Uitspraak 201709049/1/R2


Volledige tekst

201709049/1/R2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Sint-Michielsgestel,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Sint-Michielsgestel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Sint-Michielsgestel,
4. [appellant sub 4], wonend te Sint-Michielsgestel,

en

de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Vestdijkstraat/Schijndelseweg Sint-Michielsgestel" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2], [appellant sub 4], de raad en BDP Ontwikkeling B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2018, waar [appellant sub 2] en [appellant sub 4], beiden vertegenwoordigd door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, [appellant sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door M. van Geel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting BPD Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan betreft een herziening van een deel van het op 13 januari 2011 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Seminarielaan Beekvlietstraat Sint-Michielsgestel". Het plan voorziet in de bouw van ten hoogste 11 woningen. De oostzijde van het plangebied grenst aan de Vestdijkstraat en de zuidzijde van het plangebied grenst aan de Schijndelseweg. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] wonen ten noorden en ten westen van het plangebied.

Ontvankelijkheid

2. [appellant sub 3] en anderen hebben in hun aanvullend beroepschrift van 12 december 2017 beroepsgronden aangevoerd tegen het besluit van 5 oktober 2017 van het college van burgemeester en wethouders om hogere waarden vast te stellen voor de geluidbelasting van de in het plan voorziene woningen vanwege de Schijndelseweg.

Dat besluit is op 5 oktober 2017 bekendgemaakt. De termijn voor het instellen van beroep tegen dat besluit liep tot en met 16 november 2017. Binnen die termijn hebben [appellant sub 3] en anderen geen beroep tegen dat besluit ingesteld. Het op 16 november 2017 bij de Raad van State ingekomen beroepschrift is alleen gericht tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Vestdijkstraat/Schijndelseweg Sint-Michielsgestel". Het aanvullend beroepschrift is op 12 december 2017 bij de Raad van State ingekomen. Dit is na het einde van de daarvoor geldende beroepstermijn. [appellant sub 3] en anderen hebben geen omstandigheden gesteld die aanleiding geven voor het oordeel dat het niet tijdig indienen van het beroep hen redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep van [appellant sub 3] en anderen is daarom, voor zover zij beroep hebben ingesteld tegen het besluit van 5 oktober 2017, niet-ontvankelijk.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Aanduiding bouwhoogte

4. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] betogen dat in de verbeelding aan het westelijke bouwvlak ten onrechte geen aanduiding met de maximum bouwhoogte is toegekend. Daardoor geldt ter plaatse geen maximale goot- en bouwhoogte, hetgeen volgens hen in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

4.1. Artikel 5, lid 5.2.2, van de planregels luidt, voor zover hier van belang: "Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

[…]

e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" is aangegeven;

[…]"

4.2. In de verbeelding is aan het westelijke bouwvlak op de gronden met de bestemming "Wonen" en de aanduidingen "aaneengebouwd" en "maximum aantal wooneenheden = 3" geen aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" toegekend.

4.3. De raad heeft erkend dat voor het westelijke bouwvlak de maximale goot- en bouwhoogte abusievelijk niet in de verbeelding is aangeduid. De raad heeft beoogd voor dit bouwvlak dezelfde goot- en bouwhoogte te hanteren als voor het oostelijke bouwvlak, te weten 6 m respectievelijk 10,5 m. Nu het plan onbedoeld voor één van de twee bouwvlakken in de verbeelding geen beperkingen stelt aan de maximale goot- en bouwhoogte en daardoor onbegrensde bouwmogelijkheden biedt, is het plan naar het oordeel van de Afdeling in zoverre in strijd met de rechtszekerheid vastgesteld.

Het betoog slaagt.

4.4. De Afdeling gaat hierna uit van hetgeen de raad heeft beoogd te regelen.

Stedenbouwkundige aanvaardbaarheid

5. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] betogen voorts dat de in het plan voorziene ontwikkeling niet passend is binnen de omgeving van het plangebied. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen voeren in dit verband aan dat de bouwhoogte van de in het plan voorziene woningen ten onrechte hoger is dan de bouwhoogte van de woningen in de omgeving van het plangebied. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat het plan ten onrechte voorziet in woningen met twee bouwlagen met een kap, terwijl in de omgeving van het plangebied woningen met slechts één bouwlaag en een kap staan. Voorts betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de woningen niet passen binnen het landelijke straatbeeld van de Schijndelseweg en bij de langgevelboerderij aan de Schijndelseweg 39 te Sint-Michielsgestel. [appellant sub 1] voert in dit kader nog aan dat het bouwvlak ten onrechte niet in verhouding staat tot de zogenoemde footprint van de voorheen op het perceel staande langgevelboerderij.

5.1. In het plangebied stond voorheen uitsluitend de door [appellant sub 1] genoemde langgevelboerderij. Vast staat dat verwezenlijking van het plan ertoe leidt dat een groter oppervlak is bebouwd dan voorheen het geval was. Gelet op artikel 5, lid 5.2.2, van de planregels in samenhang gelezen met de verbeelding en hetgeen onder 5.4 is overwogen, bedraagt de goot- en bouwhoogte voor de voorziene woningen in het plangebied 6 m respectievelijk 10,5 m. Volgens de planregels van het bestemmingsplan "Seminarielaan Beekvlietstraat Sint-Michielsgestel", dat geldt in de directe omgeving van het plangebied, bedraagt de goot- en bouwhoogte van de direct omliggende woningen aan de Schijndelseweg 6 m respectievelijk 10 m, bedraagt de goot- en bouwhoogte van de direct omliggende woningen aan de Vestdijkstraat 6 m respectievelijk 11 m en bedraagt de goot- en bouwhoogte van andere omliggende woningen 7 m respectievelijk 11 m. In de omgeving van het plangebied mogen dus woningen worden gebouwd met nagenoeg dezelfde goot- en bouwhoogte als de goot- en bouwhoogte van de woningen die het plan mogelijk maakt.

In de plantoelichting is beschreven dat de Schijndelseweg een oorspronkelijk bebouwingslint in Sint-Michielsgestel is. Aan het lint komen van oorsprong langgevelboerderijen voor. Tussen deze oorspronkelijke massa’s worden aan de Schijndelseweg nieuwe woningen toegevoegd die de bestaande langgevelarchitectuur voortzetten, aldus de plantoelichting. De Afdeling stelt vast dat de in het plan voorziene woningen in omvang aansluiten op de direct ten westen daarvan staande woningen aan de Schijndelseweg.

De in het plan mogelijk gemaakte aaneengeschakelde woningen zijn voorts evenwijdig aan het lint op de Schijndelseweg georiënteerd, derhalve in dezelfde richting als de voorheen op het perceel staande langgevelboerderij.

Onder deze omstandigheden heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in het plan voorziene woningen wat betreft omvang, bouwhoogte en ligging passen binnen het straatbeeld van de Schijndelseweg en bij de langgevelboerderij aan de Schijndelseweg 39 te Sint-Michielsgestel.

Het betoog faalt.

Woonvisie 2016 - 2021

6. [appellant sub 1] betoogt dat de in het plan voorziene woningen niet passen binnen de Woonvisie 2016 - 2021, die op 23 juni 2016 is vastgesteld door de raad (hierna: de woonvisie). In dit verband voert hij aan dat in de woonvisie prioriteit wordt gelegd bij sociale woningbouw, waaronder starterswoningen, terwijl volgens hem geen van de in het plan mogelijk gemaakte woningen in het starterssegment valt.

6.1. In de woonvisie staat dat de beschikbaarheid van goedkope huurwoningen in Sint-Michielsgestel onder druk staat. Voorts is in de woonvisie beschreven dat er meer vraag wordt verwacht naar middeldure huur- en sociale koopwoningen. De raad spreekt zijn voorkeur uit voor het scenario waarbij voor 70% wordt ingezet op sociale woningbouw, voornamelijk voor huurwoningen, maar ook voor sociale koop in het starterssegment. De overige 30% mag vrije sector huur of koop zijn. Voorts staat in de woonvisie dat er, door ook woningen te bouwen in het middeldure segment, meer mogelijkheden komen voor de doelgroep die net te veel verdient voor de sociale huursector.

6.2. Gelet op de door [appellant sub 1] ter zitting gegeven toelichting, gaat het hem er in het bijzonder om dat er in de gemeente Sint-Michielsgestel te weinig sociale woningen beschikbaar zijn. Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II 2009-2010, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

Het belang van [appellant sub 1] is erin gelegen dat hij gevrijwaard blijft van een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat. De in de woonvisie opgenomen uitgangspunten hebben tot doel om, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, te bewerkstelligen dat voor groepen met lagere inkomens voldoende betaalbare nieuwbouwwoningen worden gebouwd. Daarmee beroept [appellant sub 1] zich op aspecten van een goede ruimtelijke ordening, als neergelegd in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, die niet strekken tot de bescherming van zijn belang, maar die strekken tot bescherming van de belangen van woningzoekenden. Om deze reden is de Afdeling van oordeel dat het in artikel 8:69a van de Awb opgenomen relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van het besluit vanwege deze beroepsgrond. De Afdeling laat deze beroepsgrond dan ook buiten beschouwing.

Parkeeroverlast

7. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] vrezen voor parkeeroverlast. [appellant sub 1] voert in dit verband aan dat in de planregels geen parkeernormen zijn gesteld, waardoor zowel de aanleg als de instandhouding van de parkeerplaatsen onvoldoende is verzekerd. [appellant sub 3] en anderen voeren aan dat de parkeerdruk in de Vestdijkstraat in de bestaande situatie al hoog is. Zij wijzen erop dat de parkeerplaatsen in de openbare ruimte toegewezen parkeerplaatsen zijn, waardoor minder parkeercapaciteit bestaat in vergelijking met een situatie waarin alle parkeerplaatsen openbaar zijn. Verder wijzen [appellant sub 3] en anderen erop dat de bestaande hoge parkeerdruk mede wordt veroorzaakt door gasten van de nabijgelegen Bed & Breakfast, wandelaars en carpoolers. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] voeren voorts aan dat de raad 6 bestaande parkeerplaatsen ten onrechte heeft toegerekend aan de in het plan voorziene woningen. In dat verband voeren zij aan dat voor de 77 in het bestemmingsplan "Seminarielaan Beekvlietstraat Sint-Michielsgestel" mogelijk gemaakte woningen in totaal 147 parkeerplaatsen verwezenlijkt moesten worden, waarvan 74 op eigen terrein en 73 in het openbaar gebied. Dat van de 77 in dat plan mogelijk gemaakte woningen er 3 niet zijn gerealiseerd, betekent volgens hen niet dat de 6 gerealiseerde parkeerplaatsen die in dat plan waren voorzien voor de 3 niet-gerealiseerde woningen, niet meer nodig zijn voor de 74 woningen die wel zijn gerealiseerd.

7.1. Niet in geschil is dat voor de 11 voorziene woningen in totaal 19 parkeerplaatsen nodig zijn om onaanvaardbare parkeeroverlast te voorkomen. Ingevolge artikel 4 van de planregels zijn de voor "Verkeer-Verblijfsgebied" bestemde gronden onder meer bestemd voor parkeervoorzieningen. Figuur 2 van de plantoelichting bevat een situatieschets, waarbij op de gronden waaraan in het plan de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" is toegekend 19 parkeerplaatsen zijn ingetekend, waaronder de 6 door [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] bedoelde bestaande parkeerplaatsen. Daaruit volgt dat binnen de gronden met die bestemming voldoende ruimte bestaat om die parkeerplaatsen te verwezenlijken. Voorts is ter zitting door de raad toegelicht dat de gronden met de bestemming "Verkeer" waarop de parkeerplaatsen mogelijk worden gemaakt thans in eigendom zijn van BDP Ontwikkeling B.V. maar na verwezenlijking van het plan zullen worden overgedragen aan de gemeente en dat dit is vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Nu de gemeente eigenaar wordt van de aangelegde parkeerplaatsen heeft de gemeente het in haar macht om die parkeerplaatsen na aanleg te behouden. De aanleg van de parkeerplaatsen en het behoud daarvan na de aanleg daarvan is daarmee voldoende publiekrechtelijk verzekerd.

Wat betreft het betoog van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] dat de raad bij de beoordeling van de in het plan mogelijk gemaakte parkeercapaciteit ten onrechte rekening heeft gehouden met voormelde 6 parkeerplaatsen overweegt de Afdeling als volgt.

In de plantoelichting is uiteengezet dat die parkeerplaatsen zijn aangelegd in verband met 3 binnen het plangebied van het thans voorliggende plan te verwezenlijken woningen die mogelijk werden gemaakt in het bestemmingsplan "Seminarielaan Beekvlietstraat Sint-Michielsgestel".

De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, nu in het plangebied van dat plan niet 77, maar 74 woningen zijn gebouwd, de parkeerbehoefte voor de woningen die op grond van dat plan zijn gebouwd niet 147, maar 141 bedraagt. De raad heeft ter zitting gesteld dat ten behoeve van de woningen in het plangebied van het plan "Seminarielaan, Beekvlietstraat Sint-Michielsgestel" 147 parkeerplaatsen zijn verwezenlijkt, dat wil zeggen 6 meer dan nodig zijn voor de verwezenlijkte woningen, hetgeen niet gemotiveerd is weersproken. De raad heeft onder die omstandigheden de 6 parkeerplaatsen, die ook alle in het plangebied liggen, naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid kunnen toerekenen aan de voor het plan benodigde parkeercapaciteit.

Voor zover [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd dat de parkeerdruk in de omgeving in de bestaande situatie al groot is, onder meer ten gevolge van een nabij gelegen Bed & Breakfast, overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening moet houden met de parkeerdruk die het gevolg is van het plan. Het is niet nodig dat dit plan bestaande parkeeroverlast in de omgeving van het plangebied, wat daarvan ook zij, oplost (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2410, onder 7.2).

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verwezenlijking van het plan niet leidt tot onaanvaardbare parkeeroverlast.

Het betoog faalt.

Verkeersonveilige situatie

8. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] betogen dat verwezenlijking van het plan tot een verkeersonveilige situatie zal leiden. In dit kader voeren [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen aan dat het plan bebouwing op korte afstand van de straat mogelijk maakt, waardoor het zicht vanaf de Vestdijkstraat op de T-splitsing met de Schijndelseweg wordt belemmerd. [appellant sub 1] voert voorts aan dat niet duidelijk uit het plan volgt of het bestaande voetpad dat, evenwijdig aan de Schijndelseweg, ten westen en ten oosten van het plangebied ligt, in de zuidzijde van het plangebied wordt doorgetrokken. Verder betogen [appellant sub 3] en anderen dat de toename van het aantal verkeersbewegingen onjuist is berekend. In dat verband voeren zij aan dat de raad voor de beoordeling van de verkeerstoename ten onrechte is uitgegaan van een toename van 6 woningen in het plangebied.

8.1. In de plantoelichting staat dat een aaneengebouwde woning een verkeersaantrekkende werking van 7 motorvoertuigbewegingen per etmaal heeft en dat het plan voorziet in 11 woningen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het geldende bestemmingsplan al 5 woningen mogelijk maakt. Dat betekent dat ten gevolge van het plan het aantal verkeersbewegingen toeneemt met 42 (6 woningen x 7 verkeersbewegingen), zo is in de plantoelichting beschreven.

Nu het plan voorziet in de bouw van 11 aaneengebouwde woningen en in het voorheen geldende plan binnen het plangebied reeds 5 woningen mogelijk werden gemaakt, geeft hetgeen [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de toename van het aantal verkeersbewegingen onjuist heeft beoordeeld.

8.2. Het plangebied ligt ten noordwesten van de kruising van de Vestdijkstraat en de Schijndelseweg. Tussen het plangebied en de Schijndelseweg ligt een fietspad. De afstand van het bouwvlak op de gronden met de bestemming "Wonen" tot het fietspad bedraagt ongeveer 3,5 m. De afstand van dat bouwvlak tot de Schijndelseweg bedraagt ongeveer 7,8 m. Ten zuiden van de gronden met de bestemming "Wonen", direct grenzend aan het bouwvlak, liggen gronden waaraan in het plan de bestemming "Tuin" is toegekend. Op die gronden mogen ingevolge artikel 3, lid 3.2.2, van de planregels erkers aan de woning met een diepte van maximaal 1,5 m worden gebouwd. Dit betekent dat het plan het mogelijk maakt bebouwing op te richten op een afstand van ongeveer 2 m van het fietspad aan de Schijndelseweg en ongeveer 6,3 m van die weg. De afstand van het bouwvlak tot de Vestdijkstraat bedraagt ongeveer 3,5 m. Ingevolge artikel 3, lid 3.2.3, onderdeel a, van de planregels mag de bouwhoogte van erfafscheidingen op de gronden met de bestemming "Tuin" niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen. Voorts heeft het verkeer op de Schijndelseweg voorrang op het verkeer op de Vestdijkstraat. Op de Vestdijkstraat geldt een snelheidsregime van 30 km/u en op de Vestdijkstraat is vlak voor de T-splitsing een drempel aanwezig.

Onder deze omstandigheden zullen weggebruikers op de Vestdijkstraat de T-splitsing met de Schijndelseweg stapvoets benaderen. Gelet op de afstand tussen de in het plan mogelijk gemaakte bebouwing en de Vestdijkstraat, alsmede de afstand van die bebouwing tot het fietspad en de Schijndelseweg, en de maximaal toegestane hoogte van de erf- en terreinafscheidingen, zal de in het plan voorziene bebouwing ter plaatse van de kruising Vestdijkstraat Schijndelseweg naar het oordeel van de Afdeling niet leiden tot een ernstige belemmering van het zicht vanaf de Vestdijkstraat op de Schijndelseweg. De raad heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verwezenlijking van het plan niet meebrengt dat het zicht op de T-splitsing zodanig wordt belemmerd dat dit leidt tot een verkeersonveilige situatie.

Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] dat een verkeersonveilige situatie zal ontstaan als het bestaande voetpad, evenwijdig aan de Schijndelseweg, in de zuidzijde van het plangebied niet wordt doorgetrokken, overweegt de Afdeling het volgende. De raad heeft ter zitting toegelicht dat op de gronden met de bestemming "Tuin" die in het verlengde liggen van het bestaande voetpad, een voetpad zal worden gerealiseerd. De bestemming "Tuin" verzet zich daar niet tegen.

Het betoog faalt.

Groene entree

9. [appellant sub 3] en anderen betogen dat ten onrechte niet in het plan is verzekerd dat tussen de hoekkavel en de Vestdijkstraat een groene berm met sloot zal worden aangelegd, waarmee een groene entree van de buurt zou ontstaan.

9.1. Figuur 2 van de plantoelichting bevat een situatieschets, waarbij op de gronden die grenzen aan de oostzijde van het plangebied een groenstrook is ingetekend. De Afdeling stelt vast dat die gronden waarop de beroepsgrond ziet buiten het plangebied liggen. In het kader van dit beroep is de bestemming van die gronden niet aan de orde. De Afdeling merkt nog op dat ter plaatse van deze gronden het bestemmingsplan "Buitengebied Sint-Michielsgestel" geldt. Aan de gronden waarop de groenstrook is voorzien is in dat plan de bestemming "Verkeer" toegekend. Ingevolge artikel 18, lid 18.1, onderdeel v, van de planregels bij dat plan zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden mede bestemd voor groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting. In zoverre is er geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de groenstrook zal worden aangelegd.

Het betoog faalt.

Wateroverlast

10. [appellant sub 3] en anderen vrezen voor wateroverlast. Zij stellen dat de afwatering in de huidige situatie niet voldoet. Zij wijzen op het rapport "Infiltratieonderzoek Schijndelseweg 41, Sint Michielsgestel" van Aeres Milieu van 17 oktober 2007. Daaruit blijkt volgens [appellant sub 3] en anderen dat de bodem op de locaties waar in de wijk Parkhagen twee zogenoemde wadi’s zijn aangelegd, ongeschikt zijn voor infiltratiemogelijkheden. Zij stellen voorts dat in de bestaande wadi’s bijna altijd water staat. Zij vrezen dat de afwatering door de extra bebouwing die het plan mogelijk maakt verder zal verslechteren.

10.1. Ingevolge artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor vergezeld van een toelichting, waarin is neergelegd een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

In de plantoelichting is een waterparagraaf opgenomen als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro. Daarin staat dat als uitgangspunt geldt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Het doel van dat uitgangspunt is om te voorkomen dat hemelwater als gevolg van uitbreiding van het verhard oppervlak versneld op het watersysteem wordt geloosd. Voor lozingen op een oppervlaktewater eist het waterschap daarom een vervangende berging, die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken die op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Volgens de keur van het waterschap geldt voor projecten tot 2.000 m2 geen compensatieverplichting, aldus de plantoelichting.

De raad heeft onweersproken gesteld dat de maximale toename van verharding in het onderhavige plan 1.200 m2 bedraagt, zodat er geen compensatieverplichting bestaat. Gelet op die beperkte toename van de verharding heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor wateroverlast ten gevolge van de in het plan mogelijk gemaakte woningen niet behoeft te worden gevreesd.

De niet onderbouwde stelling van [appellant sub 3] en anderen dat de afwatering in de situatie zonder in het plan mogelijk gemaakte woningen al onvoldoende is, acht de Afdeling ontoereikend voor het oordeel dat zich onaanvaardbare wateroverlast voordoet.

Het betoog faalt.

Uitzicht en privacy

11. [appellant sub 2] vreest voor een aantasting van zijn uitzicht en privacy.

11.1. Het plan maakt de bouw van 11 woningen mogelijk met een goot- en bouwhoogte van 6 m respectievelijk 10,5 m. De afstand tussen de woning van [appellant sub 2] en de voorziene woningen bedraagt ongeveer 34 m. De woning van [appellant sub 2] staat ten noorden van het plangebied en is oost-west georiënteerd, terwijl de in het plan voorziene woningen ten zuiden van zijn woning komen te staan.

Vanwege de goot- en bouwhoogte van de voorziene woningen en de afstand van de woning van [appellant sub 2] tot de in het plan voorziene woningen, is het zicht dat [appellant sub 2] op de voorziene woningen zal hebben, en vice versa, beperkt. Voorts is de afstand tussen de in het plan mogelijk gemaakte woningen en de woning van [appellant sub 2] niet ongebruikelijk in een stedelijke omgeving als hier aan de orde. Hoewel [appellant sub 2] vanaf zijn perceel zicht heeft op de in het plan mogelijk gemaakte woningen heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verwezenlijking van het plan geen onaanvaardbare aantasting van het uitzicht en van de privacy van [appellant sub 2] meebrengt.

Het betoog faalt.

Conclusie

12. Het beroep van [appellant sub 3] en anderen tegen het besluit van 5 oktober 2017 is niet-ontvankelijk. De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] tegen het besluit van 14 september 2017 zijn gegrond. Het besluit van 14 september 2017 dient te worden vernietigd voor zover daarin een aanduiding maximum goot- en bouwhoogte voor de gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het westelijke bouwvlak met de aanduidingen "aaneengebouwd" en "maximum aantal wooneenheden = 3" ontbreekt. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

Zelf voorzien

13. De raad heeft de Afdeling gevraagd om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het plan zo aan te passen dat het onder 6.3 geconstateerde gebrek wordt hersteld. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] hebben hiermee ingestemd. Nu niet aannemelijk is dat derden hierdoor in hun belangen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd.

Opdracht

14. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskostenveroordeling

15. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 4] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij ziet de Afdeling aanleiding de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 4] te beschouwen als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarvoor ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, en onderdeel C2 van de bijlage bij dat besluit een wegingsfactor van 1 moet worden toegepast. Hierbij betrekt de Afdeling dat appellanten ter zitting van 30 augustus 2018 zijn bijgestaan door dezelfde rechtsbijstandsverlener en dat de door deze rechtsbijstandverlener namens [appellant sub 2] en [appellant sub 4] ingediende beroepschriften nagenoeg identiek zijn. Voor het indienen van die beroepschriften en het verschijnen ter zitting worden in totaal 2 punten toegekend. De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten worden evenredig verdeeld tussen [appellant sub 2] en [appellant sub 4].

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 3] en anderen, voor zover het is gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 5 oktober 2017, waarbij ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan "Vestdijkstraat/Schijndelseweg Sint-Michielsgestel" voor de in dat plan voorziene woningen een hogere waarde als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder is vastgesteld, niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 3] en anderen voor het overige en de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 4] gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 14 september 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Vestdijkstraat/Schijndelseweg Sint-Michielsgestel" voor zover daarin een aanduiding maximum goot- en bouwhoogte voor de gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het westelijke bouwvlak met de aanduidingen "aaneengebouwd" en "maximum aantal wooneenheden = 3" ontbreekt;

IV. bepaalt dat de aanduidingen "Maatvoering: maximum goothoogte (m) = 6" en "Maatvoering: maximum bouwhoogte (m) = 10,5" worden toegekend aan de gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het westelijke bouwvlak met de aanduidingen "aaneengebouwd" en "maximum aantal wooneenheden = 3";

V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit, voor zover dit is vernietigd;

VI. draagt de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel IV. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VII. verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond;

VIII. veroordeelt de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel tot vergoeding van bij [appellant sub 3] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 euro (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel tot vergoeding van bij [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IX. gelast dat de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3] en anderen, € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 4] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2018

325-880.