Uitspraak 201707024/1/A1


Volledige tekst

201707024/1/A1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken van:

1. [verzoeker sub 1] en anderen, onder meer wonend te Rijsbergen, gemeente Zundert,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], beiden wonend te Rijsbergen, gemeente Zundert,
3. Recreatiepark Fort Oranje B.V. (hierna: het recreatiepark), gevestigd te Rijsbergen, gemeente Zundert,
4. [verzoeker sub 4] en anderen, allen wonend te Rijsbergen, gemeente Zundert, en
5. [verzoeker sub 5], wonend te Rijsbergen, gemeente Zundert,

om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

verzoekers,

en

1. het college van burgemeester en wethouders van Zundert en
2. de burgemeester van Zundert,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2017 heeft:
1. het college het recreatiepark onder aanzegging van bestuursdwang gelast om de in bijlage 22 bij dat besluit omschreven overtredingen van artikel 1a van de Woningwet binnen vier weken na de verzending van dit besluit ongedaan te maken en ongedaan te houden bij gebreke waarvan het college de desbetreffende stacaravan zal sluiten en verzegelen;
2. het college het recreatiepark onder aanzegging van bestuursdwang gelast om de in bijlage 22 bij dat besluit omschreven overtredingen van artikel 1b van de Woningwet binnen vier weken na de verzending van dit besluit ongedaan te maken en ongedaan te houden bij gebreke waarvan het college de desbetreffende stacaravan zal sluiten en verzegelen;
3. het college het recreatiepark onder aanzegging van bestuursdwang gelast om de overtredingen van diverse artikelen uit de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling binnen vier weken na de datum van verzending van dit besluit ongedaan te maken en ongedaan te houden, bij gebreke waarvan het college de inrichting zal sluiten;
4. het college bepaald dat de onder 1 tot en met 3 genoemde lasten mede gelden jegens iedere rechtsopvolger van de exploitant en jegens iedere andere rechtsopvolger;
5. het college de gebruiksvergunning voor de inrichting Camping Fort Oranje ingetrokken;
6. het college het recreatiepark onder aanzegging van bestuursdwang gelast om de overtreding van de artikel 2, eerste lid, onder a, van de Brandveiligheidsverordening 2015 van de gemeente Zundert ongedaan te maken en te houden bij gebreke waarvan het college de inrichting zal sluiten;
7. het college het terrein Camping Fort Oranje en de daarop gelegen woningen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Woningwet per 23 juni 2017 om 15.00 uur gesloten voor de duur van één jaar en bepaald dat de kosten daarvan ten laste van de exploitant worden gebracht;
8. de burgemeester bevolen Camping Fort Oranje op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet per 23 juni 2017 om 15.00 uur te sluiten voor de duur van één jaar;
9. de burgemeester dan wel het college de percelen kadastraal bekend als Rijsbergen C2313, C2327, C2328, C2407, C2313, C2314 en C2286 uitgezonderd van de bestuurlijke sancties en openbare orde maatregelen zoals opgenomen in het besluit van 23 juni 2017 en bepaald dat de eigenaren en bewoners van deze percelen de toegang tot hun percelen zullen gehouden gedurende de sluiting van (het terrein en/of de inrichting en/of) Camping Fort Oranje;
10. de burgemeester de percelen kadastraal bekend als Rijsbergen C1509, C1742, C1745, C1805, C1931, C2321, C2337 en C2408 op grond van artikel 2.41.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Zundert 2015 (hierna: de APV) gesloten voor de duur van één jaar;
11. het college het beheer van het terrein Camping Fort Oranje en de daarop gelegen woningen op grond van artikel 13b van de Woningwet gedurende één jaar na 23 juni 2017 te 15.00 uur overgenomen;
12. de burgemeester dan wel het college bepaald dat dit besluit zal worden ingeschreven in het register publiekrechtelijke beperkingen.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.

[verzoeker sub 1] en anderen hebben de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 11 september 2017 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen kennis te nemen en het verzoek ter behandeling doorgezonden naar de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

[verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], het recreatiepark, [verzoeker sub 4] en anderen en [verzoeker sub 5] hebben de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college en de burgemeester hebben een verweerschrift ingediend.

Het college en de burgemeester hebben een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 10 oktober 2017, waar [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 4] en anderen, allen vertegenwoordigd door mr. G.C.L. van de Corput, advocaat te Breda, [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], bijgestaan door mr. J.M.R. Vlaar, advocaat te Budel, het recreatiepark Fort Oranje, vertegenwoordigd door mr. J.S. Pols, rechtsbijstandverlener te Vogelenzang, en [verzoeker sub 5], bijgestaan door mr. F.J. Bomaars, rechtsbijstandverlener te Zoetermeer, en het college en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. T.N. Sanders en mr. B.J.P.G. Roozendaal, beiden advocaat te Breda, drs. L.C.T.M. Schneider en C.J.C. den Ouden, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2. Het recreatiepark is eigenaar en exploitant van Camping Fort Oranje. De andere verzoekers verblijven daar op permanente dan wel recreatieve basis. De door hen ingediende verzoeken strekken tot schorsing van het besluit van 23 juni 2017 hangende de bezwaarprocedure.

Aan dat besluit is onder meer ten grondslag gelegd dat Camping Fort Oranje is verloederd en dat de daarop aanwezige gebouwen en bouwwerken vervallen en in een slechte staat van onderhoud zijn. Voorts is opgenomen dat de gehele camping is vervuild door de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid al dan niet bodembedreigend afval en gevaarlijke stoffen en dat niet wordt voldaan aan de voorschriften omtrent brandveiligheid. In het besluit is voorts opgenomen dat deze overtredingen leiden tot een bedreiging van de leefbaarheid en een gevaar voor de gezondheid en dat er een vrijwel constante stroom van schendingen van de openbare orde is, hetgeen de sluiting van Camping Fort Oranje rechtvaardigt.

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter

3. Aan het besluit van 23 juni 2017 zijn overtredingen ten grondslag gelegd waarover de rechtbank in eerste aanleg en de Afdeling in hoger beroep rechtsmacht heeft, maar ook overtredingen waarover uitsluitend de Afdeling in eerste en enige aanleg rechtsmacht heeft. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat deze overtredingen zodanig met elkaar zijn verweven dat moet worden geoordeeld dat aan het besluit één feitelijke situatie ten grondslag is gelegd. De voorzieningenrechter van de Afdeling is in een dergelijke situatie bevoegd kennis te nemen van de ingediende verzoeken om voorlopige voorziening.

Ontvankelijkheid van de verzoeken

4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 8:81, eerste lid, van de Awb connexiteit vereist tussen het ingediende verzoek en een besluit waartegen bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld. De in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb gegeven bevoegdheid kan slechts worden toegepast binnen de werking van een bestreden besluit en slechts zolang daarover een procedure loopt.

Niet in geschil is dat het verzoek van [verzoeker sub 4] en anderen mede is ingediend door [partij A] en [partij B] en dat zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 23 juni 2017. Gelet hierop is het verzoek van [verzoeker sub 4] en anderen, voor zover het namens [partij A] en [partij B] is ingediend, niet-ontvankelijk.

Het verzoek van [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B]

5. Het besluit van 23 juni 2017 is op die datum uitgereikt, zodat daartegen tot en met 4 augustus 2017 bezwaar kon worden gemaakt.

[verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] hebben eerst op 26 september 2017, en daarmee te laat, bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 juni 2017. Zij hebben gesteld dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat in het besluit van 23 juni 2017 is opgenomen dat het bestaande gebruik voor permanente bewoning op Camping Fort Oranje mag worden voortgezet en zij als permanente bewoners dus niet door het besluit en de daarin voorziene sluiting van de camping werden getroffen.

Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Daarbij is van belang dat de door [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] bedoelde zin is opgenomen bij de weergave van feiten en betrekking heeft op hetgeen op grond van de ter plaatse geldende beheersverordening "Kampeerterrein Fort Oranje" is toegestaan. Aan de enkele omstandigheid dat de beheersverordening niet aan de voorzetting van het bestaande gebruik voor permanente bewoning in de weg staat, hebben [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] echter niet de betekenis kunnen hechten dat zij niet zouden worden geraakt door de verderop in het besluit omschreven sluiting van de camping. Het voorgaande betekent dat het bezwaar van [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] naar voorlopig oordeel wegens een niet-verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. Het door hen ingediende verzoek om voorlopige voorziening zal om die reden worden afgewezen.

Spoedeisend belang

6. Voor zover in het besluit van 23 juni 2017 lasten onder bestuursdwang op grond van de Woningwet, de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling zijn opgelegd, wordt als volgt overwogen.

Verzoekers hebben aangevoerd dat de bedoelde lasten onder bestuursdwang niet uitvoerbaar zijn, omdat de camping op 23 juni 2017 is gesloten en de in het besluit van die datum gegeven begunstigingstermijn van vier weken voor het uitvoeren van de opgelegde lasten daarmee zinledig is geworden.

In het besluit is met betrekking tot de daarin opgelegde lasten onder bestuursdwang geen kostenverhaal aangezegd, maar is alleen opgenomen dat de betreffende stacaravan of de gehele camping bij gebreke van een tijdige uitvoering van de lasten zal worden gesloten. Wat er zij van de rechtmatigheid van deze lasten onder bestuursdwang, geldt dat de sluiting van de camping en de overname van het beheer gelet op het hierna volgende niet zal worden geschorst zodat het spoedeisend belang van verzoekers dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt ten aanzien van deze lasten ontbreekt.

De sluiting en de overname van het beheer op grond van de Woningwet

7. Verzoekers hebben gesteld dat het college niet bevoegd is de camping op grond van artikel 17, eerste lid, van de Woningwet te sluiten voor de duur van één jaar en het beheer van de camping gedurende dat jaar over te nemen op grond van artikel 13b van de Woningwet, omdat de in die artikelen gegeven bevoegdheden alleen kunnen worden aangewend ten aanzien van een gebouw, open erf of terrein als bedoeld in die artikelen. Camping Fort Oranje kan volgens hen niet als zodanig worden aangemerkt.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze procedure zich niet leent voor de beantwoording van de vraag of Camping Fort Oranje kan worden aangemerkt als een terrein in de zin van de genoemde artikelen uit de Woningwet, temeer nu nog niet op de tegen het besluit van 23 juni 2017 gemaakte bezwaren is beslist. In het besluit op bezwaar zal het college moeten ingaan op de vraag of het bevoegd was om over te gaan tot sluiting van Camping Fort Oranje en de overname van het beheer op grond van de genoemde artikelen.

Thans zal worden nagegaan of bij afweging van de betrokken belangen aanleiding bestaat om de door verzoekers gevraagde voorlopige voorziening te treffen.

Belangenafweging

8. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de sluiting van de camping, naast de belangen die het hiervoor genoemde artikel 17 van de Woningwet beschermt, diverse wetsartikelen ten grondslag zijn gelegd. Aan de sluiting is op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de Brandveiligheidsverordening 2015 van de gemeente Zundert het belang van de brandveiligheid ten grondslag gelegd. Aan de sluiting op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet en artikel 2:41.1, eerste lid, van de APV zijn het belang van de bescherming van de volksgezondheid en het belang van de bescherming van de openbare orde ten grondslag gelegd. Deze belangen zijn onderbouwd met diverse rapportages. In een brief van de Brandweer Midden en West-Brabant van 2 februari 2017 is het resultaat van een integrale handhavingsactie beschreven waarbij is geconstateerd dat er geen sprake is van voldoende brandveilig gebruik van Camping Fort Oranje, onder meer omdat doorgaanswegen op diverse plaatsen zijn geblokkeerd, binnen vrij te houden zones bouwwerken zijn gerealiseerd en de aangetroffen brandkranen gedurende lange tijd niet zijn onderhouden. De stelling van het recreatiepark dat de in de brief van 2 februari 2017 geconstateerde overtredingen ten tijde van het besluit van 23 juni 2017 reeds waren beëindigd, is niet onderbouwd. Naar voorlopig oordeel kan deze stelling om die reden niet leiden tot het oordeel dat het college de brief van 2 februari 2017 niet aan het besluit van 23 juni 2017 ten grondslag heeft mogen leggen. Ten aanzien van de volksgezondheid heeft het college diverse rapporten overgelegd van de GGD West-Brabant, waaronder een rapport van maart 2017. In dat rapport zijn de bevindingen van op 17 januari en 14 februari 2017 uitgevoerde controles beschreven. Tijdens deze controles zijn de bewoners van de camping in beeld gebracht en is onderzoek gedaan naar de binnenmilieus van de caravans, de leefomgeving van de publieke ruimten en de hygiënezorg. In het rapport wordt geconcludeerd dat het vanwege de vaak slechte gezondheids- en sociaalmaatschappelijke situatie van bewoners en veiligheidsrisico's ongezond is om te wonen op Camping Fort Oranje en dat de leefsituatie en leefomgeving van een deel van de bewoners niet in overeenstemming is met artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ten aanzien van de openbare orde is bij het besluit van 23 juni 2017 een overzicht gevoegd van het aantal incidenten op of rondom Camping Fort Oranje dat is vastgelegd in het politiesysteem BVH in de periode januari 2014 tot en met 20 maart 2017. Dit overzicht bevat ruim 1700 mutaties waaronder meldingen van mensenhandel, illegale prostitutie, (kinder)misbruik, mishandeling, overlast, brandstichting en drugshandel.

9. Tegenover het belang van brandveiligheid en de bescherming van de volksgezondheid en de openbare orde staat het belang van verzoekers bij een ongestoord genot van hun eigendommen en hun financiële belangen. Als gevolg van de sluiting van de camping zullen de bewoners de camping moeten verlaten en elders huisvesting moeten zoeken. Ten aanzien van het recreatiepark geldt dat zij als gevolg van de sluiting en de overname van het beheer gedurende de termijn van een jaar de camping niet kan exploiteren.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de ernst van de hierboven beschreven bevindingen over de brandveiligheid, de volksgezondheid en de openbare orde aan de belangen van het college en de burgemeester een groter gewicht toekomt dan deze belangen van de bewoners en de exploitant van Camping Fort Oranje. Naast de bevindingen uit de genoemde rapportages, wordt in dat verband van belang geacht dat al dan niet permanente bewoners van de camping bij de sluiting daarvan niet van de camping zijn verwijderd, maar dat een tijdspad wordt gehanteerd voor de ontruiming waarbij de bewoners tijd wordt gegeven vervangende woonruimte te zoeken. Daarbij worden de personen met een zorgindicatie door de gemeente actief geholpen bij het vinden van vervangende woonruimte. Voorts heeft de gemeente hulp aangeboden aan de bewoners die voor 23 juni 2017 in de Basisregistratie Personen waren ingeschreven in de gemeente Zundert. Onder die omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor schorsing van het besluit van 23 juni 2017. Dat betekent dat zowel de sluiting van de camping als de door het college getroffen beheermaatregelen in stand blijven.

Conclusie

10. Het verzoek van [verzoeker sub 4] en anderen is niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door [partij A] en [partij B] en dient voor het overige te worden afgewezen. De verzoeken van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], het recreatiepark en [verzoeker sub 5] dienen eveneens te worden afgewezen.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het verzoek van [verzoeker sub 4] en anderen voor zover het is ingediend door [partij A] en [partij B] niet-ontvankelijk;

II. wijst de verzoeken van [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], Recreatiepark Fort Oranje B.V., [verzoeker sub 4] en anderen voor het overige en [verzoeker sub 5] af.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Duifhuizen
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2017

724.