Uitspraak 201706066/2/A3


Volledige tekst

201706066/2/A3.
Datum beslissing: 1 augustus 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2017 in zaak nr. 16/7976 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Procesverloop

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2017 in zaak nr. 16/7976. De minister heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft een onderzoeksdossier van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: de AIVD).

Overwegingen

1. De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het onderzoeksdossier kennis zal nemen.

2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de bescherming van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat [appellante] kennis neemt van het onderzoeksdossier. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat, indien informatie uit het dossier wordt vrijgegeven, zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD gefrustreerd kunnen worden en daarmee de nationale veiligheid in gevaar kan worden gebracht.

4. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe;

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.

w.g. Daalder w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2018