Uitspraak 201703503/2/A3 en 201703544/2/A3


Volledige tekst

201703503/2/A3 en 201703544/2/A3.
Datum uitspraak: 31 mei 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van voorlopige voorzieningen (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb), hangende de hoger beroepen van:

het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht, en het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk,
verzoekers,

tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2017 in zaken nrs. 16/3472 en 16/3472 in de gedingen tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

de colleges.

Openbare zitting gehouden op 31 mei 2017 om 14:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter

griffier: mr. A.J. Veenboer

Verschenen:
De colleges, vertegenwoordigd door mr. R. Wiekeraad en mr. J.C. Vervorst;
[wederpartij], vertegenwoordigd door mr. J. Remmelzwaal.

De gedingen betreffen de door de rechtbank vernietigde besluiten van de colleges om [wederpartij] op grond van artikel 2:2 van de Awb te weigeren als gemachtigde van [persoon], omdat jegens [wederpartij] ernstige bezwaren bestaan. De colleges hebben de voorzieningenrechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de werking van de uitspraken van de rechtbank wordt opgeschort tot aan het moment dat de Afdeling uitspraken heeft gedaan op de daartegen ingestelde hoger beroepen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

I. wijst de verzoeken af;

II. veroordeelt de colleges van burgemeester en wethouders van Barendrecht en Ridderkerk tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Gronden

- Het belang van de colleges bij een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is gering, omdat een voorlopig oordeel geen uitsluitsel zal geven over de vraag of zij [wederpartij], ook in andere bezwaarprocedures, mogen weigeren als gemachtigde. De colleges hebben vooral belang bij een definitief oordeel over die vraag. Dat oordeel dient de Afdeling in de bodemprocedures te geven. De voorzieningenrechter loopt niet vooruit op dat oordeel, maar zal bevorderen dat de behandeling van de bodemprocedures ter zitting in de loop van dit jaar zal plaatsvinden.

- De weigering om iemand als gemachtigde te laten optreden als bedoeld in artikel 2:2 van de Awb is een ingrijpende bevoegdheid waarvan slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik mag worden gemaakt. Het belang van [wederpartij] om, vooruitlopend op het oordeel van de Afdeling hierover in de bodemprocedures, voorshands niet te worden geweigerd als gemachtigde weegt tegen die achtergrond en gegeven de aangevallen uitspraken van de rechtbank die hem in het gelijk hebben gesteld zwaarder dan het geringe belang van de colleges bij een voorlopig oordeel als voormeld.

- De financiële belangen van de colleges bij opschorting van de uitspraken van de rechtbank leiden niet tot een ander oordeel. Het gestelde nadeel, dat een terugvordering van de betaalde kosten tot onnodige complicaties leidt, is daarvoor op zichzelf noch in samenhang met voormeld belang voldoende. De voorzieningenrechter wijst er daarbij op dat dit nadeel inherent is aan het wettelijk systeem dat niet van de schorsende werking van een ingesteld hoger beroep uitgaat.

w.g. Polak w.g. Veenboer
voorzieningenrechter griffier

730.