Uitspraak 201805192/1/A1 en 201805192/2/A1


Volledige tekst

201805192/1/A1 en 201805192/2/A1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Steenderen, gemeente Bronckhorst,
verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 24 mei 2018 in zaken nrs. 16/1428, 16/1661 en 16/2451 in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A] en [verzoeker B]

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland.

Openbare zitting gehouden op 8 augustus 2018 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter

griffier: mr. M. Kos

Verschenen:
[verzoeker A], bijgestaan door [gemachtigde];
Het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door J.P. Rabou;
Aviko B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Bos, advocaat te Den Bosch, [gemachtigden];
De raad van de gemeente Bronckhorst, vertegenwoordigd door H.W. Annevelink en mr. A.K. Gerritsen.

Bij besluit van 28 januari 2016 heeft het college van gedeputeerde staten aan Aviko omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een vrieshuis op het perceel Dr. Alfons Arienstraat 29 te Steenderen. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 24 mei 2018 van de rechtbank, waarbij het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] tegen het besluit van 28 januari 2016 niet-ontvankelijk is verklaard. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter

I. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;
II. wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Gronden:
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [verzoeker A] en [verzoeker B] geen belang hebben bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 28 januari 2018. Door [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn, zoals ter zitting ook door hen is bevestigd, uitsluitend beroepsgronden ingediend tegen het besluit van 28 januari 2016, voor zover daarbij omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit "gebruik in strijd met het bestemmingsplan". Het nadien vastgestelde bestemmingsplan "Steenderen; herziening bedrijfsterrein Aviko" is met de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:163) onherroepelijk geworden. Daarin is de bouw van het vrieshuis mogelijk gemaakt. Omdat verder niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan een belang kon worden aangenomen bij een inhoudelijke beoordeling van de gronden van het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B], heeft de rechtbank het beroep dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben eerst in hoger beroep aangevoerd dat het vrieshuis in strijd is met redelijke eisen van welstand en dat omwonenden ten onrechte niet bij de besluitvorming zijn betrokken en zijn misleid. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en er geen reden is waarom deze betogen niet reeds bij de rechtbank konden worden aangevoerd, en [verzoeker A] en [verzoeker B] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dienen deze buiten beschouwing te blijven.

w.g. Slump w.g. Kos
voorzieningenrechter griffier

580.