Uitspraak 201802910/1/A2


Volledige tekst

201802910/1/A2.
Datum uitspraak: 15 oktober 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2018 in zaak nr. 17/4168 in het geding tussen:

[appellant]

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).

Openbare zitting gehouden op 15 oktober 2018 om 10:30 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. G.M.H. Hoogvliet voorzitter

griffier: mr. B. van Dokkum

Verschenen:
Het CBR, vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van 1 maart 2018 van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het besluit van het CBR van 28 juni 2017 niet-ontvankelijk is verklaard.

De Afdeling
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2018 in zaak nr. 17/4168;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Daartoe overweegt zij het volgende:
- [appellant] had, anders dan de rechtbank heeft overwogen, wel belang bij een beoordeling van zijn beroep, omdat de onderzoeken hem geld hebben gekost.
- De rechtbankuitspraak wordt daarom vernietigd.
- Dit betekent dat de Afdeling het beroep van [appellant] moet beoordelen.
- Wat [appellant] naar voren heeft gebracht is onvoldoende om het mutatierapport voor onjuist te houden. De Afdeling gaat uit van de feiten zoals die in dat rapport zijn opgenomen. Op basis van die feiten mocht het CBR een vermoeden van ongeschiktheid aannemen.
- Dit betekent dat het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond wordt verklaard.
- Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
- De griffier zal het door [appellant] betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetalen. Dit gaat om € 253,00.

w.g. Hoogvliet w.g. Van Dokkum

lid van de enkelvoudige kamer griffier

480.