Uitspraak 201702790/1/R3


Volledige tekst

201702790/1/R3.
Datum uitspraak: 11 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Wirdum, gemeente Leeuwarden,
2. [appellant sub 2], wonend te Wirdum, gemeente Leeuwarden,
3. [appellant sub 3], wonend te Wirdum, gemeente Leeuwarden,
4. [appellant sub 4], wonend te Wirdum, gemeente Leeuwarden,
5. [appellant sub 5], wonend te Wirdum, gemeente Leeuwarden,
6. Foriening foar Doarpsbelangen Wurdum-Swichum (hierna: Dorpsbelang Wirdum Swichum), gevestigd te Wirdum, gemeente Leeuwarden,
7. Vereniging Dorpsbelang Wytgaard, gevestigd te Wytgaard, gemeente Leeuwarden,

en

de raad van de gemeente Leeuwarden,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Herbo GroenLeven B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2018, waar [appellant sub 1], [appellant sub 3], beiden vertegenwoordigd door mr. A. Barada, rechtsbijstandsverlener te Amsterdam, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A. Barada, [appellant sub 5], Dorpsbelang Wirdum Swichum, vertegenwoordigd door [gemachtigde], Dorpsbelang Wytgaard, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door R. Otte, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan heeft als doelstelling om belemmeringen voor het realiseren van zonne-energie- en zonnewarmteprojecten weg te nemen. Het plan is een partiële herziening van een groot aantal bestemmingsplannen van de gemeente Leeuwarden. Het voorziet in een planologische regeling die zonneprojecten in bepaalde daartoe aangewezen gebiedstypen en gebieden vergunningvrij maakt of met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk maakt. De raad beoogt met het plan uitvoering te geven aan de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen en de provinciale doelstellingen voor zonne-energie en zonnewarmte.

2. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Opzet van het plan

3. Het plan heeft betrekking op het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden. De verbeelding bevat aanduidingen voor een aantal gebiedstypen en gebieden. Daarbinnen maken de planregels verschillende soorten zonneprojecten mogelijk. Er zijn kwaliteitscriteria vastgesteld waaraan de initiatieven moeten voldoen. Die kwaliteitscriteria zijn opgenomen in de door de raad vastgestelde Kwaliteitsnota plan voor de zon (hierna: de Kwaliteitsnota), die als bijlage bij de planregels is gevoegd.

Artikel 4 van de planregels bepaalt waar en onder welke voorwaarden zonder omgevingsvergunning zonnecollectoren en zonnepanelen kunnen worden geplaatst. De beroepen zijn niet gericht tegen deze mogelijkheden.

Artikel 5 van de planregels bepaalt onder meer dat de gronden, in aanvulling op de ruimtelijke besluiten die zijn genoemd in artikel 1, lid 1.12, van de planregels, tevens mogen worden gebruikt voor warmteopwekking met collectoren en energieopwekking met panelen. Daarbij is onder meer bepaald dat de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en -collectoren in de gebieden met de aanduidingen "wetgevingzone - vliegbasis", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m", "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland" en "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden" niet meer dan 115 ha mag bedragen.

Artikel 6 van de planregels bepaalt waar en onder welke voorwaarden met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in het plan genoemde onderliggende bestemmingsplannen ten behoeve van de plaatsing van zonnecollectoren en zonnepanelen. Het plan bevat hiertoe verschillende mogelijkheden, waaronder de ontwikkeling van zonneparken.

4. De raad heeft met het plan invulling gegeven aan de innovatieregeling voor zonneprojecten die is opgenomen in artikel 7j van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw). Deze regeling geldt onder meer voor de gemeente Leeuwarden.

Artikel 7j van het Besluit uitvoering Chw maakt een aantal afwijkingen van wettelijke regels mogelijk. In de eerste plaats kunnen in het bestemmingsplan locaties worden aangewezen waar gedurende een periode van 15 jaar geen omgevingsvergunning voor bouwen is vereist voor zonnecollectoren en -panelen op de grond of - onder bepaalde voorwaarden - op bouwwerken. Daarnaast kunnen in het plan regels worden gesteld over het uiterlijk van de bouwwerken en kunnen beleidsregels worden opgenomen die betrekking hebben op redelijke eisen van welstand. Verder geldt in afwijking van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) een planperiode van 15 jaar en kan een voorlopige bestemming voor maximaal 15 jaar worden toegekend aan de aan te wijzen locaties voor zonnecollectoren of -panelen.

De beroepen

5. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] wonen aan de noordelijke rand van Wirdum. [appellant sub 4] woont in het buitengebied op ongeveer 450 m ten noordwesten van Wirdum. Dorpsbelang Wirdum Swichum komt op voor de belangen van de bewoners van Wirdum en Swichum. Dorpsbelang Wytgaard komt op voor de belangen van de inwoners van Wytgaard.

Appellanten zijn het niet eens met de mogelijkheden die het plan biedt voor het oprichten van grootschalige zonneparken in het buitengebied nabij Wirdum en Wytgaard.

5.1. De Afdeling stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en Dorpsbelang Wirdum Swichum zijn gericht tegen de mogelijkheden voor zonneparken in het gebied met de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland", voor zover het de gronden rond Wirdum ten zuiden van de Haak om Leeuwarden (N31) betreft en in de zone rond Wirdum met de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m".

Het beroep van Dorpsbelang Wytgaard is gericht tegen de mogelijkheden voor zonneparken in het gebied met de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland", voor zover het de gronden rond Wytgaard ten zuiden van de Haak om Leeuwarden betreft, en in de zone rond Wytgaard met de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m".

Het beroep van [appellant sub 4] is blijkens het beroepschrift gericht tegen de mogelijkheden voor zonneparken in het gebied met de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland", voor zover het de gronden rond Wirdum ten zuiden van de Haak om Leeuwarden betreft, in de zone rond Wirdum met de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m", in het gebied met de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m" ten oosten van Wirdum en in het gebied met de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden".

5.2. Dorpsbelang Wytgaard en Dorpsbelang Wirdum Swichum betogen dat de zonneparken op grond van het plan te ver in het landelijk gebied mogen komen. Volgens hen moet het landelijk gebied vrij blijven van grootschalige zonneparken. Alle appellanten voeren aan dat het plan te weinig beperkingen stelt aan de omvang van de zonneparken, vooral die in Nieuw Stroomland. Het plan maakt daarmee volgens hen grootschalige zonneparken mogelijk op korte afstand van de dorpskernen. Een aantal appellanten betoogt dat in de planregels had moeten worden voorgeschreven dat de aard en schaal van de zonneparken in Nieuw Stroomland moet aansluiten bij de energiebehoefte van de nabijgelegen kern. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] vrezen aantasting van hun woon- en leefklimaat, onder meer door lichthinder, en waardedaling van hun woningen. De overige beroepsgronden gaan onder meer over de publicatie van het plan, bewonersparticipatie en de bouwhoogte van de grondopstellingen.

Ontvankelijkheid

6. Uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, volgt dat uitsluitend belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen de vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

6.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

6.2. [appellant sub 4] woont in het buitengebied ten noordwesten van Wirdum aan de [locatie]. Zijn woning staat binnen het ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland. De Afdeling maakt uit het beroepschrift op dat het beroep van [appellant sub 4] ook is gericht tegen de mogelijkheden voor zonneparken in de gebieden met de aanduidingen "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" en "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m". De kortste afstanden van zijn perceel tot die gebieden bedragen ongeveer 750 m, 285 m en ruim 1.100 m. Gelet op deze afstanden gaat de Afdeling ervan uit dat [appellant sub 4], voor zover hij al zicht zal hebben op de zonneparken die het plan binnen deze gebieden mogelijk maakt, bij zijn woning niet rechtstreeks feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van de zonneparken in deze gebieden.

Gelet hierop is [appellant sub 4] in zoverre geen belanghebbende bij de vaststelling van het plan. Het beroep van [appellant sub 4] is niet-ontvankelijk, voor zover het betrekking heeft op de gebieden met de aanduidingen "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" en "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m".

7. De raad betoogt dat de beroepen van [appellant sub 4], [appellant sub 5], Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard niet-ontvankelijk zijn, omdat ze niet gericht zijn tegen wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn volgens de raad slechts ontvankelijk, voor zover ze gericht zijn tegen de wijziging van artikel 6, lid 6.1, onder e, van de planregels ten opzichte van het ontwerpplan. De raad wijst er daarbij op dat appellanten geen zienswijzen over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.

7.1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wro gelezen in samenhang met de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Geen van de appellanten heeft een zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

In artikel 3:12, eerste lid, van de Awb is het volgende bepaald: "Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud."

7.2. In de kennisgeving van het ontwerpplan is het volgende vermeld over de inhoud van het ontwerpplan: "Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden vergunningsvrij zonnepanelen te plaatsen. In andere situaties wordt het mogelijk om met een eenvoudige procedure toestemming te krijgen voor het plaatsen van zonnepanelen. In alle gevallen moet worden voldaan aan de kwaliteitseisen die zijn beschreven in het bij het bestemmingsplan behorende Kwaliteitsplan."

Naar het oordeel van de Afdeling bevat de kennisgeving geen toereikende beschrijving van de zakelijke inhoud van het ontwerpplan. De kennisgeving maakt niet duidelijk dat het ontwerpplan ook mogelijkheden bevat voor de plaatsing van grondopstellingen van zonnepanelen of -collectoren in een zonnepark. Ook blijkt uit de kennisgeving niet dat het daarbij kan gaan om grootschalige projecten met een totale omvang van 115 ha voor het gebied buiten de steden en dorpen, waarbij bovendien de omvang per zonnepark voor grote delen van het gebied niet nader is beperkt.

Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat appellanten er niet op bedacht hoefden te zijn dat het ontwerpplan voorziet in mogelijkheden voor grootschalige zonneparken in hun directe woonomgeving. Het kan appellanten daarom redelijkerwijs niet worden verweten dat zij geen zienswijzen over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht. De beroepen zijn dan ook geheel ontvankelijk, met uitzondering van hetgeen hiervoor onder 6.2 over het beroep van [appellant sub 4] is overwogen. Dit betekent ook dat appellanten in beroep niet alleen beroepsgronden kunnen aanvoeren over de wijzigingen die ten opzichte van het ontwerpbesluit in het plan zijn aangebracht en die voor hen nadelig zijn.

Toetsingskader

8. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Onvolledige publicatie op www.ruimtelijkeplannen.nl

9. Dorpsbelang Wytgaard en Dorpsbelang Wirdum Swichum voeren aan dat de versie van het plan die op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl is gepubliceerd is, onvolledig is. Volgens hen ontbreken de bijlagen bij het raadsbesluit. Die bijlagen bevatten de reactie op de zienswijzen en de wijzigingen die ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn aangebracht. Dorpsbelang Wytgaard en Dorpsbelang Wirdum Swichum stellen dat de inhoud en de achtergrond van de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan daardoor onduidelijk zijn.

9.1. Deze beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.

Bewonersparticipatie

10. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en Dorpsbelang Wytgaard voeren aan dat het plan te weinig concrete eisen over bewonersparticipatie bevat.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren aan dat nadere eisen gesteld hadden moeten worden aan de burgerparticipatie die in artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, sub 5, van de planregels is voorgeschreven. Zij vrezen dat er geen echt inhoudelijke participatie zal zijn als geen termijnen en eisen aan de inhoud worden vastgelegd.

[appellant sub 4] betoogt dat de toevoegingen over bewonersparticipatie ten opzichte van het ontwerp ten onrechte alleen zijn opgenomen in de plantoelichting en niet in de planregels. Daarnaast betoogt [appellant sub 4] dat artikel 6, lid 6.1, onder e, sub 5, van de planregels ten onrechte participatie niet verplicht stelt op een afstand van meer dan 150 m vanaf een woonkern. Dit sluit volgens hem niet aan bij onderdeel 4, waarin is bepaald dat het beginpunt van de grondopstelling binnen 200 m van het bestaand stedelijk gebied moet liggen.

Volgens [appellant sub 5] is niet objectief vast te stellen wanneer aan het vereiste van bewonersparticipatie is voldaan.

Dorpsbelang Wytgaard voert aan dat het plan ten onrechte geen duidelijke richtlijnen bevat, bijvoorbeeld over de vraag wanneer draagvlak aanwezig is en welke bewoners betrokken moeten worden.

10.1. Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, sub 5, van de planregels bevat voor het gebied Nieuw Stroomland een participatieverplichting. Die houdt in dat voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het onderliggende bestemmingsplan moet zijn aangetoond dat participatie van bewoners van de betreffende kern heeft plaatsgevonden. Deze verplichting geldt als het project binnen 150 m van een woonkern ligt. Voor de gebieden "dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m", "dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m" en Zuidlanden zijn ook participatieverplichtingen opgenomen in artikel 6, lid 6.1, van de planregels.

10.2. De raad stelt dat met artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, sub 5, van de planregels zeker is gesteld dat bewonersparticipatie zal plaatsvinden. De raad heeft afgezien van het opnemen van regels waaraan de participatie moet voldoen en heeft dat in de plantoelichting toegelicht.

In de plantoelichting staat onder meer dat geen harde eisen en termijnen worden gesteld aan het participatietraject, om te voorkomen dat participatie te veel lijkt op een juridische procedure in plaats van echte betrokkenheid van bewoners. Wel zal volgens de plantoelichting nadrukkelijk worden gekeken naar de mate waarin bewoners vroegtijdig zijn gekend in het beoogde project, er voldoende kennis van konden nemen en mee konden praten en denken over de invulling van het project. Initiatiefnemers zullen inzichtelijk moeten maken wat er in het kader van de participatie is ondernomen en welke reacties van bewoners zijn ontvangen. Verslaglegging van het participatietraject wordt niet aan bepaalde vormvereisten onderworpen, maar moet de gemeente ervan kunnen overtuigen dat het project wordt gedragen door de bij het project betrokken gemeenschap, aldus de plantoelichting.

10.3. De Afdeling oordeelt dat de raad ten behoeve van de bewoners van het plangebied geen nadere regels over de bewonersparticipatie in het plan had hoeven opnemen. De Afdeling kan de raad volgen in zijn standpunt dat juridisering van de bewonersparticipatie niet wenselijk is. De plantoelichting biedt naar het oordeel van de Afdeling voldoende aanknopingspunten voor de invulling van de participatieverplichting.

10.4. De raad heeft voor het gebied Nieuw Stroomland in redelijkheid een afstand van 150 m tot de woonkernen kunnen hanteren als grens voor de toepasselijkheid van de participatieverplichting. De raad hoefde hiervoor niet aan te sluiten bij de afstand van 200 m vanaf de grens van het bestaand stedelijk gebied, waarbinnen een zonnepark volgens de afwijkingsregels voor Nieuw Stroomland moet beginnen. De afstand van 200 m is in de planregels opgenomen om de aansluiting bij het bestaand stedelijk gebied te waarborgen. Dit dient vooral ter bescherming van het landschap. De afstand van 150 m voor bewonersparticipatie heeft een andere achtergrond. Dit is namelijk de afstand waarbinnen de raad de belangen van de bewoners zodanig betrokken acht, dat zij bij de ontwikkeling van een zonnepark betrokken moeten worden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen.

10.5. De betogen falen.

11. [appellant sub 4] betoogt dat het plan ten onrechte geen gedetailleerde voorschriften bevat over landschappelijke inpassing. Volgens hem had de raad ook voor de landschappelijke inpassing bewonersparticipatie verplicht moeten stellen.

11.1. De Afdeling overweegt dat de landschappelijke inpassing van de zonneparken aan de orde kan komen in de bewonersparticipatie zoals die voor verschillende deelgebieden in artikel 6, lid 6.1, van de planregels is voorgeschreven. De landschappelijke inpassing kan in dat kader van belang zijn voor het verkrijgen van draagvlak bij de omwonenden. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de raad dit echter niet specifiek voor te schrijven in de planregels. De Afdeling verwijst daarbij naar hetgeen onder 10.3 is overwogen. Bovendien bevat de Kwaliteitsnota voorwaarden voor de landschappelijke inpassing van de zonneparken.

Aansluiting op bestaand stedelijk gebied

12. Dorpsbelang Wytgaard en Dorpsbelang Wirdum Swichum voeren aan dat de zonneparken in Nieuw Stroomland te ver in het landelijk gebied kunnen komen te liggen. De mogelijkheden voor Nieuw Stroomland zijn volgens hen in strijd met de Verordening Romte Fryslân 2014 (hierna: de Verordening). Het deelgebied tussen Wytgaard en de Haak om Leeuwarden sluit volgens Dorpsbelang Wytgaard grotendeels niet aan op bestaand stedelijk gebied en is geen gebied waar verdere stedelijke ontwikkeling is voorzien. Daarom zijn de mogelijkheden voor zonneparken in dit gebied in strijd met artikel 9.4.1, eerste en tweede lid, van de Verordening, aldus Dorpsbelang Wytgaard.

Dorpsbelang Wirdum Swichum betoogt ditzelfde voor het deelgebied tussen Wirdum en de Haak om Leeuwarden. Met de eis dat de afstand van het beginpunt tot het bestaand stedelijk gebied maximaal 200 m mag bedragen, wordt volgens Dorpsbelang Wirdum Swichum nog steeds niet voldaan aan artikel 9.4.1 van de Verordening, omdat grote delen van Nieuw Stroomland op grote afstand liggen van bestaand bebouwd gebied. Zij acht het ongewenst dat een zonnepark kan worden gerealiseerd dat ver in het landelijk gebied ligt, ondanks een beginpunt op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied.

12.1. Uit artikel 9.4.1, eerste lid, van de Verordening volgt dat een ruimtelijk plan alleen kan voorzien in een opstelling voor zonne-energie in het landelijk gebied aansluitend op bestaand stedelijk gebied van een stad of dorp of als onderdeel van een uitbreidingslocatie, of nabij bestaand stedelijk gebied, mits het zonnepark een redelijke aansluiting heeft of krijgt op het stedelijk weefsel van stad of dorp. Het begrip bestaand stedelijk gebied is gedefinieerd in artikel 1.15 van de Verordening en omvat, voor zover hier van belang, het gebied dat is weergegeven op de kaarten "Begrenzing bestaand stedelijk gebied" bij de Verordening. Op kaart 1 van de kaarten "Begrenzing bestaand stedelijk gebied" bij de Verordening zijn naast het stedelijk gebied van de stad Leeuwarden onder meer de dorpen Wirdum en Wytgaard aangeduid als bestaand stedelijk gebied.

In artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, van de planregels is in de afwijkingsregels voor Nieuw Stroomland bepaald dat het beginpunt van de geprojecteerde ontwikkeling op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied van de provincie Fryslân zoals opgenomen op kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied Verordening Romte Fryslân 2014 moet zijn gelegen.

12.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in overeenstemming is met artikel 9.4.1, eerste lid, van de Verordening. In de planregels is voorgeschreven dat het beginpunt moet zijn gelegen op maximaal 200 m van het bestaand stedelijk gebied zoals weergegeven op kaart 1 van de kaarten "Begrenzing bestaand stedelijk gebied" bij de Verordening. Deze bepaling waarborgt volgens de raad dat de zonneparken in Nieuw Stroomland worden gerealiseerd nabij het bestaand stedelijk gebied. De provincie Fryslân heeft dit bij brief van 5 april 2017 bevestigd, aldus de raad.

12.3. Het gebied Nieuw Stroomland begint op 150 m van de rand van de dorpen Wirdum en Wytgaard. Tussen partijen is niet in geschil dat een zonnepark bij een afstand van minimaal 150 m en maximaal 200 m vanaf de dorpsrand niet aansluit op het bestaand stedelijk gebied van Wirdum en Wytgaard. Ter beoordeling staat of bij deze afstand sprake is van een zonnepark nabij het bestaand stedelijk gebied.

De toelichting bij de Verordening vermeldt voor nabijheid tot het bestaand stedelijk gebied een indicatieve afstand van 50 m bij dorpen en 100 tot 200 m bij steden. De Afdeling leidt daaruit af, nu geen andere aanknopingspunten zijn aangedragen, dat de afwijkingsbevoegdheid voor het gebied Nieuw Stroomland ter hoogte van Wirdum en Wytgaard zonneparken mogelijk maakt die niet nabij het bestaand stedelijk gebied van die dorpen liggen. Zonneparken op deze locatie kunnen in overeenstemming zijn met artikel 9.4.1, eerste lid, van de Verordening als het beginpunt op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied van de stad Leeuwarden ligt. Het is naar het oordeel van de Afdeling echter niet aannemelijk dat dat het geval zal zijn, omdat het landelijk gebied tussen de zuidelijke rand van Leeuwarden en Wirdum en Wytgaard doorsneden wordt door de Haak om Leeuwarden. Bovendien is in de planregels niet de beperking neergelegd dat zonneparken in Nieuw Stroomland hun beginpunt moeten hebben op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied van de stad Leeuwarden. Artikel 6, lid 6.1, onder e, sub 4, van de planregels bepaalt alleen dat het beginpunt moet liggen op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied zoals dat op de kaart bij de Verordening is aangewezen. Daartoe behoort ook het bestaand stedelijk gebied van de dorpen Wirdum en Wytgaard. De Afdeling wijst er in dit verband ook op dat in de door de raad genoemde brief van 5 april 2017 staat dat de provincie Fryslân ervan uitgaat dat de gemeente het plan zo zal toepassen dat alleen wordt meegewerkt aan opstellingen in het gebied Nieuw Stroomland die aansluiten op of hun beginpunt hebben binnen 200 m van het bestaand stedelijk gebied van de stad Leeuwarden.

Gelet op het voorgaande is het plan in zoverre in strijd met artikel 9.4.1, eerste lid, van de Verordening.

Omvang van de zonneparken

13. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard voeren aan dat het plan te weinig beperkingen stelt aan de omvang van de zonneparken. Zij vrezen dat hierdoor in hun woonomgeving grootschalige zonneparken kunnen worden gerealiseerd.

[appellant sub 5], Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard betogen dat ten onrechte alleen de totale omvang van de zonneparken in de planregels is vastgelegd. Volgens hen had ook een maximumomvang per zonnepark en/of per kern in de planregels moeten worden opgenomen.

[appellant sub 4] betoogt dat voor Nieuw Stroomland in het plan had moeten worden bepaald dat de oppervlakte van een aaneengesloten zonnepark in verhouding moet staan tot het aangrenzende dorp en dat de totale opbrengst van een aaneengesloten zonnepark niet hoger mag zijn dan de energiebehoefte van het dorp. Volgens hem dreigt een wildgroei aan zonneparken op industriële schaal.

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5], Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard voeren aan dat in de planregels ten onrechte niet is voorgeschreven dat de aard en schaal van de zonneparken in Nieuw Stroomland moet aansluiten bij de energiebehoefte van de desbetreffende kern, zoals voor andere deelgebieden wel is voorgeschreven. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd waarom deze eis in andere deelgebieden wel wordt gesteld en in Nieuw Stroomland niet. Door het ontbreken van deze voorwaarde wordt volgens hen op geen enkele wijze een limiet gesteld aan de omvang van de zonneparken. Dat had wel gemoeten, omdat de zonneparken volgens het vastgestelde plan binnen 200 m van het bestaand stedelijk gebied moeten worden gerealiseerd. Volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] had de omvang van de zonneparken vanwege de korte afstand tot de woningen zo veel mogelijk beperkt moeten worden. [appellant sub 5] betoogt dat voor een klein dorp als Wirdum enkele hectaren voldoende zijn. Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard betogen tevens dat het plan op dit punt in strijd is met artikel 9.4.1, vijfde lid, van de Verordening.

13.1. De raad stelt dat artikel 5 van de planregels voorziet in de aanleg van maximaal 205 ha aan zonnepanelen in het plangebied. Volgens de raad is de omvang per zonnepark niet nader gelimiteerd, omdat niet vooraf kan worden vastgelegd wat een goede omvang is voor een specifieke locatie. De raad heeft toegelicht dat voor Nieuw Stroomland niet de eis is gesteld dat de aard en schaal van het zonnepark moeten aansluiten bij de energiebehoefte van de kernen, omdat Nieuw Stroomland op meer dan 150 m van de dorpen ligt. Bovendien zijn daar alleen tijdelijke opstellingen voor de duur van 15 jaar toegestaan. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in overeenstemming is met de Verordening. Volgens de raad is gewaarborgd dat de omvang van een zonnepark past bij de omvang en energiebehoefte van een kern.

13.2. De planregels voor de hier aan de orde zijnde gebieden met de aanduidingen "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" en "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland" bevatten geen regels voor de maximale omvang per zonnepark, maar alleen voor de gezamenlijke oppervlakte van zonnepanelen en -collectoren in een aantal gebieden tezamen. Volgens artikel 5 van de planregels mag de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en/of -collectoren voor de gebieden "wetgevingzone - vliegbasis", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m", "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland" en "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden" niet meer dan 115 ha bedragen.

Voor de gebieden met de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" respectievelijk de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m" is in artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder f, sub 8, en onder g, sub 8, van de planregels als voorwaarde in de afwijkingsregels opgenomen dat moet zijn aangetoond dat de aard en de schaal van de zonnepanelen en/of -collectoren in een permanente grondopstelling in relatie staat tot de energiebehoefte van de betreffende kern of kernen. Voor de gebieden Nieuw Stroomland en Zuidlanden is die eis niet in de afwijkingsregels opgenomen.

Op grond van artikel 9.4.1, vijfde lid, van de Verordening moet bij toepassing van het eerste lid, onder a, de locatie van de opstelling en de omvang daarvan in de plantoelichting worden onderbouwd op grond van onder meer de energiebehoefte van een kern, of van enkele samenwerkende kernen en de mogelijkheid van participatie van bewoners, en de aard en schaal van een kern.

13.3. Met het opnemen van de afwijkingsbevoegdheden in artikel 6, lid 6.1, van de planregels moet het oprichten van zonneparken in de daar genoemde gebieden in beginsel planologisch aanvaardbaar worden geacht. Dit brengt met zich dat de raad al bij de vaststelling van het plan moet hebben afgewogen of de situatie die kan ontstaan door de toepassing van deze bevoegdheid planologisch aanvaardbaar is. De raad moet bij de vaststelling van het plan dus ook al onderzoek hebben verricht naar de planologische aanvaardbaarheid van die situatie. Artikel 7j van het Besluit uitvoering Chw bevat op dit punt geen afwijkende regeling.

13.4. Voor zover is betoogd dat de afwijkingsbevoegdheid voor het gebied met de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" te weinig beperkingen stelt aan de omvang van zonneparken, overweegt de Afdeling het volgende. Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder f, van de planregels legt weliswaar geen maximumaantal hectare vast voor de zonneparken in dit gebied, maar in de afwijkingsregels is wel als voorwaarde opgenomen dat moet zijn aangetoond dat de aard en de schaal van de zonnepanelen en/of -collectoren in een permanente grondopstelling in relatie staat tot de energiebehoefte van de betreffende kern of kernen. Tussen partijen is niet in geschil dat dit voor Wirdum en Wytgaard betekent dat geen grootschalig zonnepark kan worden toegestaan. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de afwijkingsbevoegdheid voor dit gebied een situatie mogelijk maakt die de raad in redelijkheid planologisch niet aanvaardbaar heeft kunnen achten.

13.5. Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, van de planregels legt geen maximumaantal hectare vast voor de zonneparken in het gebied Nieuw Stroomland. Anders dan voor het gebied "dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" bevat het plan hiervoor ook niet de voorwaarde dat de aard en de schaal van de zonnepanelen en/of -collectoren in een grondopstelling in relatie moeten staan tot de energiebehoefte van de betreffende kern of kernen. Dit betekent dat de planregels de omvang van de zonneparken in Nieuw Stroomland niet beperken, behalve met de gezamenlijke maximumoppervlakte van 115 ha in Nieuw Stroomland en enkele andere gebieden.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de raad zonneparken in Nieuw Stroomland niet overal en in elke omvang aanvaardbaar vindt. Ter zitting heeft de raad onder meer verklaard dat een grootschalig zonnepark nabij Wirdum of Wytgaard dat geen relatie heeft met de stad Leeuwarden niet in de doelstellingen van het plan past. De raad heeft naar voren gebracht dat bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid zal worden afgewogen of een zonnepark van een bepaalde omvang op een bepaalde locatie ruimtelijk aanvaardbaar is. Uit hetgeen onder 13.3 is overwogen volgt echter dat de raad al bij de vaststelling van het plan een afweging over de ruimtelijke aanvaardbaarheid had moeten maken. De Afdeling leidt uit de stukken en het verhandelde ter zitting af dat de raad een maximale invulling van de mogelijkheden die de afwijkingsregels voor Nieuw Stroomland bieden niet ruimtelijk aanvaardbaar acht. Naar het oordeel van de Afdeling had de raad bij de vaststelling van het plan daarom nader moeten onderzoeken en afwegen welke mogelijkheden voor zonneparken hij in het gebied Nieuw Stroomland nabij Wirdum en Wytgaard wel en niet planologisch aanvaardbaar acht. Naar aanleiding daarvan had de raad in de afwijkingsregels voor Nieuw Stroomland nadere voorwaarden moeten opnemen over de omvang van de zonneparken in relatie tot de locatie. Door dit na te laten, heeft de raad het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

13.6. Naar het oordeel van de Afdeling is het plan op dit punt ook in strijd met artikel 9.4.1, vijfde lid, van de Verordening, omdat de locatie en de omvang van de opstellingen in Nieuw Stroomland nabij Wirdum en Wytgaard onvoldoende is onderbouwd op grond van de energiebehoefte en de aard en schaal van deze kernen.

Gevolgen voor het woon- en leefklimaat

14. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] vrezen nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] wijzen hierbij op de eis in artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, van de planregels dat de zonneparken in Nieuw Stroomland op maximaal 200 m van het bestaand stedelijk gebied moeten beginnen. De Afdeling gaat ervan uit dat [appellant sub 5] op dit punt eveneens doelt op de mogelijkheden in Nieuw Stroomland, aangezien hij in zijn beroepschrift in dit verband wijst op grootschalige opstellingen.

14.1. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat hun woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast doordat het beginpunt van een grondopstelling in Nieuw Stroomland altijd op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd moet worden. Volgens hen heeft de raad op dit punt de belangen van omwonenden onvoldoende in zijn belangenafweging betrokken. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de raad in het plan de mogelijkheid had moeten openlaten om de zonneparken in rustiger en minder bewoond gebied te plaatsen met minder overlast voor omwonenden.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] vrezen in het bijzonder dat de zonneparken lichthinder zullen veroorzaken door reflectie. Volgens hen heeft de raad hiernaar ten onrechte geen onderzoek gedaan en staat daarom niet vast dat de zonneparken op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied geen onaanvaardbare lichthinder zullen veroorzaken. [appellant sub 5] vreest eveneens lichthinder.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen tevens dat de raad ten onrechte zonder verdere motivering heeft geconcludeerd dat er geen strijd is met regels over milieuzonering, omdat er voor zonneprojecten geen specifieke richtafstanden zijn opgenomen in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure).

14.2. De raad heeft de voorwaarde dat de zonneparken in Nieuw Stroomland hun beginpunt op maximaal 200 m van het bestaand stedelijk gebied moeten hebben in de planregels opgenomen naar aanleiding van de zienswijze van de provincie Fryslân over het ontwerpplan. De raad heeft hiermee willen waarborgen dat de zonneparken niet te ver in het landelijk gebied komen te liggen en dat geen strijd met artikel 9.4.1 van de Verordening ontstaat. Uit hetgeen onder 12.3 is overwogen volgt dat het plan op dit punt niet in stand kan blijven. Ook volgt daaruit dat de raad er niet zonder meer voor had kunnen kiezen om de zonneparken op grote afstand van de kernen in het landelijk gebied mogelijk te maken, gelet op de eisen die artikel 9.4.1 van de Verordening stelt. Dat neemt niet weg dat de raad bij de vaststelling van het plan een afweging diende te maken over de aanvaardbaarheid van de nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van appellanten.

14.3. De Afdeling stelt voorop dat de VNG-brochure een indicatief en globaal karakter heeft en kan dienen als hulpmiddel bij de vaststelling van een bestemmingsplan. In dat geval dient de VNG-brochure gemotiveerd te worden toegepast. De raad is niet verplicht om de VNG-brochure toe te passen.

In dit geval heeft de raad de VNG-brochure niet toegepast. In paragraaf 4.9 van de plantoelichting staat dat voor zonneprojecten geen specifieke richtafstanden zijn opgenomen in de VNG-brochure. De raad heeft in de plantoelichting toegelicht waarom de systematiek van richtafstanden uit de VNG-brochure volgens hem in dit geval ook overigens niet toepasbaar is. De VNG-brochure bevat richtafstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Volgens de plantoelichting leiden zonneprojecten niet tot structurele hinder met betrekking tot die aspecten. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben niets concreets naar voren gebracht dat aanleiding geeft om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Voor het door appellanten genoemde aspect lichthinder bevat de VNG-brochure geen richtafstanden. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad geen aansluiting had hoeven zoeken bij de richtafstanden uit de VNG-brochure voor andere typen activiteiten.

Het betoog faalt.

14.4. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben alleen het aspect lichthinder specifiek genoemd. Voor zover zij betogen dat er ook andere nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat zijn, hebben zij niet geconcretiseerd om welke effecten het gaat en kan het betoog reeds daarom niet slagen.

14.5. In de plantoelichting is de raad niet ingegaan op mogelijke lichthinder door reflectie. Ook overigens blijkt niet dat de raad hiernaar onderzoek heeft gedaan. Ter zitting heeft de raad gesteld dat het aspect lichthinder kan worden onderzocht bij een concreet initiatief, dus bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6, lid 6.1, onder e, van de planregels.

Zoals onder 13.3 is overwogen, moet de raad al bij de vaststelling van het plan moet hebben afgewogen en onderzocht of de situatie die kan ontstaan door de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor Nieuw Stroomland planologisch aanvaardbaar is. Naar het oordeel van de Afdeling had de raad daarbij in dit geval in ieder geval enig onderzoek naar lichthinder moeten verrichten. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

15. [appellant sub 5] vreest daarnaast horizonvervuiling en aantasting van het landschap door grote zonneparken zoals het plan die mogelijk maakt.

15.1. [appellant sub 5] woont aan de dorpsrand van Wirdum en heeft uitzicht op open landschap. De zonneparken in Nieuw Stroomland kunnen vanaf 150 m vanaf de dorpsrand van Wirdum worden gerealiseerd.

De Afdeling overweegt in de eerste plaats dat geen blijvend recht op uitzicht bestaat. Daarnaast stelt de Kwaliteitsnota eisen aan de landschappelijke inpassing van de zonneparken. In de Kwaliteitsnota staat onder meer dat de zonneakker landschappelijk moet zijn ingepast door middel van sloten en riet, plaatselijk in combinatie met struiken en/of in combinatie met kades langs het water. De Afdeling stelt vast dat de zonnepanelen hierdoor, gelet op de bouwhoogte van maximaal 2 m, niet volledig aan het zicht zullen worden onttrokken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad, gelet op de ruime mogelijkheden die de afwijkingsbevoegdheid voor Nieuw Stroomland biedt, onvoldoende aandacht besteed aan de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de gevolgen van die afwijkingsbevoegdheid voor het landschap. De raad heeft onvoldoende onderzocht en afgewogen of de gevolgen voor het landschap van grootschalige zonneparken in Nieuw Stroomland ter hoogte van Wirdum aanvaardbaar zijn.

Het bestreden besluit is ook in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

Waardedaling woningen

16. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] voeren aan dat hun woningen minder waard zullen worden als gevolg van de mogelijkheden die het plan biedt voor grote zonneparken nabij Wirdum.

16.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn, dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.

De betogen falen.

Bouwhoogte

17. [appellant sub 5] voert aan dat onduidelijk is hoe hoog de grondopstellingen in Nieuw Stroomland mogen worden. De planregels en de Kwaliteitsnota zijn volgens hem tegenstrijdig, omdat volgens de planregels de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt en volgens de Kwaliteitsnota maximaal 1 m.

Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard betogen eveneens dat een bouwhoogte van 2 m niet in overeenstemming is met de Kwaliteitsnota, omdat daarin voor Nieuw Stroomland een bouwhoogte van maximaal 1 m is vermeld. Volgens hen volgt uit artikel 6, lid 6.2, van de planregels dat geen omgevingsvergunning kan worden verleend voor een bouwhoogte van meer dan 1 m, omdat bij de verlening van een vergunning moet worden voldaan aan de Kwaliteitsnota.

17.1. De raad stelt dat bij het opstellen van de Kwaliteitsnota is uitgegaan van grondopstellingen met een hoogte van 1 m. Later is echter gebleken dat die hoogte in de praktijk moeilijk uitvoerbaar kan zijn vanwege het onderhoud. Daarom is in het plan een bouwhoogte van maximaal 2 m opgenomen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat schapen de gronden onder de zonnepanelen moeten kunnen begrazen en dat een bouwhoogte van 1 m daar te laag voor is.

De raad stelt dat de bouwhoogte van 2 m in de planregels leidend is. De Kwaliteitsnota bevat beleidsregels over welstand en kan geen beperking opleveren voor hetgeen in het plan is opgenomen, aldus de raad.

17.2. In artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, van de planregels is in de voorwaarden voor de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid opgenomen dat de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m.

Ingevolge lid 6.2, aanhef en onder 1, kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.1 alleen worden verleend indien gehandeld wordt in overeenstemming met de beleidsregels zoals opgenomen in de Kwaliteitsnota.

In de Kwaliteitsnota, die als bijlage 1 bij de planregels is gevoegd, zijn eisen vermeld voor de zonneparken in Nieuw Stroomland. Op p. 27 van de Kwaliteitsnota staat dat de hoogte van de opstelling niet groter is dan 1 m. In de afbeelding op p. 26 van de Kwaliteitsnota is ook een bouwhoogte van maximaal 1 m weergegeven.

17.3. De Kwaliteitsnota bevat een concreet maximum voor de bouwhoogte van de grondopstellingen in Nieuw Stroomland, waaraan blijkens artikel 6, lid 6.2, aanhef en onder 1, van de planregels bij de verlening van een omgevingsvergunning voor afwijken van het onderliggende plan wordt getoetst. Bij overschrijding van de in de Kwaliteitsnota opgenomen maximumbouwhoogte van 1 m kan de omgevingsvergunning niet worden verleend.

De Afdeling stelt vast dat het plan hiermee tegenstrijdige afwijkingsregels bevat voor de bouwhoogte van de grondopstellingen in Nieuw Stroomland, namelijk een maximumbouwhoogte van 2 m op grond van artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, van de planregels en een maximumbouwhoogte van 1 m op grond van artikel 6, lid 6.2, aanhef en onder 1, van de planregels in samenhang met p. 27 van de Kwaliteitsnota. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met de rechtszekerheid.

Bouwwerken

18. Dorpsbelang Wirdum Swichum stelt dat het plan en de onderliggende bestemmingsplannen geen mogelijkheden bieden voor het oprichten van bouwwerken zoals transformatoren, terwijl daar wel behoefte aan is. Volgens hen zijn deze voorzieningen niet te beschouwen als ondergeschikte infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen of bouwwerken geen gebouw zijnde. Het plan is in zoverre onduidelijk, aldus Dorpsbelang Wirdum Swichum.

18.1. De afwijkingsbevoegdheden in artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e en f, van de planregels gelden voor het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren in een tijdelijke respectievelijk permanente grondopstelling. Naar het oordeel van de Afdeling valt het bouwen van bouwwerken voor ondersteunende voorzieningen zoals transformatoren binnen de reikwijdte van deze afwijkingsbevoegdheden. Voor zover de onderliggende bestemmingsplannen deze bouwwerken niet toestaan, kunnen die bouwwerken dus met de afwijkingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt.

Het betoog faalt.

Agrarische percelen

19. Dorpsbelang Wirdum Swichum voert aan dat ten onrechte niet in de planregels is vastgelegd dat de zonneparken in het gebied Nieuw Stroomland alleen op voormalige agrarische percelen mogen worden gerealiseerd. Zij verwijst naar de Kwaliteitsnota. Daarin is op p. 27 vermeld dat "het gaat om zonneparken (velden op voormalige agrarische percelen)". De gronden in de omgeving van Wirdum zijn volgens Dorpsbelang Wirdum Swichum geen voormalige agrarische percelen. Volgens haar is het onwenselijk om op die gronden zonneparken te realiseren.

19.1. De door Dorpsbelang Wirdum Swichum aangehaalde passage op p. 27 van de Kwaliteitsnota is beschrijvend van aard. Dit gedeelte van de Kwaliteitsnota bevat daarom geen beleidsregel waaraan op grond van artikel 6, lid 6.2, aanhef en onder 1, van de planregels moet worden voldaan bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor zonneparken in Nieuw Stroomland.

Zoals de raad heeft toegelicht, moet deze passage niet zo worden begrepen dat de zonneparken alleen op percelen mogen komen die nu al niet meer voor agrarische doeleinden in gebruik zijn. De raad heeft alleen willen aanduiden dat de percelen na het plaatsen van de zonnepanelen gelden als voormalige agrarische percelen. Omdat de raad niet de bedoeling heeft gehad om zonneparken alleen op voormalige agrarische percelen toe te staan, hoefde hij die voorwaarde ook niet in de planregels vast te leggen.

Het betoog faalt.

Afstand tot woon- en agrarische erven in het buitengebied

20. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en Dorpsbelang Wirdum Swichum betogen dat de raad in de afwijkingsregels voor het gebied Nieuw Stroomland had moeten vastleggen dat de afstand tussen grondopstellingen met zonnepanelen en/of -collectoren en woon- en agrarische erven in het buitengebied minimaal 50 m moet bedragen. Voor andere deelgebieden is dit wel voorgeschreven.

20.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bepalen van een redelijke afstand tot erven in het landelijke gebied maatwerk is en afhankelijk is van onder meer de omvang van het erf, de oriëntatie van de woning en de eigendomsverhoudingen rond het betrokken perceel. In veel gevallen zijn de eigenaren van de erven ook eigenaar van de grond eromheen. Als deze eigenaren vrijwillig voor zonnepanelen kiezen, is er volgens de raad geen aanleiding om een afstand van 50 m aan te houden. Bij de afweging of meegewerkt kan worden aan een afwijking van het onderliggende plan is er volgens de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening voldoende ruimte om een passende afstand te bepalen.

20.2. In artikel 8:69a van de Awb is het volgende bepaald: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

20.3. Voor de gebieden met de aanduidingen "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" en "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m" is in artikel 6.1, aanhef en onder f en g, van de planregels een afstand van ten minste 50 m voorgeschreven tussen de grondopstellingen en woon- en agrarische erven in het buitengebied. De Afdeling gaat er, mede gelet op wat de raad naar voren heeft gebracht, van uit dat deze afstand is voorgeschreven ter bescherming van het woon- en leefklimaat van de gebruikers van deze erven.

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] wonen aan de dorpsrand van Wirdum. Hun percelen liggen op meer dan 150 m afstand van Nieuw Stroomland. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] zijn geen eigenaar van erven in het buitengebied in Nieuw Stroomland.

Dorpsbelang Wirdum Swichum heeft als statutaire doelstellingen het bevorderen van zaken van algemeen belang in Wirdum en Swichum en bij gebleken behoefte de behartiging van de algemene belangen ter zake van leefbaarheid en welzijn van de inwoners. Het behartigen van het belang van een goed woon- en leefklimaat bij de woon- en agrarische erven in het buitengebied in Nieuw Stroomland valt naar het oordeel van de Afdeling niet binnen die doelstellingen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het gebied Nieuw Stroomland begint op een afstand van 150 m van de dorpsrand van Wirdum en op ongeveer 300 m afstand van Swichum.

Gelet hierop kunnen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en Dorpsbelang Wirdum Swichum zich niet beroepen op de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woon- en agrarische erven in het buitengebied in Nieuw Stroomland. Het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste staat in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit vanwege de beroepsgronden die [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en Dorpsbelang Wirdum Swichum hierover naar voren hebben gebracht. De Afdeling zal deze beroepsgronden daarom niet inhoudelijk bespreken.

Conclusie

21. Het beroep van [appellant sub 4] is, voor zover ontvankelijk, gegrond. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5], Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard zijn gegrond.

Het bestreden besluit moet worden vernietigd, voor zover het betreft de toekenning van de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland" aan de gronden ten zuiden van de Haak om Leeuwarden (N31).

22. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

23. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Ten aanzien van [appellant sub 4], Dorpsbelang Wirdum Swichum en Dorpsbelang Wytgaard is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 4] niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de gebieden met de aanduidingen "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" en "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m";

II. verklaart het beroep van [appellant sub 4], voor zover ontvankelijk, gegrond;

III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5], Foriening foar Doarpsbelangen Wurdum-Swichum en Vereniging Dorpsbelang Wytgaard gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Leeuwarden van 13 februari 2017, kenmerk 77 RO, voor zover het betreft de toekenning van de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland" aan de gronden ten zuiden van de Haak om Leeuwarden (N31);

V. draagt de raad van de gemeente Leeuwarden op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel IV wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Leeuwarden tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van:

a. € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan [appellant sub 1];

b. € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan [appellant sub 2];

c. € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan [appellant sub 3];

d. € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan [appellant sub 5];

VII. gelast dat de raad van de gemeente Leeuwarden aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1], € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2], € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3], € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 4], € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 5], € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor Foriening foar Doarpsbelangen Wurdum-Swichum en € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor Vereniging Dorpsbelang Wytgaard vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Teuben
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2018

483.


BIJLAGE

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet

Artikel 7j

1. Dit artikel is van toepassing op door de raad van de in de onderstaande tabel genoemde gemeenten bij bestemmingsplan aan te wijzen locaties, voor zover die aanwijzing plaatsvindt vóór de in die tabel aangegeven datum:

[…]

d. Leeuwarden 18 maart 2020

[…]

2. In aanvulling op artikel 3, van Bijlage II, van het Besluit omgevingsrecht is binnen de bij bestemmingsplan aangewezen locaties gedurende een periode van vijftien jaar na inwerkingtreding van dat plan geen omgevingsvergunning vereist voor een activiteit, die betrekking heeft op een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op de grond of op een op de grond staand bouwwerk, mits het bouwwerk, waarop de collectoren of panelen worden geplaatst, voldoet aan de volgende eisen:

1°. de bouwhoogte van het bouwwerk niet hoger is dan vijf meter;

2°. het bouwwerk niet voorzien is van een niet op de grond gelegen buitenruimte.

3. In aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen voor die aan te wijzen locaties in het bestemmingsplan regels worden gesteld met betrekking tot het uiterlijk van de in het eerste lid bedoelde bouwwerken en beleidsregels worden opgenomen die betrekking hebben op redelijke eisen van welstand als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, van de Woningwet. In afwijking van artikel 12b van de Woningwet wordt het advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester mede gebaseerd op de criteria, die zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

4. In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt de bestemming van gronden voor de aan te wijzen locaties, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, binnen een periode van vijftien jaar opnieuw vastgesteld.

5. In afwijking van artikel 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een voorlopige bestemming voor de aan te wijzen locaties voor de duur van ten hoogste vijftien jaar.

Verordening Romte Fryslân 2014

Artikel 1.15 Bestaand stedelijk gebied

Het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur van een kern bevat, zoals begrensd op de van deze verordening deel uitmakende kaarten Begrenzing bestaand stedelijk gebied, of zoals sinds 1 januari 2010 opgenomen in een onherroepelijk ruimtelijk plan voor nieuwe stedelijke functies, met uitzondering van de stedelijke functies die pas kunnen worden gerealiseerd op grond van in dat ruimtelijk plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 9.4 Opstellingen voor zonne-energie

9.4.1

1. Een ruimtelijk plan in het landelijk gebied kan slechts voorzien in een opstelling voor zonne-energie:

a. aansluitend op bestaand stedelijk gebied van een stad of dorp of als onderdeel van een uitbreidingslocatie, of nabij bestaand stedelijk gebied, mits het zonnepark een redelijke aansluiting heeft of krijgt op het stedelijk weefsel van stad of dorp;

[…]

2. In afwijking van het eerste lid, onder a, kan een opstelling voor zonne-energie worden toegestaan op een locatie die niet aansluit op stedelijk gebied, mits aangetoond wordt dat deze naar redelijke verwachting van gemeente en provincie binnen tien jaar onderdeel zal uitmaken van de stedelijke woon- of werkuitbreiding of daarop zal aansluiten.

[…]

5. Bij toepassing van het eerste lid, onder a, het tweede, derde en vierde lid worden de locatie van de opstelling en de omvang daarvan in de plantoelichting onderbouwd op grond van:

a. de gemeentelijke ambitie inzake zonne-energie,

b. de daaraan verbonden analyse van en visie op mogelijkheden binnen en buiten

bestaand bebouwd gebied,

c. de energiebehoefte van een kern, of van enkele samenwerkende kernen en de

mogelijkheid van participatie van bewoners, en

d. aard en schaal van een kern.

[…]

Planregels bestemmingsplan "Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon"

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

In aanvulling op de ruimtelijke besluiten zoals genoemd in 1.12 van toepassing verklaring mogen de gronden tevens worden gebruikt voor:

1. warmteopwekking met collectoren;

2. energieopwekking met panelen,

met dien verstande dat:

a. in afwijking van het gestelde in artikel 3.1 lid 2 Wet ruimtelijke ordening het voorliggende bestemmingsplan binnen een periode van 15 jaar opnieuw moet zijn vastgesteld;

b. in afwijking van het gestelde in artikel 3.2 Wet ruimtelijke ordening wordt de termijn van 15 jaar als tijdelijk / voorlopig aangemerkt;

c. voor de gebieden op de gronden ter plaatse van de aanduidingen "wetgevingzone - vliegbasis", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m", "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m", "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland" en "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden" mag de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en/of -collectoren niet meer bedragen dan 115 hectare;

d. voor de gebieden op de gronden ter plaatse van de aanduidingen "wetgevingzone - bedrijventerrein", "wetgevingzone - beschermde stads- en dorpsgezichten" en "wetgevingzone - bestaand stedelijk gebied" mag de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en/of -collectoren niet meer bedragen dan 90 hectare.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijkingsmogelijkheden per deelgebied

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a. […]

e. de bestemmingsregels van de ruimtelijke besluiten als genoemd in 1.12 van toepassing verklaring ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Nieuw Stroomland" voor het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren in een tijdelijke grondopstelling, met dien verstande dat:

1. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;

2. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;

3. de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling ten hoogste 15 jaar geplaatst mogen zijn;

4. bij de realisatie van een grondopstelling van zonnepanelen en/of -collectoren dient het beginpunt van de geprojecteerde ontwikkeling op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied van de provincie Fryslân zoals opgenomen op kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied Verordening Romte Fryslân 2014 te zijn gelegen;

5. indien een project voor het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren is gelegen binnen 150 meter van een woonkern, voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat participatie van bewoners van de betreffende kern heeft plaatsgevonden.

f. de bestemmingsregels van de ruimtelijke besluiten als genoemd in 1.12 van toepassing verklaring ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m" voor het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren in een permanente grondopstelling, met dien verstande dat:

1. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;

2. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van de dorpsbebouwing alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;

3. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van woon- en agrarische erven in het buitengebied ten minste 50 m dient te bedragen;

4. bij de realisatie van een grondopstelling van zonnepanelen en/of -collectoren dient het beginpunt van de geprojecteerde ontwikkeling op minder dan 50 m van een dorpsrand te zijn gelegen;

5. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de bouwperceelgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;

6. zonneprojecten niet mogen worden ontwikkeld op gronden die onderdeel uitmaken van de (provinciale) natuur van de provincie Fryslân zoals opgenomen in kaart 3 - Natuur Verordening Romte Fryslân 2014;

7. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat participatie van bewoners van de betreffende kern heeft plaatsgevonden;

8. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat de aard en de schaal van de zonnepanelen en/of -collectoren in een permanente grondopstelling in relatie staat tot de energiebehoefte van de betreffende kern of kernen.

g. de bestemmingsregels van de ruimtelijke besluiten als genoemd in 1.12 van toepassing verklaring ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m" voor het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren in een permanente grondopstelling ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke eenheid in relatie tot het bepaalde onder f, met dien verstande dat:

1. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;

2. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van de dorpsbebouwing ten minste 10 m dient te bedragen;

3. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van woon- en agrarische erven in het buitengebied ten minste 50 m dient te bedragen;

4. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;

5. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning afstemming met en instemming van de provincie Fryslân dient plaats te vinden;

6. zonneprojecten niet mogen worden ontwikkeld op gronden die onderdeel uitmaken van de (provinciale) natuur van de provincie Fryslân zoals opgenomen in kaart 3 - Natuur Verordening Romte Fryslân 2014;

7. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat participatie van bewoners van de betreffende kern heeft plaatsgevonden;

8. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat de aard en de schaal van de zonnepanelen en/of -collectoren in een permanente grondopstelling in relatie staat tot de energiebehoefte van de betreffende kern of kernen.

[…]

i. de bestemmingsregels van de ruimtelijke besluiten als genoemd in 1.12 van toepassing verklaring ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - ontwikkelingsgebied Zuidlanden" voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren in een tijdelijke grondopstelling, met dien verstande dat:

1. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;

2. de afstand tussen de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;

3. de zonnepanelen en/of -collectoren in grondopstelling ten hoogste 15 jaar geplaatst mogen zijn;

4. bij de realisatie van een grondopstelling van zonnepanelen en/of -collectoren dient het beginpunt van de geprojecteerde ontwikkeling op minder dan 200 m van het bestaand stedelijk gebied van de provincie Fryslân zoals opgenomen op kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied Verordening Romte Fryslân 2014 te zijn gelegen;

5. indien een project voor het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren is gelegen binnen 150 meter van een woonkern, voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat participatie van bewoners van de betreffende kern heeft plaatsgevonden.

6.2 Toetsingscriteria per deelgebied

De in lid 6.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien:

1. gehandeld wordt in overeenstemming met de beleidsregels zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische belangen van het betreffende gebied;

3. de opstelling leidt tot verstoring van rust en ruimte in de weidevogelkansgebieden, zoals aangegeven op de kaart 7- Weidevogelgebieden Verordening Romte Fryslân 2014, een omgevingsvergunning alleen wordt verleend als de schade gecompenseerd is overeenkomstig artikel 7.2.4, onder d van de verordening en de provinciale weidevogelregeling, door storting van het compensatiebedrag In het provinciale Weidevogelfonds.

[…]

Artikel 7 Overige regels

a. In aanvulling op het gestelde in artikel 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening geldt voor de gronden behorende tot dit 1.1 plan dat de beleidsregels zoals opgenomen in de als bijlage 1 bij deze regels behorende ‘Kwaliteitsnota plan voor de zon’ van overeenkomstige toepassing zijn.

b. Indien de beleidsregels ‘Kwaliteitsnota plan voor de zon’ binnen de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.