zwolle,
- [verzoeker sub 3], vertegenwoordigd door mr. R.S. Wertheim, voornoemd,
- de raad en het college, beide vertegenwoordigd door mr. M.R. Kruisselbrink, advocaat te Zwolle, en mr. M.A. Hoven,
- Hotel De Harmonie, vertegenwoordigd door mr. T. de Beet, werkzaam bij DAS.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan en de omgevingsvergunning zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt en maken - kort gezegd - de uitbreiding van Hotel De Harmonie aan de Beulakerweg 55 in Giethoorn mogelijk. De uitbreiding bestaat uit een nieuw gebouw voor 27 hotelkamers. Het gebouw heeft een goothoogte van maximaal 6,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 11,5 meter. De uitbreiding wordt verbonden met de bestaande bebouwing door een corridor met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 meter. Daarnaast maakt het plan een nieuw parkeerterrein met 100 parkeerplaatsen mogelijk en zal er een aantal watergangen op het perceel worden gegraven. Het geheel is voorzien op gronden waaraan in het vorige plan een agrarische bestemming is toegekend.

3. De voorzieningenrechter stelt vast dat Hotel De Harmonie in een e-mail van 31 oktober 2018 aan de behandelend ambtenaar bij de gemeente heeft geschreven dat de bouwactiviteiten pas in september 2019 zullen worden aangevangen. Wel zullen er voordien voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden, zoals het egaliseren van het land. Ter zitting is er geen duidelijkheid over verkregen welke andere werkzaamheden al eerder zullen worden uitgevoerd en wanneer deze zullen plaatsvinden.

De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de Afdeling een uitspraak in de hoofdzaak zal doen voordat de bouwactiviteiten beginnen. Ter beoordeling staat daarom of vanwege de overige activiteiten aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen. Naar de voorzieningenrechter begrijpt, gaat het verzoekers dan met name om de aanleg van het parkeerterrein, het graven van nieuwe watergangen, gepaard gaande met een gestelde uitbreiding van de rondvaartactiviteiten.

4. Ter onderbouwing van de onomkeerbaarheid van de gevolgen van de genoemde activiteiten wijzen verzoekers erop dat het plangebied grenst aan Natura 2000-gebied De Wieden. In De Wieden is sprake van een overschrijding van de kritische depositiewaarde voor diverse habitattypen. Voor dit PAS-gebied geldt daarnaast een verlaagde grenswaarde van 0,05 mol/ha/jr.

Verzoekers voeren aan dat aan het ontwerpplan nog een berekening met AERIUS Calculator ten grondslag lag, met als uitkomst dat het plan leidt tot een depositie van 0,091 mol/ha/jr. Aan het vastgestelde plan is een andere berekening met AERIUS Calculator ten grondslag gelegd, waarvan de uitkomst is dat het plan leidt tot een depositie van minder dan 0,05 mol/ha/jr. Volgens verzoekers kan dit verschil alleen worden verklaard doordat de invoergegevens van de berekening zijn gewijzigd en naar het gewenste resultaat toe is gerekend. Zij hebben dit geconcretiseerd door erop te wijzen dat de verwachte toename van het aantal tourbussen buiten de berekening is gelaten. Ook bestrijden zij dat de te verwachten verkeersstromen zich grotendeels zullen afwikkelen via de N334, waarvan de raad is uitgegaan. Daarnaast voeren verzoekers aan dat niet is onderzocht wat de gevolgen van de uitvoeringswerkzaamheden zijn voor het Natura 2000-gebied.

5. De raad heeft bij het verweerschrift een nieuwe berekening met AERIUS Calculator overgelegd, waarin rekening is gehouden met de toename van het aantal tourbussen. Volgens de raad volgt ook uit deze berekening dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitattypen in De Wieden. Het verschil met de berekening die aan het ontwerpplan ten grondslag lag, komt volgens de raad doordat voor de eerdere berekening nog niet tot uitgangspunt was genomen dat geen rekening hoeft te worden gehouden met bestemmingsverkeer dat geacht kan worden te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Daarvan is volgens de raad sprake als het af- en aanrijdende verkeer op de provinciale N334 rijdt, waarbij hij ervan uitgaat dat 85% van het aantal extra motorvoertuigen via de N334 zal rijden.

6. De voorzieningenrechter overweegt dat vaste rechtspraak bij de beoordeling van de milieugevolgen van inrichtingen is dat de gevolgen voor het milieu van het af- en aanrijdende verkeer niet meer aan het in werking zijn van een inrichting worden toegerekend, indien dit verkeer kan worden geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld. De voorzieningenrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat dit uitgangspunt onverkort kan worden toegepast bij de beantwoording van de vraag of een plan significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben. Evenmin is de voorzieningenrechter ervan overtuigd dat de raad, zou dit uitgangspunt onverkort kunnen worden toegepast, aan dit uitgangspunt in dit geval ook een juiste toepassing heeft gegeven. Voor de beantwoording van deze vragen is nader onderzoek in de hoofdzaak vereist. Daarbij komt dat de raad de gevolgen van de uitvoeringswerkzaamheden voor het Natura 2000-gebied niet heeft onderzocht. Gelet hierop en vanwege de voor het ontwerpplan nog berekende depositie van 0,091 mol/ha/jr, betwijfelt de voorzieningenrechter of op grond van de overgelegde stukken kan worden uitgesloten dat het plan significante gevolgen voor Natura 2000-gebied De Wieden kan hebben.

7. Gelet op het voorgaande betwijfelt de voorzieningenrechter dan ook of de raad de gevolgen van het plan voor het Natura 2000-gebied De Wieden zorgvuldig heeft onderzocht. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de navolgende voorlopige voorziening te treffen.

8. De overige gronden van de verzoeken kunnen buiten bespreking blijven.

9. Ten aanzien van [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] en [verzoeker sub 3] dienen de raad en het college op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij ziet de voorzieningenrechter aanleiding hun verzoeken te behandelen als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] en [verzoeker sub 3] ter zitting van 4 december 2018 zijn bijgestaan respectievelijk vertegenwoordigd door dezelfde rechtsbijstandsverlener en dat de door deze rechtsbijstandverlener namens hen ingediende verzoekschriften nagenoeg identiek zijn. Gelet hierop worden de verzoeken wat betreft de vergoeding van kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als één zaak beschouwd en zal deze vergoeding naar rato worden toegekend.

Ten aanzien van [verzoeker sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening:

a. het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 19 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Giethoorn - Uitbreiding Hotel de Harmonie";

b. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland van 13 augustus 2018, kenmerk WABO/2014/2492, tot verlening van een omgevingsvergunning aan Hotel De Harmonie;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Steenwijkerland en het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van hun verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van:

a. € 501,00 (zegge: vijfhonderdéén euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de bestuursorganen aan hun betalingsverplichting hebben voldaan;

b. € 501,00 (zegge: vijfhonderdéén euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [verzoeker sub 3];

III. gelast dat de raad van de gemeente Steenwijkerland en het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht vergoeden ten bedrage van:

a. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [verzoeker sub 1A], [verzoeker sub 1B] en [verzoeker sub 1C], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de bestuursorganen aan hun betalingsverplichting hebben voldaan,

b. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de bestuursorganen aan hun betalingsverplichting hebben voldaan,

c. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [verzoeker sub 3].

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boer
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018

745.