Uitspraak 201608966/1/R2


Volledige tekst

201608966/1/R2.
Datum uitspraak: 19 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Veghel,
appellant,

en

de raad van de gemeente Veghel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Foodpark 2016" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2017, waar [appellant], in persoon en vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Kinderdijk, drs. M. Wijers en A. Munster, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Exa Holding B.V., vertegenwoordigd door mr. K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, als belanghebbende, gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Bij uitspraak van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1333, heeft de Afdeling naar aanleiding van het beroep van de stichting Stichting Actiecomité De Kempkens het besluit van de raad van 13 februari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Foodpark" en het exploitatieplan "Bedrijventerrein Foodpark" vernietigd. In deze uitspraak is het beroep van [appellant] ongegrond verklaard.

2. Met het thans voorliggende plan is beoogd de gebreken te repareren. Het plan is opnieuw met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb vastgesteld. Het plan voorziet in de realisatie van een bedrijventerrein in het noorden van het plangebied en in conservering van bestaande, voornamelijk agrarische, bestemmingen in de rest van het plangebied. Het gemeentebestuur wil Foodpark Veghel gefaseerd ontwikkelen in fase 1 en 2. Fase 1 is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Het plangebied is ruim 40 ha groot, waarvan ongeveer 30 ha wordt ingevuld als bedrijventerrein. [appellant] betoogt dat haar bedrijf planologisch niet is ingepast en dat een ontsluiting van haar bedrijfskavel op De Corridor niet mogelijk is.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ingetrokken beroepsgronden

4. [appellant] heeft de beroepsgrond die betrekking heeft op de bouwaanduiding "geen bebouwingspercentage-eis" die is toegekend aan de aangrenzende bedrijfskavel van [naam] ter zitting ingetrokken.

Bedrijf

5. [appellant] exploiteert een truckbedrijf waarin onder meer koop, sloop, keuringen, reparatie van trucks plaatsvindt. Zij betoogt dat haar bedrijf aan de [locatie] te Veghel ten onrechte niet op de verbeelding is meegenomen en niet planologisch is ingepast. Voorts betoogt [appellant] dat de op de verbeelding opgenomen ontsluitingsweg ten behoeve van het nieuwe bedrijventerrein ten onrechte deels over haar bedrijfskavel loopt. Indien die weg wordt aangelegd kunnen deze gronden niet meer voor haar bedrijf worden gebruikt. Onderhandelingen omtrent uitkoop hebben tot nu toe niets opgeleverd. De voorgenomen ontsluitingsweg zou derhalve moeten worden aangepast of er dient door middel van verkaveling een aangepaste, optimale bedrijfskavel voor [appellant] te worden gecreëerd.

6. De raad heeft aangegeven dat behoudens de locatie van de ontsluitingsweg het plan zich niet verzet tegen de aanwezigheid van het bedrijf van [appellant]. Dat het bedrijf niet op de verbeelding is aangeduid doet daaraan niet af. De raad heeft onderkend dat aan een klein deel in de hoek van de bedrijfskavels de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg" is toegekend die het realiseren van een ontsluitingsweg mogelijk maakt. Het gemeentebestuur tracht overeenstemming te bereiken met [appellant] omtrent een minnelijke verwerving van deze gronden. Deze kan bestaan uit een verwerving van de totale locatie door de gemeente, of uit een inpassing van het bedrijf eventueel in combinatie met een ruiling van gronden, aldus de raad.

7. Aan de gronden van [appellant] aan de [locatie] is de bestemming "Bedrijventerrein" met de aanduiding "bedrijf van categorie 4.2" toegekend. Aan een klein deel van de gronden in het zuidelijke punt aan de rand van de bedrijfskavel is tevens de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg" toegekend.

Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder d, van de planregels luidt als volgt:

"De voor "Bedrijventerreinen" aangewezen gronden zijn bestemd voor ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 4.2" bedrijven die zijn genoemd in de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten van categorie 3.1 t/m 4.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met daaraan ondergeschikt kantoren, dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik."

Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder g, van de planregels luidt als volgt:

"De voor "Bedrijventerreinen aangewezen gronden zijn bestemd voor ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg" of maximaal 15 meter ter weerszijden van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg", een ontsluitingsweg.´

8. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De voorziene ontwikkeling van het bedrijventerrein in het plan gaat niet geheel samen met het huidige gebruik.

9. Gelet op het bepaalde in artikel 6, lid 6.1, onder d, van de planregels kunnen de gronden aan De [locatie] worden gebruikt voor bedrijven t/m een categorie 4.2. Niet is gesteld noch gebleken dat het bedrijf van [appellant] tot een hogere categorie behoort zodat het bedrijf ter plaatse kan worden uitgeoefend.

10. Aan een klein deel van de gronden in het zuidelijke punt aan de rand van de bedrijfskavel is tevens de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg" toegekend. Deze aanduiding maakt het realiseren van een ontsluitsingweg ook aan weerszijden van de aanduiding mogelijk. Uit de stukken en de ter zitting getoonde kaarten is gebleken dat op de gronden waaraan de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg" is toegekend geen gebouwen en verharding aanwezig zijn. Gelet hierop en op de inrichting en omvang van de overige gronden met verharding en bedrijfsgebouwen acht de Afdeling het aannemelijk dat de bedrijfsactiviteiten overwegend elders op het perceel plaatsvinden en kunnen worden voortgezet, ook na de aanleg van de voorziene ontsluitingsweg. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad voornemens is dit deel van de gronden via minnelijke weg te verwerven, waarbij ook een ruiling van gronden aan de orde kan zijn. De raad zal onteigening overwegen indien de betrokken onderhandelingen niet tot minnelijke verwerving leiden. Het vaststellen van het plan is een vereiste om het onteigeningsinstrument toe te kunnen passen. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de bestreden aanduiding kunnen toekennen. Het betoog faalt.

Uitweg

11. [appellant] betoogt dat de ontsluiting van haar bedrijfsperceel op De Corridor in het plan ten onrechte niet rechtstreeks mogelijk wordt gemaakt.

12. De raad stelt dat de gronden van het perceel gelet op artikel 6, lid 6.1, onder l, van de planregels mede zijn bestemd voor wegen en dat daarmee een rechtstreekse ontsluiting op De Corridor planologisch mogelijk is gemaakt en waaraan het exploitatieplan "Foodpark 2016" niet in de weg staat.

13. Foodpark krijgt twee ontsluitingen op het bestaande wegennet. Eén van de ontsluitingen is gelegen aan de zuidwestzijde van het plangebied en sluit aan op De Corridor. Gelet op de situering van de bedrijfskavel van [appellant] wenst zij een ontsluiting rechtstreeks op De Corridor.

14. De Afdeling stelt vast dat het plan de ontsluiting van het perceel De [locatie] op De Corridor mogelijk maakt, nu de gronden van het perceel gelet op artikel 6, lid 6.1, onder l, van de planregels mede zijn bestemd voor wegen en grenzen aan De Corridor. Het betoog faalt.

15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2017

752.