Uitspraak 201709799/1/V1


Volledige tekst

201709799/1/V1.
Datum uitspraak: 10 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling] en anderen,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 november 2017 in zaak nr. 17/9236 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2017 heeft het COa de aanvraag van de vreemdelingen om een dagvergoeding afgewezen.

Bij uitspraak van 9 november 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D. Schaap, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

De vreemdelingen hebben een nader stuk ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of de vreemdelingen belang hebben bij de beoordeling van hun beroep, nu zij inmiddels de door hen aangevraagde dagvergoeding krijgen dan wel met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zijn uitgestroomd naar door een gemeente beschikbaar gestelde huisvesting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Aangevallen uitspraak

2. De rechtbank heeft overwogen dat de vreemdelingen geen belang hebben bij de beoordeling van hun beroep, omdat hetgeen zij met hun beroep nastreefden inmiddels is bereikt. Verder hebben zij niet geconcretiseerd op welke periode hun respectieve verzoeken zien of waaruit hun daadwerkelijke kosten bestaan als bedoeld in artikel 9 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005). De vreemdelingen hebben niet inzichtelijk gemaakt waaruit eventueel geleden schade zou bestaan. Dat zij bij het alsnog met terugwerkende kracht toekennen van een daggeldvergoeding in een materieel gunstiger positie zullen komen levert evenmin belang op, aldus de rechtbank.

Weergave en bespreking van de grieven

3. De vreemdelingen klagen in de grieven dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het COa hun aanvraag heeft afgewezen en hen daardoor niet volledig is tegemoetgekomen. De vreemdelingen voeren aan dat in hun aanvraag als ingangsdatum 1 maart 2016 staat. De kern van het geschil is volgens de vreemdelingen niet of er kosten zijn gemaakt, maar of zij vanaf 1 maart 2016 recht hadden op een dagvergoeding volgens de Opvangrichtlijn (PB 2013 L 180). Bovendien hebben zij bij gebrek aan middelen geen uitgaven kunnen doen en was dit juist aanleiding voor hun aanvraag. Verder betogen de vreemdelingen dat zij bij toekenning van de daggeldvergoeding met terugwerkende kracht in een materieel gunstigere positie zullen komen. Tot slot hebben zij in beroep aangevoerd dat zij het COa in gebreke hebben gesteld, maar dat het COa geen besluit heeft genomen over de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsommen. Ook hierin ligt hun belang, aldus de vreemdelingen.

3.1. In de uitspraak van 16 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1617, heeft de Afdeling overwogen dat belang bestaat bij een beoordeling van het beroep als het doel dat degene die beroep heeft ingesteld voor ogen staat ook daadwerkelijk met dit rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Belang bestaat indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij de schade daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden.

3.2. Hetgeen onder 3.1. is overwogen, leidt ertoe dat in geschillen over de periodieke verstrekking van een financiële toelage, terwijl een vreemdeling reeds deze toelage ontvangt, dan wel ontvangen heeft of nu is uitgestroomd, belang in beginsel is gegeven indien hij om een eerdere ingangsdatum verzoekt en daardoor in een gunstiger positie zou geraken. Met een vernietiging van het besluit van 31 maart 2017 kunnen de vreemdelingen mogelijk bereiken dat het COa de gewenste financiële toelage als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van de Rva 2005 alsnog vanaf een eerdere datum verstrekt. Hierbij is van belang dat de vreemdelingen hun aanvraag hebben ingediend op het moment dat zij allen in de opvang verbleven. Verder is van belang dat in voornoemde aanvraag, anders dan de rechtbank heeft overwogen, duidelijk staat dat zij de dagvergoeding dan wel wekelijkse financiële toelage per 1 maart 2016 beogen te verkrijgen. Reeds hierom klagen de vreemdelingen terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij belang hebben bij de beoordeling van hun beroep. Hetgeen zij voor het overige hebben aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking.

De grieven slagen.

Conclusie

4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Nu de rechtbank niet aan een inhoudelijk oordeel is toegekomen en partijen onvoldoende in de gelegenheid zijn geweest hun standpunt over het onderliggende materiële geschil naar voren te brengen, zal de Afdeling, zoals de vreemdelingen hebben verzocht, de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

5. Het COa moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 november 2017 in zaak nr. 17/9236;

III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;

IV. veroordeelt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Groeneweg
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2018

32-862.