Uitspraak 201708391/1/A1


Volledige tekst

201708391/1/A1.
Datum uitspraak: 11 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Deventer,

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2017 heeft het college zijn beslissing om op 18 juli 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Deventer aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van de bestuursdwang (€ 91,00) voor rekening van [appellant] komen.

Bij besluit van 18 september 2017 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier, is verschenen.

Overwegingen

1.1. Artikel 10 van de Afvalstoffenverordening 2009 luidt:

"1. Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.

[…]"

2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 18 juli 2017 is aangetroffen naast de ondergrondse container aan de Smedenstraat (hierna: de ORAC). Niet in geschil is dat de huisvuilzak van [appellant] afkomstig is.

3. Voor zover [appellant] betoogt dat de Afvalstoffenverordening en het Uitvoeringsbesluit niet zijn overtreden, omdat gebleken is dat de ORAC niet werkzaam was, overweegt de Afdeling dat niet in geschil is dat [appellant] de huisvuilzak naast de ORAC heeft geplaatst. Dit is in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening. Er is dan ook sprake van een overtreding.

4. [appellant] betoogt dat het college de kosten niet voor rekening van hem had mogen brengen. Daartoe voert hij aan dat gebleken is dat de ORAC niet werkzaam was. Bovendien had hij geen tijd om de huisvuilzak bij een andere ondergrondse container aan te bieden of de vuilniszak naar huis te brengen, omdat hij de laatste trein naar Schiphol moest halen.

4.1. Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb luidt:

"De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen".

4.2. In artikel 5:25 van de Awb is neergelegd dat bestuursdwang en kostenverhaal als regel samengaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:499), kan voor het maken van een uitzondering blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling onder meer aanleiding bestaan indien de aangeschrevene van de ontstane situatie geen verwijt kan worden gemaakt en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen. Ook andere bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van het kostenverhaal.

4.3. Blijkens informatie van 30 augustus 2017 van Circulus-Berkel, de beheerder van de ondergrondse container, was op 18 juli 2017 de ORAC vol. De zogenoemde uitwijkcontainer was blijkens die informatie niet vol.

De omstandigheid dat de ORAC vol was, ontslaat [appellant] niet van de verplichting om de huisvuilzak op juiste wijze ter inzameling aan te bieden. Dit houdt in dat als een container vol is, de huisvuilzak in een andere container gedeponeerd dient te worden dan wel weer mee naar huis dient te worden genomen. Uit de informatie van Circulus-Berkel blijkt dat het mogelijk was de huisvuilzak in andere container te deponeren. De door [appellant] gestelde omstandigheid -wat daar van zij- dat hij geen tijd had om de huisvuilzak in de zogenoemde uitwijkcontainer te deponeren of deze terug naar huis te brengen, betekent niet dat er sprake was van een situatie van overmacht. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het verhalen van de kosten van de toegepaste bestuursdwang.

Het betoog faalt.

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Hoogvliet w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2018

270.