Uitspraak 201805940/1/A1


Volledige tekst

201805940/1/A1.
Datum uitspraak: 14 augustus 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te Tilburg,

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.

Openbare zitting gehouden op 14 augustus 2018 om 10:30 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. N. Verheij, voorzieningenrechter
griffier: mr. M.P.J.M. van Grinsven
jurist: mr. V.H.Y. Huijts

Verschenen:
- [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. M.M.W.H. Holtackers, advocaat te Tilburg;
- het college, vertegenwoordigd door mr. P. van IJzendoorn, ir. G.H. Mentink, en ing. P.F.B.A. Jansen.

[verzoekster] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 5 juli 2018, waarin een last onder dwangsom is opgelegd omdat zij volgens het college niet binnen de gestelde termijn een saneringsplan heeft laten opstellen voor de verontreiniging op het perceel aan de [locatie] in Tilburg. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter hangende het bezwaar verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 5 juli 2018, kenmerk OMWB PJ 14252993 tot zes weken na het besluit op bezwaar;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tot vergoeding van bij [verzoekster] met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Gronden

- De voorzieningenrechter beperkt zich tot een belangenafweging.

- [verzoekster] heeft een financieel belang bij schorsing van het besluit, omdat het laten opstellen van een saneringsplan mogelijk kostbaar en complex is, aangezien op de verontreinigde grond een gebouw staat dat door [verzoekster] wordt verhuurd. Het belang van het college is gelegen in handhaving van de gestelde termijn voor het laten opstellen van een saneringsplan en het spoedig laten saneren van verontreinigde grond. Tussen partijen is echter niet in geschil dat met de reeds getroffen maatregelen de binnenlucht in het gebouw geen gevaar oplevert voor de gezondheid. De Afdeling acht daarom het belang van [verzoekster] groter dan het belang van het college.

- Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding het besluit van 5 juli 2018 te schorsen tot zes weken na het besluit op het bezwaar van [verzoekster].

w.g. Verheij w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter griffier

462-811.