Uitspraak 201809260/1/A1


Volledige tekst

201809260/1/A1.
Datum uitspraak: 14 december 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te Dreumel, gemeente West Maas en Waal, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoeker,

en

het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2018 heeft het dagelijks bestuur de locatie W019R ter hoogte van [locatie] te Dreumel aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 november 2018, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, zijn verschenen.

Overwegingen

1. In het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur de locatie W019R ter hoogte van [locatie] te Dreumel aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoeker] woont op [locatie]. [verzoeker] heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het dagelijks bestuur tot de plaatsing van de ORAC zal overgaan voordat het op zijn bezwaren heeft beslist.

2. [verzoeker] betoogt dat het dagelijks bestuur ORAC niet in redelijkheid de locatie W019R heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Daartoe voert hij onder meer het volgende aan. Aanvankelijk had het dagelijks bestuur een ORAC voorzien aan de overkant van de straat ter hoogte van Irenestraat [.]. Onduidelijk is waarom het dagelijks bestuur die locatie heeft gewijzigd in [locatie]. Om de ORAC te kunnen plaatsen nabij [locatie] moet het wegdek worden aangepast en moeten kabels worden verlegd. De voorziene locatie is daarmee in strijd met punt 15 van de richtlijnen die het dagelijks bestuur hanteert. Ook zal de voorziene locatie in een bocht volgens [verzoeker] leiden tot een verkeersonveilige situatie. De aangepaste bocht zal te krap zal worden voor doorgaand vrachtverkeer afkomstig van diverse bedrijven vanaf de Dorpstraat. Om de bocht te kunnen nemen zal het vrachtverkeer de linkerzijde van de weg moeten aanhouden. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft [verzoeker] erop gewezen dat er veiliger alternatieve locaties zijn.

3. Bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van ORAC’s heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC's heeft het dagelijks bestuur de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" van 19 april 2018 gehanteerd. Hierin zijn 19 eisen vastgelegd waar de locaties aan moeten voldoen.

4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het dagelijks bestuur het besluit van 23 oktober 2018 algemeen heeft geformuleerd en dat dit geen motivering bevat met betrekking tot de keuze van de aangewezen locatie.

5. Het dagelijks bestuur heeft in een door Antea Group opgestelde memo van 27 november 2018 gereageerd op onder meer de stelling dat kabels worden verlegd. Ook is een tekening overgelegd met daarop de aangepaste bochtstraal. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de aanvankelijke locatie Irenestraat [.] op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal is gewijzigd omdat het college de locatie aan de Irenestraat [.] niet veilig genoeg achtte. Gelet op de volgens de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" aan te houden afstand tot de gevel, zou de ORAC ter hoogte van Irenestraat [.] deels op de weg geplaatst moeten worden. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat ter hoogte van [locatie] met inachtneming van de aan te houden afstand tot de gevel een groter trottoir kan worden gemaakt waarop de ORAC kan worden geplaatst. In de memo is vermeld dat twee datakabels worden verplaatst vanwege het ontbreken van een andere geschikte locatie binnen het gebied en omdat deze kabels gemakkelijk kunnen worden verplaatst. Op de tekening met daarop de aangepaste bochtstraal is vermeld dat het college de bocht zal uitzetten, waarna de exacte locatie van de ORAC kan worden bepaald. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat er geen alternatieve locaties zijn vanwege de aanwezigheid van kabels en leidingen.

6. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de memo is niet ingegaan op de door [verzoeker] gestelde verkeersonveilige situatie. Gelet op de stelling van [verzoeker] dat de bocht van de Dorpstraat na aanpassing te krap zal worden voor doorgaand vrachtverkeer, had dat wel op de weg van het dagelijks bestuur gelegen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de aanvankelijke locatie ter hoogte van Irenestraat [.] aan de overkant van de straat niet veilig genoeg is bevonden. De voorzieningenrechter is verder nog niet overtuigd van het ontbreken van alternatieve locaties. Het ligt op de weg van het dagelijks bestuur om het ontbreken van alternatieven nader te motiveren. De voorzieningenrechter acht het op voorhand niet uitgesloten dat het dagelijks bestuur in het nog te nemen besluit op bezwaar, in afwijking van het besluit van 23 oktober 2018, de locatie ter hoogte van [locatie] anders zal invullen of voor een alternatieve locatie zal kiezen.

7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en na afweging van alle betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek van [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

8. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het dagelijks bestuur van Avri van 23 oktober 2018, kenmerk UIT-18-00562, voor zover dit besluit betrekking heeft op locatie W019R ter hoogte van [locatie] te Dreumel, totdat op het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar is beslist;

II. veroordeelt het dagelijks bestuur van Avri tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 80,37 (zegge: tachtig euro en zevenendertig cent);

III. gelast dat het dagelijks bestuur van Avri aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Smulders-Wijgerde
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2018

672.