Uitspraak 201606346/1/R2


Volledige tekst

201606346/1/R2.
Datum uitspraak: 13 december 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Utrecht,
2. [appellante sub 2] en anderen, allen wonend te Utrecht,
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Utrecht,

en

de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoge Woerd, 1e herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellante sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 1] en anderen, [appellante sub 2] en anderen en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

[appellante sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2017, waar [appellant sub 1] en anderen, bijgestaan door drs. P.A.J.M. van Bragt, [appellante sub 2] en anderen, bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en ir. J.F.C Kupers, [appellant sub 3] en anderen, bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer, bijgestaan door T.J.M. van Diepen, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Podium Hoge Woerd, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

Bestuurlijke lus

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Toetsingskader bestemmingsplan

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inleiding

3. Het plan heeft betrekking op het Castellum in het woongebied De Woerd van het stadsdeel Leidsche Rijn. Het Castellum is een nagebouwd Romeins fort en biedt ruimte aan publieke functies zoals een museum, een theaterzaal, een kinderboerderij en een café-restaurant. Het plan is een herziening van het voor het Castellum geldende bestemmingsplan en bevat een nadere regeling voor onder andere evenementen en geluid op het binnenterrein van het Castellum.

Appellanten wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zij stellen dat de evenementenregeling zal leiden tot geluid-, parkeer- en verkeersoverlast.

Verhouding met voorheen geldende bestemmingsplan en alternatieven

4. [appellant sub 3] en anderen betogen dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plan alsnog voorziet in een evenementenregeling voor het Castellum, die in het op 28 juni 2011 vastgestelde bestemmingsplan "Hoge Woerd" abusievelijk niet was opgenomen. In 2011 is besloten dat het Castellum gerealiseerd zou worden als wijkvoorziening met een cultureel-archeologisch educatieve functie. Een evenementenprogramma en een buitenpodium is met het voorheen geldende bestemmingsplan nooit voorzien en het podium is in strijd met dat bestemmingsplan gerealiseerd. De ruimtelijke en economisch onderbouwing van de opschaling naar een bovenregionale evenementenlocatie schiet volgens hen tekort.

De verhoging van 47 naar 77 evenementen ten opzichte van het ontwerp van het plan is volgens [appellant sub 3] en anderen niet onderbouwd. Het is in strijd met de doelstelling van het voorheen geldende bestemmingsplan om op voorhand op een dergelijk grote schaal evenementen toe te staan.

De raad motiveert volgens hen ook niet waarom de bestaande evenementenlocaties in de nabije omgeving niet zouden volstaan.

4.1. In het bestemmingsplan "Hoge Woerd" had het Castellum de bestemming "Cultuur en Ontspanning - 1". Op de gronden met deze bestemming was een educatief, cultureel en archeologisch park toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "castellumpaviljoen" waren een theater, een museum, recreatieve en/of educatieve voorzieningen toegelaten. Binnen de bestemming "Groen-2" waren evenementen toegestaan.

Volgens de plantoelichting heeft de raad in overleg met de exploitanten onderzocht hoe de uitwerking van het Castellum er uit zou moeten komen te zien. Met het oog daarop is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Om te voorkomen dat bewoners gedurende vele malen per jaar geconfronteerd worden met geluidoverlast moeten er regels gesteld gaan worden met betrekking tot het aantal evenementen dat aanvaardbaar is en de geluidsniveaus welke geproduceerd mogen worden. Besloten is om een dergelijke regeling in een bestemmingsplan te verankeren, aldus de plantoelichting.

4.2. In het voorheen geldende bestemmingsplan waren evenementen zonder beperking in aard en omvang toegestaan. Zoals volgt uit de plantoelichting zijn de evenementen in het onderhavige plan uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid en ter voorkoming van onaanvaardbare overlast begrensd in aantal evenementen, aantal bezoekers en toegelaten geluidniveaus. De Afdeling kan [appellant sub 3] en anderen dan ook niet volgen in hun stelling dat het Castellum in het plan een andere planologische functie heeft gekregen dan in het voorheen geldende bestemmingsplan die niet zou zijn onderbouwd. De vraag of het buitenpodium is gerealiseerd in afwijking van het voorheen geldende bestemmingsplan ligt hier niet voor.

De stelling van [appellant sub 3] en anderen dat het aantal toegelaten evenementen zich niet verdraagt met de doelstelling van het voorheen geldende bestemmingsplan kan de Afdeling, gelet op de onbegrensde toelating van evenementen in dat plan, evenmin volgen.

Het betoog faalt.

4.3. Volgens de zienswijzennota is het Máximapark aangewezen als "podium" voor de stad. Het Castellum Hoge Woerd geeft hieraan invulling met de combinatie van theater, museum, stadsboerderij en horeca. Het Castellum is gebouwd op een bijzondere plek die een bijzondere invulling heeft gekregen: een multifunctioneel gebouw dat de historie van het gebied laat zien, met een ommuurd binnenterrein. De ommuring van 5,5 meter hoog maakt de plek aantrekkelijk voor het houden van evenementen. Het terrein van het Castellum leent zich goed voor culturele activiteiten. Deze culturele activiteiten zijn ook al toegelaten op basis van het vigerende bestemmingsplan, aldus de zienswijzennota.

Met de verwijzing naar de bijzondere locatie, de bijzondere bouw en de reeds in het voorheen geldende bestemmingsplan toegelaten culturele activiteiten heeft de raad het toestaan van evenementen op het binnenterrein, naast andere bestaande evenementenlocaties, naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd.

Het betoog faalt.

Geluidnormering en aantal evenementen

5. [appellante sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en anderen stellen dat het binnenterrein deel uitmaakt van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, die wordt gevormd door de gezamenlijke activiteiten binnen het Castellum, dan wel dat het binnenterrein zelf een inrichting is. De in de planregels voor evenementen toegelaten geluidniveaus overschrijden de voor inrichtingen geldende geluidniveaus in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Weliswaar kan ingevolge de Herziening vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer van de gemeente Utrecht (hierna: de Vrijstellingsverordening) maximaal twee dagen per jaar worden afgeweken voor incidentele festiviteiten, maar de overschrijding die de evenementenregeling in het plan toelaat is een veelvoud daarvan.

5.1. Artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, luidt:

"In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht."

Artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer luidt:

"Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

Tabel 2.17a


Artikel 2.21, eerste lid, luidt:

"De waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20 zijn voor zover de naleving van deze normen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met de viering van:

a. festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt;

b. andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen per gebied of categorie van inrichtingen kan verschillen en niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar."

5.2. Volgens het deskundigenbericht organiseren de gebruikers van het Castellum los van elkaar of tezamen evenementen waarbij het binnenterrein wordt gebruikt. De gebruikers, een museum, een café, een theater en een kinderboerderij, zijn afzonderlijke rechtspersonen die niet tot eenzelfde onderneming of instelling kunnen worden gerekend en zij exploiteren afzonderlijke inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer.

Weliswaar volgt uit het deskundigenbericht dat er bindingen zijn tussen de gebruikers van het Castellum, maar onderlinge zeggenschap over de bedrijfsvoering van de inrichtingen en de exploitatie van het binnenterrein ontbreekt. Elk van de inrichtingen functioneert, zo blijkt uit het deskundigenbericht, zelfstandig. Ook derden kunnen evenementen organiseren op het binnenterrein. De benodigde evenementenvergunningen kunnen door verschillende partijen worden aangevraagd zonder dat daarvoor toestemming nodig is van de gezamenlijke gebruikers.

Het gemeentebestuur is niet de exploitant van het binnenterrein en heeft als verhuurder van de gebouwen, met uitzondering van het door het gemeentebestuur geëxploiteerde museum, geen zeggenschap over de bedrijfsvoering van de afzonderlijke inrichtingen binnen het Castellum. Dat er volgens het deskundigenbericht een afstemmingsoverleg komt met het gemeentebestuur over door derden aangevraagde evenementen, de gemeente eigenaar is van de grond en gebouwen en het gemeentebestuur ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht (hierna: de APV) beslist over aanvragen voor evenementenvergunningen, betekent niet dat het gemeentebestuur, al dan niet tezamen met de gebruikers van het Castellum, de zeggenschap heeft over de organisatie van evenementen op het binnenterrein.

Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat het binnenterrein deel uitmaakt van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Nu de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen los van elkaar door eenieder kunnen worden georganiseerd, kunnen zij ook niet in samenhang worden beschouwd voor de vraag of het binnenterrein zelf als inrichting heeft te gelden. Omdat de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen bovendien elk op zichzelf ook te kortdurend zijn om aangemerkt te kunnen worden als een bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, is het binnenterrein geen inrichting als bedoeld in deze wet.

Dat betekent dat de geluidwaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn op het binnenterrein en evenmin de op artikel 2.21 van dat besluit gebaseerde Vrijstellingsverordening, die het aantal buitenevenementen waarbij mag worden afgeweken van de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer beperkt tot twee dagen per inrichting per kalenderjaar.

Het betoog faalt.

6. Voor zover geen sprake zou zijn van een inrichting is de evenementenregeling in het plan volgens appellanten in strijd met een goede ruimtelijke ordening omdat geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen en de bijbehorende tuinen is gegarandeerd. Daartoe voeren zij aan dat de raad zich voor de in de planregels neergelegde evenementenregeling niet zonder meer kon baseren op de door het college van burgemeester en wethouders op 10 maart 2009 vastgestelde "Beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen" (hierna: de Beleidsregel). Deze is bedoeld voor incidentele evenementen. Daarvan is met het in de planregels maximaal toegestane aantal van 77 evenementen per jaar geen sprake meer. Volgens [appellante sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en anderen hebben de geluidnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, ook als er geen sprake is van een inrichting, als redelijke geluidnormen te gelden en ontbreekt een deugdelijke belangenafweging en motivering om in dit geval een aanzienlijk hogere geluidbelasting toe te staan gedurende een langere periode.

6.1. De raad heeft voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat in de omliggende woningen, zo is ter zitting toegelicht, niet beoogd aan te sluiten bij de geluidniveaus uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en het daarin opgenomen maximaal aantal van 12 afwijkingen per kalenderjaar voor incidentele bedrijfssituaties zoals evenementen. In opdracht van de raad is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het geluid in de (woon)omgeving ten gevolge van mogelijke evenementen die worden gehouden op het binnenterrein van het Castellum. De resultaten daarvan staan in het rapport "Geluid in de (woon)omgeving ten gevolge van evenementen op het binnenterrein van Castellum Hoge Woerd te Leidsche Rijn" van bureau Peutz van 21 april 2015 (hierna: het akoestisch onderzoek). Er is voor het binnenterrein van het Castellum afhankelijk van de omvang een drietal evenementen te definiëren, namelijk kleine, middelgrote en grote evenementen. Het immissieniveau ter hoogte van de omliggende woningen bedraagt tijdens deze evenementen ten hoogste respectievelijk 47, 57 en 67 dB(A). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de geluidgrenswaarde van 80 dB(A) zoals opgenomen in de Beleidsregel, aldus de plantoelichting.

Indien uitsluitend de Beleidsregel zou worden toegepast bij de beoordeling van de evenementen die op het binnenterrein van het Castellum geprojecteerd zijn, zou dat kunnen leiden tot een situatie dat wekelijks een groot en luidruchtig evenement zou plaatsvinden. Dit lijkt een voor de woonomgeving niet gewenste situatie, die voor de beoogde exploitatie bovendien niet nodig is. Daarom zijn in dit bestemmingsplan specifieke gebruiksregels opgenomen voor versterkt geluid. De in de planregels opgenomen geluidniveaus en het bij deze niveaus toegelaten aantal evenementendagen zijn volgens de plantoelichting gebaseerd op de mate van waarneembaarheid in en buiten de woningen.

6.2. Op de gronden van het Castellum rust de bestemming "Cultuur en ontspanning - 1". De gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - castellumwal" zijn ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels onder meer bestemd voor evenementen.

Artikel 4, lid 4.4.1 en lid 4.4.3 luiden:

"4.4.1 Aantal dagen per jaar

De in lid 4.1 genoemde evenementen zijn maximaal 77 evenementen op maximaal 77 dagen per kalenderjaar, op- en afbouwdagen van een evenement niet meegerekend, toegestaan.

4.4.3 Geluid

a. De functies genoemd in lid 4.1, aanhef en onder a, b en c, zijn uitsluitend toegestaan, als het geluidsniveau, gemeten op de gevels van de woningen rond het Castellum, niet meer dan 40 dB(A) bedraagt.

b. In afwijking van de regel onder a mag in de volgende gevallen het geluidsniveau vanaf 9.00 uur tot 23.00 uur hoger zijn:

1. op maximaal 25 dagen per jaar, waarbij het geluidsniveau, gemeten op de gevels van de woningen rond het Castellum, niet meer dan 47 dB(A) bedraagt en het geluidsniveau gemeten op een afstand van 15 meter van het podium niet meer dan 75 dB(A) bedraagt;

2. op maximaal 10 dagen per jaar, waarbij het geluidsniveau, gemeten op de gevels van de woningen rond het Castellum niet meer dan 57 dB(A) bedraagt en het geluidsniveau gemeten op een afstand van 15 meter afstand van het podium niet meer dan 85 dB(A) bedraagt;

3. op maximaal 2 dagen per jaar, waarbij het geluidsniveau, gemeten op de gevels van de woningen rond het Castellum niet meer dan 67 dB(A) bedraagt en het geluidsniveau gemeten op een afstand van 15 meter afstand van het podium niet meer dan 95 dB(A) bedraagt;

c. een handelen in strijd met het bepaalde in dit artikel wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan."

6.3. Voor zover appellanten twijfelen aan de handhaafbaarheid van de in de planregels opgenomen geluidniveaus en het aantal dagen waarop deze zijn toegestaan is de Afdeling van oordeel dat de geluidniveaus en het aantal evenementendagen in de planregels voldoende zijn begrensd en zijn te handhaven. Ter zitting heeft de raad toegezegd spoedig te komen met een openbaar toegankelijke registratie van de aangevraagde evenementen, de bijbehorende categorie, klein, middelgroot of groot evenement, en het quotum dat daarvoor volgens de planregels aanwezig is.

6.4. De raad heeft voor de hoogte van de geluidgrenswaarden voor evenementen een maximum van 80 dB(A) zoals opgenomen in de Beleidsregel tot uitgangspunt genomen. De in de planregels toegelaten geluidniveaus zijn evenwel lager dan 80 dB(A). Appellanten kunnen dan ook niet worden gevolgd in hun betoog dat de raad zich niet zonder meer op de Beleidsregel kon baseren.

6.5. Zoals in 5.2. is overwogen zijn de geluidwaarden in het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing op het binnenterrein omdat geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. De raad hoefde voor de geluidniveaus en de aantallen evenementen dan ook niet aan te sluiten bij de geluidwaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de in artikel 2.21, eerste lid, opgenomen mogelijkheid om van deze geluidwaarden voor ten hoogste 12 dagen per kalenderjaar af te wijken ten behoeve van festiviteiten.

Dat neemt niet weg dat aan de in de planregels opgenomen geluidniveaus, die voor een groot aantal dagen hoger zijn dan de geluidniveaus uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een deugdelijke motivering ten grondslag moet liggen.

In het deskundigenbericht staat dat gedurende maximaal 37 dagen per jaar sprake is van een aanzienlijk hogere geluidbelasting op de gevels (47 dB(A) of meer) dan de geluidbelasting in een gemiddelde zeer rustige woonwijk van 40 - 45 dB(A) die representatief is voor de woonomgeving van het Castellum. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom de gekozen geluidniveaus van 47 dB(A) of hoger tijdens 37 dagen per jaar voor het woon- en leefklimaat van de appellanten aanvaardbaar zijn. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.

6.5.1. De in de planregels toegelaten geluidbelasting van 47 dB(A) op maximaal 25 dagen per jaar tussen 19.00 uur tot 23.00 uur is 2 dB(A) hoger dan de waarde voor deze periode in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dat een dergelijk hoger geluidniveau volgens de toelichting van bureau Peutz ter zitting uit ervaring beter zou passen bij het soort evenementen dat op het binnenterrein is voorzien betekent niet dat daarmee ook is gemotiveerd dat voor de periode van 25 evenementendagen per jaar ter plaatse van de woningen van appellanten sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In paragraaf 4.4.2 van de plantoelichting is voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gekozen geluidniveaus als criterium genomen de mate van waarneembaarheid van muziekgeluid van evenementen in en om de woningen overeenkomstig de beoordeling in het akoestisch onderzoek. Volgens voornoemde paragraaf zal bij een geluidbelasting van 47 dB(A) op de gevel, uitgaande van een gevelisolatie van 20 dB(A) en bij gesloten ramen, binnen in de woning een geluidniveau resteren van circa 27 dB(A). Een dergelijk geluidniveau zal in veel gevallen in de dag- en avondperiode niet worden opgemerkt, aldus de plantoelichting.

Volgens het deskundigenbericht is echter in de door [appellante sub 2] en anderen overgelegde second opinion van bureau Kupers & Niggebrugge van 17 januari 2017 (hierna: de second opinion) vastgesteld dat, gelet op de ouderdom van de woningen, in dit geval moet worden uitgegaan van een lagere gevelisolatie. Los van de juistheid van die berekening volgt volgens het deskundigenbericht ook uit de second opinion dat muziekgeluid in de woning waarneembaar en daarmee hinderlijk is. Dat geldt ook voor momenten dat de ramen open staan of luchtroosters open zijn, hetgeen volgens appellanten in de zomerperiode, wanneer de meeste evenementen plaatsvinden, bijna altijd het geval is, aldus het deskundigenbericht.

Volgens 3.3.6 van de zienswijzennota kan het geluidniveau in de meeste gevallen (maximaal 37 evenementen) binnen de omgeving acceptabel worden geacht. In tuinen bij woningen kan men elkaar dan nog verstaan, aldus de zienswijzennota. Volgens de in het deskundigenbericht aangehaalde second opinion is echter niet uitgesloten dat een geluidbelasting van 47 dB(A) op de gevels van de woningen in gelijke mate kan worden waargenomen in tuinen van de woningen.

Dat de geluidnormen in de planregels en in de Beleidsregels volgens het deskundigenbericht alleen voor de gevels van de woningen gelden laat onverlet dat de raad voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de geluidniveaus de mate van waarneembaarheid van muziekgeluid in de woning en in de tuin bepalend acht. Die aanvaardbaarheid is gelet op het voorgaande onvoldoende gemotiveerd.

6.5.2. De in de planregels toegelaten geluidbelastingen van 57 dB(A) en 67 dB(A) gedurende onderscheidenlijk 10 en 2 dagen per jaar zijn hoger dan de waarden voor de dag en avond in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ingevolge de op het Activiteitenbesluit milieubeheer gebaseerde Vrijstellingsverordening is een afwijking van de geluidwaarden voor incidentele bedrijfssituaties, waaronder festiviteiten, slechts toegestaan gedurende maximaal twee dagen per kalenderjaar per inrichting. De Vrijstellingsverordening is weliswaar niet van toepassing, omdat het binnenterrein geen inrichting is als bedoeld in de Wet milieubeheer, maar onduidelijk is hoe de in de planregels toegelaten geluidbelastingen gedurende maximaal 12 dagen per jaar zich verhouden tot het in dagen restrictieve gemeentelijke beleid voor evenementen. Dat beleid is volgens de toelichting op de Vrijstellingsverordening immers ingegeven ter voorkoming van geluidoverlast bij concentratie van inrichtingen. Gelet hierop is de aanvaardbaarheid van de in de planregels toegelaten geluidbelastingen van 57 dB(A) en 67 dB(A) gedurende onderscheidenlijk 10 en 2 evenementendagen per jaar in zoverre onvoldoende gemotiveerd.

6.5.3. Volgens de toelichting van de raad ter zitting is de hogere geluidbelasting ten opzichte van de waarden in het Activiteitenbesluit milieubeheer gedurende 37 dagen per jaar met name gebaseerd op de aard en omvang van de door de exploitanten van het Castellum gewenste evenementen. Inzicht daarin ontbreekt echter. Het door de exploitanten opgestelde overzicht van te verwachten buitenevenementen voor het jaar 2016 ging uit van een geringer aantal buitenevenementen met versterkte muziek dan 37. Bovendien is door een van de exploitanten ter zitting gesteld dat de evenementen voor het merendeel door het theater worden georganiseerd, deze tot nu toe nimmer in de avonduren plaatsvonden en de exploitanten ook geen financieel belang hebben bij buitenevenementen. Gelet hierop is onvoldoende gemotiveerd dat aan het aantal evenementendagen zoals in de planregels opgenomen behoefte bestaat.

6.5.4. Gelet op 6.5.1, 6.5.2, en 6.5.3. is de aanvaardbaarheid van de gekozen geluidniveaus van 47 dB(A) of hoger tijdens 37 dagen per jaar

onvoldoende gemotiveerd. Het betoog slaagt.

Akoestisch onderzoek

7. Volgens [appellante sub 2] en anderen schiet het akoestisch onderzoek tekort. Ten onrechte is in dat onderzoek uitgegaan van het standaard popgeluidspectrum. Bij luidruchtige evenementen kan het noodzakelijk zijn een ander meer hedendaags muziekspectrum toe te passen. Er is ten onrechte afgezien van een zogeheten straffactor voor muziekgeluid van 10 dB(A). Bij de berekeningen is uitgegaan van gemiddelde meteocondities en is geen rekening gehouden met meewind als worst case situatie. De gekozen gevelisolatie van 20 dB(A) is bij muziekgeluid met lage tonen geen worst case benadering, temeer daar sommige woningen ouder zijn dan 50 jaar en nauwelijks geïsoleerd zijn. Ook is geen rekening gehouden met geopende ramen en ventilatieroosters. Ter onderbouwing verwijzen zij naar de second opinion. Voorts wijzen zij er op dat er ook cumulatie is van geluid afkomstig van andere instellingen in de omgeving die niet is onderzocht en meegewogen. [appellante sub 2] en anderen stellen verder dat de invloed van het geluid van onversterkte muziek, het stemgeluid, het geluid vanwege op- en afbouwwerkzaamheden op het podium, het geluid van laad- en losactiviteiten, van technische installaties en van parkeren ten onrechte niet is onderzocht. Volgens [appellant sub 1] en anderen is het reflectiegeluid ten onrechte niet onderzocht.

Muziekspectrum

7.1. Volgens het deskundigenbericht bevat het in het akoestisch onderzoek gehanteerde standaard popmuziekspectrum in tegenstelling tot de hedendaagse pop- en dancemuziek relatief weinig bastonen en is dit muziekspectrum in veel hedendaagse situaties niet meer representatief. De Nederlandse Stichting Geluidshinder heeft in een richtlijn, naast bestaande spectra voor pop en house, nieuwe spectra gepresenteerd voor achtergrondmuziek, dancemuziek en ultrabas. De geluidgrenswaarden in dB(A) die in de planregels zijn opgenomen zijn gebaseerd op het standaard popmuziekspectrum. Ofschoon door de raad niet beoogd, sluiten de planregels andere muziekvormen niet uit. Teneinde de hinder als gevolg van muzieksoorten met lage bastonen te beperken, kunnen volgens het deskundigenbericht eisen worden gesteld aan de dB(C)-waarden die meer rekening houden met de lage tonen in de muziek. Door de geluidniveaus eveneens te limiteren op de dB(C)-niveau wordt gewaarborgd dat er niet meer basgeluid wordt weergegeven dan op basis van het standaard popmuziekspectrum mogelijk is, aldus het deskundigenbericht.

In zijn reactie op de second opinion verzoekt de raad de Afdeling om zelf in de zaak te voorzien door de geluidniveaus in dB(C), zoals opgenomen in een notitie van bureau Peutz van 13 februari 2017, aan de planregels toe te voegen. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Het betoog slaagt.

7.1.1. De Afdeling ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien nu het besluit meerdere gebreken kent. Bovendien stellen [appellante sub 2] en anderen dat onduidelijk is of de door de raad voorgestelde norm in dB(C) aansluit bij de norm in dB(A) in de planregels.

Straffactor

7.2. Volgens het deskundigenbericht is in paragraaf 2.3 van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (hierna: de HMRI) vermeld dat er gevallen kunnen zijn waarbij een toeslag van 10 dB bij de beoordeling van geluidbelasting aan de orde is, de zogeheten straffactor. Volgens voornoemde paragraaf moet bij het verlenen van vergunningen en bij handhaving van geluidvoorschriften rekening worden gehouden met bijzondere geluiden die vanwege hun karakter als extra hinderlijk worden beschouwd. Het betreft tonaal geluid, geluid met een impulsachtig karakter en muziekgeluid. Als criterium geldt dat het bijzondere karakter duidelijk hoorbaar is op het beoordelingspunt. Als er bij een bedrijfstoestand sprake is van deze bijzondere geluiden, wordt een toeslag op het bij deze bedrijfstoestand gemeten (of berekende) langtijdgemiddeld deelgeluidsniveau van 10 dB gehanteerd. In de onderhavige situatie is echter geen sprake van muziekgeluid als bijzonder geluid in een bedrijfstoestand maar van een evenemententerrein waarbij de geluidhinder in hoofdzaak wordt bepaald door muziekgeluid dat ook ter plaatse van de immissiepunten als zodanig herkenbaar is. De straffactor lijkt niet bedoeld te zijn voor buitenluchtevenementen die niet dagelijks plaatsvinden en die een specifieke normstelling hebben. Het toepassen van een straffactor is niet logisch binnen deze systematiek, aldus het deskundigenbericht.

De Afdeling overweegt dat de geluidnormen in het plan volledig zijn toegespitst op evenementen met een hoge mate van geluidhinder en dat deze normen tot doel hebben om onaanvaardbare geluidhinder te voorkomen. Zoals is overwogen in 13.4 van de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, is de mate van hinder van het (muziek)geluid van evenementen als incidentele bedrijfssituaties reeds verdisconteerd in de geluidgrenswaarden voor deze bedrijfssituaties. Gelet hierop en het deskundigenbericht is in het akoestisch onderzoek terecht geen rekening gehouden met een toeslag voor muziek.

Het betoog faalt.

Weersomstandigheden

7.3. Volgens het deskundigenbericht wordt voor de toetsing aan grenswaarden uitgegaan van meteogemiddelde geluidoverdracht, zijnde de gemiddelde overdracht bij het Nederlands klimaat. Dit wordt aangeduid als de representatieve geluidoverdracht. Bij metingen en / of berekeningen kunnen variaties in de geluidoverdracht als gevolg van wisselende weersomstandigheden worden verdisconteerd door toepassing van een meteocorrectieterm, waarbij op de berekende geluidbelasting een aftrek wordt toegepast. Zoals volgt uit de second opinion geeft de berekende geluidbelasting volgens de HMRI de ongunstigste situatie weer, dat wil zegen de situatie onder meewind van de geluidbron naar de ontvanger.Indien er, zoals in dit geval, geen meteocorrectieterm wordt toegepast is er volgens het deskundigenbericht feitelijk sprake van een worst casebenadering. Die is gebruikelijk bij de berekening van de geluidbelasting vanwege evenementen. Deze conclusie is door [appellante sub 2] en anderen in hun zienswijze op het deskundigenbericht niet weersproken. Dat volgens de second opinion bij de overgangen tussen de dag-, avond- en nachtperiode de condities voor de standaardoverdracht met meewindcondities niet van toepassing kunnen zijn en voor evenementen ook andere rekenmodellen worden gebruikt, betekent niet dat het door bureau Peutz gehanteerde model niet uitgaat van een worst case benadering. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van onjuiste meteocondities. Het betoog faalt.

Geluidwering gevels woningen

7.4. Volgens het deskundigenbericht is in de second opinion vastgesteld dat de geluidwering van de gevels van enkele woningen lager is dan waarvan in het akoestisch onderzoek is uitgegaan.

In een notitie van bureau Peutz van 13 februari 2017, waarnaar in het deskundigenbericht wordt verwezen, zijn afwijkende waarden van de eerder aangenomen standaardgeluidwering van 20 dB(A) berekend. [appellante sub 2] en anderen hebben de juistheid van die berekening in hun zienswijze op het deskundigenbericht niet betwist. Volgens de notitie is de geluidwering in de meeste gevallen hoger dan waarvan in het akoestisch onderzoek is uitgegaan, maar in een enkel geval lager. Het aan het plan en de waarneembaarheid van muziekgeluid in de woning ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek, is, voor zover daarin is uitgegaan van een te hoge geluidwering, onzorgvuldig.

Het betoog slaagt.

Cumulatie van geluid

7.5. Volgens het deskundigenbericht zijn er in de omgeving van het stadsdeel Leidsche Rijn meerdere locaties waar evenementen worden georganiseerd. Hoewel deze evenementenlocaties op aanzienlijke afstanden van het Castellum zijn gelegen kan, afhankelijk van het karakter van de evenementen cumulatie van geluid niet worden uitgesloten. Dit is in het akoestische onderzoek niet onderzocht.

Ter zitting heeft de geluiddeskundige van bureau Peutz toegelicht dat de andere evenementenlocaties liggen op een afstand van 1 tot 3 km van het Castellum. Gelet op deze afstand is cumulatie van geluid met het geluid van anderen evenementen weliswaar niet uitgesloten maar zal deze situatie zich slechts in een beperkt aantal gevallen, waarbij de geluidniveaus van meerdere evenementen even hoog zijn, kunnen voordoen. De raad heeft bovendien gesteld dat die situatie zich niet voor hoeft te doen omdat over de te houden evenementen afstemming plaatsvindt teneinde samenloop van evenementen met veel geluidhinder te voorkomen. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van een onderzoek naar cumulatie van geluid.

Het betoog faalt.

Geluid van onversterkte muziek

7.6. De geluidnormen in de planregels zijn ook van toepassing op onversterkte muziek. Volgens de in het deskundigenbericht aangehaalde notitie van bureau Peutz van 21 februari 2017 geldt voor fanfares, drumbands en dergelijke dat deze muziek minder bastonen bevat dan het gehanteerde standaard popmuziekspectrum. Het geluidniveau van deze onversterkte muziek zal ter hoogte van de woningen dan ook lager zijn dan van muziekgeluid met een standaard popmuziek spectrum van gelijke luidheid. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk dat het geluid van onversterkte muziek op het binnenterrein zal leiden tot een hogere geluidbelasting op de gevels van de woningen dan het geluid van versterkte muziek. De raad hoefde de invloed van onversterkte muziek dan ook niet te laten onderzoeken. Het betoog faalt.

Stemgeluid, geluid vanwege op- en afbouwen, laad- en losactiviteiten, technische installaties en parkeren

7.7. Volgens het deskundigenbericht is het akoestisch onderzoek gericht op versterkte muziek als belangrijkste geluidbron. Er is geen inzicht gegeven in onder meer het stemgeluid, geluid van op- en afbouwwerkzaamheden, laad- en losactiviteiten en parkeren. Niet is uitgesloten dat stemgeluid ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning waargenomen kan worden. Maar omdat menselijk stemgeluid, gelet op het geluidspectrum, niet de maatgevende bron is, is het zeer onwaarschijnlijk dat de hiermee gepaard gaande geluidniveaus hoger zullen zijn dan de toegestane geluidniveaus in de planregels. Datzelfde geldt voor de geluidemissie vanwege het op- en afbouwen, het testen van de geluidinstallatie en het parkeren, aldus het deskundigenbericht.

Het laden en lossen vindt volgens het deskundigenbericht plaats via de Castellumpoort aan de noordzijde van het terrein. Voor en na een voorstelling kan bij de dichtstbijzijnde woningen op 10 en 20 m afstand hinder ontstaan als gevolg van opbouw-, opbreek- en laadactiviteiten. Omdat de voorstellingen ingevolge de planregels tot uiterlijk 23.00 uur mogen duren, zal dit meestal voor 01.00 uur afgerond zijn. Nu niet verwacht hoeft te worden dat opbouw-, opbreek- en laadactiviteiten tot diep in de nachtelijke uren zullen plaatsvinden heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van planregels over opbouw-, afbraak- en laadactiviteiten tijdens deze uren, waarom appellanten hebben verzocht.

Het betoog faalt.

Reflectiegeluid

7.8. Ter zitting is door de deskundige van bureau Peutz onweersproken gesteld dat de afstand van het podium tot de omliggende woonbebouwing zodanig groot is dat reflectie van muziekgeluid op de gevels van woningen geen rol speelt. Het betoog faalt.

Verkeer en parkeren

8. Appellanten stellen dat de evenementenregeling leidt tot verkeers- en parkeeroverlast in hun woonwijk.

Het aan het plan ten grondslag gelegde mobiliteitsplan is gebaseerd op een te gering aandeel van het autogebruik bij de verschillende categorieën evenementen. Bovendien houdt het mobiliteitsplan geen rekening met de kortste aanrijroute naar het Castellum via de in een woonwijk gelegen Castellumlaan en de Meerndijk. Deze wegen zijn niet afgesloten voor gemotoriseerd verkeer en worden in navigatiesystemen als kortste route aangegeven. De routeborden naar het Castellum kunnen niet voorkomen dat automobilisten van deze wegen gebruik maken.

In het bestemmingsplan ontbreken parkeernormen of een verwijzing daarnaar, ondanks dat de Reparatiewet BZK 2014 daartoe verplicht.

Een aantal parkeerplaatsen dat volgens het mobiliteitsplan beschikbaar is voor het Castellum dient ook voor de Hindoetempel, het Islamitisch Cultureel Centrum en het kinderdagverblijf in het plangebied. In het mobiliteitsplan is er ten onrechte van uitgegaan dat er geen overlap ontstaat in het gebruik van parkeerplaatsen nu sommige van deze gelegenheden ook in het weekend geopend zijn. Verder zijn het restaurant en het café niet meegenomen in het onderzoek.

Volgens het mobiliteitsplan ontstaat bij grotere evenementen vanwege een tekort aan parkeerplaatsen nabij het Castellum zoekverkeer en daarmee congestie in de omliggende woonwijken. De in het mobiliteitsplan aanbevolen verkeersmaatregelen om dit te voorkomen moeten volgens appellanten gewaarborgd zijn in het bestemmingsplan en niet in de te verlenen evenementenvergunning omdat dit onvoldoende rechtszekerheid biedt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan een evenementenvergunning ook niet dienen om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenement te beoordelen.

De raad heeft uiteindelijk afgezien van een extra overlopende parkeervoorziening aan de Middelweerdbaan zonder dat een ander gebied daarvoor in de plaats is gekomen, aldus appellanten.

8.1. Artikel 4.4, lid 4.4.2 en 4.5 luiden:

"4.4.2 Bezoekers

De in lid 4.1 genoemde evenementen zijn uitsluitend toelaatbaar onder de volgende voorwaarden:

a. het totale aantal bezoekers van het Castellum bedraagt op een dag waarop een evenement plaatsvindt maximaal 1000;

b. in afwijking van de regel onder a mag het totale aantal bezoekers van het Castellum op 15 dagen per jaar maximaal 3500 bezoekers per dag bedragen; c. in afwijking van de regel onder a en in afwijking van de regel onder b mag het totale aantal bezoekers van het Castellum op 2 dagen per jaar maximaal 7000 bezoekers per dag bedragen;

d. een handelen in strijd met het bepaalde in dit artikel wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.

4.5 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders mogen afwijken van lid 4.4.2 onder a en maximaal 1500 bezoekers per dag toestaan in de volgende gevallen:

a. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte van een evenement is gezien de aard of de doelgroep van het evenement laag;

b. er is voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen een straal van 1 km van het Castellum."

8.2. Volgens het deskundigenbericht is vanaf de afritten van de rijkswegen A12 en A2 bewegwijzering naar het Castellum met borden aanwezig en is het Castellum via gebiedsontsluitingswegen te bereiken. Niet in geschil is dat deze toegangswegen naar het Castellum in de situatie zonder verkeersaantrekkende werking vanwege evenementen voldoende capaciteit hebben om het doorgaande verkeer af te wikkelen.

8.3. Aan het plan ligt het Mobiliteitsplan Castellum Hoge Woerd (hierna: het mobiliteitsplan) van bureau XTNT van 5 oktober 2016 ten grondslag. Volgens het mobiliteitsplan kan een regionaal evenement met maximaal 1000 bezoekers 230 auto’s aantrekken en een regionaal evenement met maximaal 7000 bezoekers 705 auto’s. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat 60% van de bezoekers uit de regio en 25% van de bezoekers uit Leidsche Rijn met de auto komt.

Volgens het deskundigenbericht is de door appellanten betwiste aanname in het mobiliteitsplan dat 60% van de bezoekers uit de regio met de auto komt gebaseerd op de CROW publicatie 305 "Verkeersgeneratie leisure" (november 2011) en realistisch. Volgens de publicatie wordt voor circa 54% van alle dagtochten naar evenementen gebruik gemaakt van de auto. Verder is volgens het deskundigenbericht het aantal van 705 parkeerplaatsen bij een groot evenement ook bij toetsing aan de Utrechtse Auto Parkeernormen 2012 inderdaad een worst case benadering. De Afdeling ziet gelet op deze onderbouwing geen aanleiding om aan het uitgangspunt van het mobiliteitsplan over het autogebruik bij evenementen te twijfelen.

8.4. Bij regionale evenementen tot 1000 bezoekers met 230 auto’s ontstaan volgens het mobiliteitsplan geen problemen in de verkeersafwikkeling mits dit niet samenvalt met de avondspits op een doordeweekse dag. Daarvoor moeten er volgens het deskundigenbericht wel voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om zoekverkeer te voorkomen. Er is een parkeervoorziening voor het Castellum met 126 plaatsen. In het mobiliteitsplan wordt daarnaast uitgegaan van 71 nabij gelegen openbare parkeerplaatsen en 12 ter beschikking te stellen parkeerplaatsen op eigen terrein. Volgens de zienswijze van de raad op het deskundigenbericht zijn als gevolg van een herinrichting van parkeerplaatsen nabij en in de directe omgeving van het Castellum, anders dan in het mobiliteitsplan staat, inmiddels in totaal 225 parkeerplaatsen aanwezig en moet rekening worden gehouden met spreiding van de bezoekers over de dag. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de herinrichting al een feit was ten tijde van de vaststelling van het mobiliteitsplan, maar dat daarin nog werd uitgegaan van de situatie voor de herinrichting.

Volgens het mobiliteitsplan zal er geen sprake zijn van gelijktijdige diensten in de Hindoetempel of het Islamitisch Cultureel Centrum en zal met name op zaterdag en zondagmiddag, wanneer het kinderdagverblijf gesloten is, ruimte beschikbaar zijn op de parkeerplaatsen bij deze gelegenheden. De Afdeling acht dit uitgangspunt gezien de openings- en gebedstijden, die doorgaans in de ochtend zijn, niet onjuist.

Weliswaar is in het mobiliteitsplan geen rekening gehouden met een café en een nabijgelegen restaurant, maar deze gelegenheden horen voor een deel bij het Castellum zelf en zullen, gezien de spreiding van bezoekers, niet tot relevante andere uitkomsten in de parkeerbalans leiden.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de eigen en nabij het Castellum aanwezige parkeerplaatsen voldoende zijn om bij regionale evenementen tot 1000 bezoekers 230 auto’s op te vangen zodat geen zoekverkeer ontstaat.

8.5. Bij regionale evenementen tot 7000 bezoekers met maximaal 705 auto’s is volgens het mobiliteitsplan het aantal parkeerplaatsen nabij het Castellum onvoldoende en zullen automobilisten gaan zoeken naar een plaats waardoor er verkeerscongestie kan ontstaan. Om dit te voorkomen moet het autoverkeer bij grote evenementen vanaf de rand van Leidsche Rijn door bewegwijzering worden doorgeleid naar enkele nader aangegeven parkeerplaatsen nabij de uitvalswegen en is de aanstelling van verkeersregelaars en parkeerwachten en soms aanvullend pendelvervoer nodig. Deze verkeersmaatregelen kunnen na beoordeling van een concreet evenement in de evenementenvergunningen op grond van de APV worden opgenomen, aldus het mobiliteitsplan.

Anders dan [appellant sub 1] en anderen stellen bestaat er geen wettelijke verplichting om een parkeerregeling in een bestemmingsplan op te nemen. Zie onder meer de uitspraak van 19 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2634. De door hen aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1800, had alleen betrekking op de uitleg van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening indien in de planregels een verwijzing is opgenomen naar gemeentelijk parkeerbeleid. Uit die uitspraak volgt niet dat alle bestemmingsplannen parkeerregelingen moeten bevatten. Indien bij een nieuwe ontwikkeling voldoende parkeerplaatsen in de omgeving aanwezig zijn, hoeft geen parkeerregeling in het plan te worden opgenomen.

Niet in geschil is dat bij grote evenementen tot 7000 bezoekers in de parkeerbehoefte van 705 auto’s kan worden voorzien door de in het mobiliteitsplan aangegeven parkeerplaatsen nabij de uitvalswegen en in het plangebied. Voor een parkeernorm in het plan bestaat dan ook geen aanleiding. Nu met deze parkeerplaatsen aan de maximale parkeerbehoefte kan worden voldaan, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ook de grote evenementen die het plan toestaat niet zullen leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast, zoekverkeer en congestie in de woonwijken.

Daarmee is de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de verkeersgeneratie als gevolg van de in het plan mogelijk gemaakte evenementen afgewogen. Anders dan gesteld vindt die beoordeling niet plaats in de te verlenen evenementenvergunning.

Voor zover appellanten stellen dat de in het mobiliteitsplan aanbevolen verkeersmaatregelen gewaarborgd moeten zijn in het bestemmingsplan en niet in de te verlenen evenementenvergunning oordeelt de Afdeling als volgt. Gezien de verschillende categorieën evenementen en de te verwachten aantallen bezoekers die in de planregels zijn toegestaan is per evenement een beoordeling van de noodzakelijke verkeersmaatregelen nodig. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor te treffen verkeersmaatregelen bij afzonderlijke evenementen de evenementenvergunning op grond van de APV het geëigende instrument is. In de evenementenregeling van de APV van Utrecht is ook verkeer onderdeel van de beoordeling van een aanvraag voor een evenementenvergunning. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat een dergelijke vergunning onvoldoende rechtszekerheid biedt.

Voor zover appellanten stellen dat de wegen Castellumlaan en Meerndijk als sluiproute kunnen worden gebruikt is in het deskundigenbericht vastgesteld dat ondanks de bewegwijzering en het ontbreken van deze route in navigatiesystemen deze mogelijkheid bestaat in de situatie dat er naar alternatieve parkeerplaatsen worden gezocht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal deze situatie zich met het treffen van verkeersmaatregelen naar verwachting niet voordoen. Daarom hoefde de raad in redelijkheid ook niet te voorzien in een extra overlopende parkeervoorziening aan de Middelweerdbaan.

Het betoog faalt.

Conclusie

9. Gelet op hetgeen onder 6.5.1., 6.5.2., 6.5.3., 7.1. en 7.4. is overwogen, is de conclusie dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb.

Bestuurlijke lus

10. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 24 weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.

De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen in 6.5.1., 6.5.2., 6.5.3., 7.1. en 7.4. is overwogen:

a. de aanvaardbaarheid van de gekozen geluidniveaus van 47 dB(A) of hoger tijdens 37 dagen per jaar, zoals toegestaan in artikel 4, lid 4.4.3, van de planregels, afdoende te motiveren. Daarbij dient de raad te betrekken:

- de geluidwering van de gevels, de mogelijkheid van open staande ramen en ventilatieroosters en de mate van waarneembaarheid van versterkt muziekgeluid in de tuinen;

- de verhouding tot het restrictieve gemeentelijke beleid voor evenementen volgens de Herziening vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer van de gemeente Utrecht;

- de jaarlijkse behoefte aan buitenevenementen bij exploitanten en derden;

of de planregeling aan te passen;

b. maximale geluidniveaus in dB(C), aan de planregels toe te voegen en te onderbouwen dat deze aansluiten bij de norm in dB(A) in de planregels.

De raad dient tevens de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van het gewijzigde of nieuwe besluit niet opnieuw te worden toegepast.

Gevolg van deze uitspraak

11. Een aantal betogen over de motivering en het onderzoek dat aan de evenementenregeling in het plan ten grondslag is gelegd slaagt. De Afdeling past op deze punten de zogenoemde bestuurlijke lus toe. Dit betekent dat de Afdeling een tussenuitspraak doet waarin hij de raad opdraagt de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen de in de beslissing genoemde termijn. Met deze tussenuitspraak is de procedure bij de Afdeling nog niet beëindigd. De raad moet eerst de door de Afdeling geconstateerde gebreken herstellen. Daarna zal de Afdeling einduitspraak doen, waarmee de procedure bij de Afdeling tot een einde komt.

Het gevolg van deze tussenuitspraak is dus dat de raad een herstelbesluit moet nemen.

Proceskosten en griffierecht

12. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Utrecht op

- om binnen 24 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen in 6.5.1., 6.5.2., 6.5.3., 7.1., 7.4. en 10 is overwogen de daar omschreven gebreken te herstellen en;

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. H. Bolt en Van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Boermans
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2017

429.