Uitspraak 201609127/2/R6


Volledige tekst

201609127/2/R6.
Datum uitspraak: 11 oktober 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Deurne,
2. [appellant sub 2], wonend te Deurne,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Deurne,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1036, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 11 oktober 2016, waarbij het bestemmingsplan "Lagekerk, Deurne" is vastgesteld, te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Voor het einde van de termijn heeft de raad verzocht om verlenging daarvan. De Afdeling heeft dat verzoek om verlenging afgewezen.

Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het bestreden besluit van 11 oktober 2016 onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet inzichtelijk is gemaakt dat duurzaam aan de parkeerbehoefte van het voorziene appartementencomplex kan worden voldaan. Verder heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat de uitvoering van het appartementencomplex met een kap, zoals door de raad beoogd, niet in het plan is geregeld.

2. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen voornoemde gebreken in het besluit van 11 oktober 2016 binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak te herstellen. De tussenuitspraak verplicht, gelet op de artikelen 8:51a, tweede lid, en 8:51d van de Awb, het gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn is ongebruikt verstreken, zodat de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het besluit van 11 oktober 2016 niet zijn hersteld.

3. Gezien de overwegingen 5.3 en 6.2 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu de gebreken niet binnen de geboden termijn zijn hersteld, bestaat geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Bij het nemen van een nieuw besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan staat het, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 7 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU5143) aan het bevoegd gezag in beginsel vrij om terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen.

4. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

5. Ten aanzien van [appellant sub 1] dient de raad op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 11 oktober 2016, waarbij het bestemmingsplan "Lagekerk, Deurne" is vastgesteld;

III. draagt de raad van de gemeente Deurne op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor genoemde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Deurne tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 311,49 (zegge: driehonderdelf euro en negenenveertig cent),

V. gelast dat de raad van de gemeente Deurne aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1] en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G. Klapwijk, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Klapwijk
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2017

726.