Uitspraak 201806250/2/A1


Volledige tekst

201806250/2/A1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Huissen, gemeente Lingewaard,
verzoekers,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 17 juli 2018 in zaak nrs. 18/2647 18/2648 18/1238 en 18/1255 in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B]

en

het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard.

Openbare zitting gehouden op 22 augustus 2018 om 10.00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter

griffier: mr. S. de Koning

Verschenen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. I.E. Nauta, advocaat te Deventer en [gemachtigde];
Het college, vertegenwoordigd door mr. M. Beumer.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 17 juli 2018 van de rechtbank. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de afzonderlijke besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard van 21 december 2017 met kenmerk 1952663 en 1952634 en het besluit van 10 april 2018 met kenmerk 57341 tot de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Daartoe overweegt hij het volgende:

• Uit de stukken blijkt dat in het verleden een duidelijke link is gelegd tussen niet handhavend op treden en hoopgevende ontwikkelingen voor een doorstart.

• Het college heeft niet duidelijk gemaakt in hoeverre de belangen van [verzoeker A] en [verzoeker B] en die van de gemeente bij een doorstart zijn meegewogen. Voorts heeft het college niet duidelijk gemaakt waarom er nu handhavend moet worden opgetreden ondanks de nieuwe ontwikkelingen. Dit is mogelijk een gebrek in het besluit.

• Gelet op de belangen kan met handhaving worden gewacht.

• Het voorgaande betekent niet dat er toestemming is verleend om de komende 2 jaar caravans te stallen.

w.g. Slump
voorzieningenrechter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

712.