Uitspraak 201704097/3/R2


Volledige tekst

201704097/3/R2.
Datum uitspraak: 24 oktober 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden,
appellant,

en

de raad van de gemeente Reusel-De Mierden,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1388, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 21 maart 2017 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 3 juli 2018, heeft de raad het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Reusel, herziening Molenstraat 8-8a-8b (De Mulder)" gewijzigd, teneinde de gebreken te herstellen.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant] daarover een zienswijze naar voren gebracht.

Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1. Onder 7.1 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad het plan zodanig dient te wijzigen dat in de planregels het maximale aantal woningen wordt opgenomen en dat in artikel 6, lid 6.3, van de planregels de correcte parkeernorm per woning wordt opgenomen, al dan niet onder verwijzing naar gemeentelijke parkeernormen of de aanbevelingen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de grond-, water-, wegenbouw- en verkeerstechniek.

Tussenconclusie

2. Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 21 maart 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Reusel, herziening Molenstraat 8-8a-8b (De Mulder)" gegrond. Dit besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van artikel 6, lid 6.3, van de planregels en voor zover het maximale aantal woningen niet is bepaald in de planregels, dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.

Herstelbesluit van 3 juli 2018

3. [appellant] voert in zijn zienswijze aan dat het herstelbesluit binnen 2 weken na de gewijzigde vaststelling van het plan ter inzage is gelegd, namelijk op 16 juli 2018. Omdat het plan als gevolg van de tussenuitspraak gewijzigd is vastgesteld, had in dit geval de terinzagelegging pas na 6 weken mogen plaatsvinden en daardoor heeft de raad in strijd met artikel 3.8, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gehandeld. Daarnaast voert hij aan dat in de planregels niet is verzekerd dat het type woningen - dat wel in de planregels is vastgelegd - ook daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, waardoor met het herstelbesluit niet is voldaan aan de tussenuitspraak.

4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad twee wijzigingen in de planregels aangebracht en de plantoelichting daarop aangepast. De twee gewijzigde planregels zijn artikel 3, lid 3.2.1, onder b, en artikel 6, lid 6.3. In die twee planregels is opgenomen dat niet meer dan 48 woningen mogen worden gebouwd en is voor elk woningtype - koop, huur en kamerverhuur - een parkeernorm opgenomen.

5. Over het betoog van [appellant] dat het plan in strijd met artikel 3.8, vierde lid, van de Wro is vastgesteld, overweegt de Afdeling als volgt.

Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz.18-20) blijkt dat de wetgever ten aanzien van artikel 8:69a van de Awb heeft willen aansluiten bij artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet. Ook met artikel 8:69a van de Awb heeft de wetgever de eis willen stellen dat er een verband bestaat tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet moet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.

Blijkens de toelichting bij artikel 3.8, vierde lid, van de Wro is deze bepaling geschreven met de strekking om het college van gedeputeerde staten of de minister de gelegenheid te geven door middel van een reactieve aanwijzing de inwerkingtreding van een bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk te voorkomen ingeval bij de vaststelling daarvan niet of niet voldoende is tegemoetgekomen aan hun zienswijzen. Zij hebben daartoe, ingevolge artikel 3.8, vierde lid, van de Wro, in beginsel zes weken de tijd.

De in geding zijnde norm heeft kennelijk niet de strekking het belang van [appellant] te beschermen, zodat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan de vernietiging van het herstelbesluit als deze beroepsgrond zou slagen. De Afdeling ziet hierin aanleiding de beroepsgrond buiten bespreking te laten.

6. De Afdeling stelt vast dat in de gewijzigde planregels het maximale aantal woningen en parkeernormen per woningtype zijn opgenomen. Daartoe strekte de opdracht zoals die is geformuleerd in de tussenuitspraak en de Afdeling volgt [appellant] dan ook niet in zijn betoog dat de raad de gebreken die zijn geconstateerd in de tussenuitspraak niet heeft hersteld.

Voor zover [appellant] aanvoert dat niet is verzekerd dat het beoogde type woningen ook wordt gerealiseerd, overweegt de Afdeling dat de opdracht in de tussenuitspraak daar niet op zag. In het gewijzigde artikel 6, lid 6.3, van de planregels is het aantal parkeerplaatsen per woningtype vastgelegd. Bij het realiseren van een bepaald type woningen moet aan de daarvoor vastgelegde parkeernormen in het plan worden voldaan. Daar wordt bij de verlening van de benodigde omgevingsvergunning voor bouwen ook aan getoetst. De Afdeling is derhalve van oordeel dat de raad door middel van de gewijzigde planregels heeft verzekerd dat voldoende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Dit betoog faalt.

Eindconclusie en proceskosten

7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het herstelbesluit van 3 juli 2018 ongegrond.

8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Reusel-De Mierden van 21 maart 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Reusel, herziening Molenstraat 8-8a-8b (De Mulder)" gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Reusel-De Mierden van 21 maart 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Reusel, herziening Molenstraat 8-8a-8b (De Mulder)", voor zover dat ziet op de vaststelling van artikel 6, lid 6.3, van de planregels en voor zover het maximale aantal woningen niet is bepaald in de planregels;

III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Reusel-De Mierden van 3 juli 2018 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Reusel, herziening Molenstraat 8-8a-8b (De Mulder)" ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Reusel-De Mierden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.252,50 (zegge: twaalfhonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat de raad van de gemeente Reusel-De Mierden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Vreugdenhil
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2018

571.