Uitspraak 201708951/1/A1


Volledige tekst

201708951/1/A1.
Datum uitspraak: 25 september 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Haelen, gemeente Leudal,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 september 2017 in zaak nrs. 17/1320 en 17/2180 in het geding tussen:

[verzoeker], gevestigd te Haelen,

en

het college.

Openbare zitting gehouden op 25 september 2018 om 11:30 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena voorzitter

griffier: mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde

Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem;
het college, vertegenwoordigd door mr. E. Barentsen, mr. V. Routheut en mr. S.B.J. Backus;
[verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R.J.J.M.M. Metsemakers, advocaat te Maastricht.

Bij brief van 3 mei 2017 heeft [verzoeker] beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van de volgens haar van rechtswege gegeven omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het huisvesten van 375 arbeidsmigranten in fasen 1A en 1B van Landgoed Leudal en om deze huisvesting toe te staan voor een periode van 10 jaar.
Bij besluit van 12 april 2017 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat [verzoeker] geen aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend.
Bij uitspraak van 28 september 2017 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 12 april 2017 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, en het college opgedragen om binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen bekend te maken dat een omgevingsvergunning van rechtswege is verleend aan [verzoeker]. Deze uitspraak is aangehecht.

De Afdeling
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Daartoe overweegt zij het volgende.

[appellant] is belanghebbende, aangezien hij woont op een aangrenzend perceel. Ook zal hij gevolgen van enige betekenis ondervinden door de toename van arbeidsmigranten op het perceel.
Ondanks dat de brief van [verzoeker] van 22 december 2016 een lange brief is, staat daarin duidelijk dat om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt gevraagd voor een concrete locatie en periode. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de brief een aanvraag om een omgevingsvergunning is. Wat de motivering betreft sluit de Afdeling zich aan bij de daartoe strekkende overwegingen van de rechtbank. Het hoger beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

w.g. Van Altena w.g. Smulders-Wijgerde
lid van de enkelvoudige kamer griffier

672.