Uitspraak 201602135/1/A1


Volledige tekst

201602135/1/A1.
Datum uitspraak: 10 mei 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de Vereniging van Eigenaars bedrijfs- en kantoorcentrum aan de Spaarneweg te Cruquius (hierna: de VvE), gevestigd te Heemstede,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 maart 2016 in zaak nr. 15/2989 in het geding tussen:

de VvE

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2015 heeft het college geweigerd omgevingsvergunning te verlenen aan de VvE voor het gebruiken van bedrijfsruimten aan de Cruquiuszoom 13-53 voor detailhandel.

Bij besluit van 26 mei 2015 heeft het college het door de VvE daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 maart 2016 heeft de rechtbank het door de VvE daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de VvE hoger beroep ingesteld.

Het college, [belanghebbende A] en Tuintrend B.V., [belanghebbende B] en [belanghebbende C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende]) en CBRE DRET Custodian I B.V. (hierna: DRET) hebben schriftelijke uiteenzettingen ingediend.

De VvE en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2017, waar de VvE, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en mr. T.J. Smittenaar-van der Geer, rechtsbijstandverlener te Lisse, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Dijk-Ebbens en J. Monster, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. M.H.W. Bodelier, advocaat te Amsterdam en DRET, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Inleiding

1. De VvE bestaat uit de eigenaren van bedrijfsruimten aan de achterzijde van het in 2005 gerealiseerde complex Cruquiusplaza. Zij willen in deze bedrijfsruimten (hierna: de bedrijfsruimten van de VvE) detailhandel uitoefenen. Volgens de VvE is dat in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan "Cruquius 2009 1e herziening" en is daarvoor derhalve geen afwijkingsomgevingsvergunning vereist. Het college stelt zich op het standpunt dat dat vestiging van detailhandel in de bedrijfsruimten van de VvE niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, zodat daarvoor wel een afwijkingsomgevingsvergunning is vereist. De VvE heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend, zodat zij dat standpunt van het college bij de rechter kan aanvechten. Het college heeft geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen, omdat niet is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Inhoudelijk

2. De VvE betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat vestiging van detailhandel in haar bedrijfsruimten in overeenstemming is met het bestemmingsplan. In artikel 10, lid 10.2.1, aanhef en onder f, van bestemmingsplan zijn beperkingen gesteld aan de oppervlakte van detailhandel. Deze bepaling geldt volgens de VvE echter alleen voor bouwactiviteiten, omdat deze bepaling in de paragraaf met bouwregels staat vermeld.

2.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de vestiging van detailhandel in de bedrijfsruimten van de VvE in strijd is met artikel 11, lid 11.2, aanhef en onder f, van bestemmingsplan, omdat de toegestane oppervlakte aan detailhandel reeds is vergund. Deze bepaling heeft volgens het college ook betrekking op wijziging van het gebruik, omdat anders de beperking aan de oppervlakte van detailhandel in het bestemmingsplan niet handhaafbaar is.

2.2. Aan de bedrijfsruimten van de VvE is in het bestemmingsplan de bestemming "Gemengd" toegekend. Artikel 10, lid 10.1, (Bestemmingsomschrijving) van de planregels luidt: "De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel in de branches: […]"

Lid 10.2.1 (Bouwregels) luidt: "Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

[...]

f. binnen het aaneengesloten bestemmingsvlakte mag de totale, al dan niet geheel overdekte, bruto bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer zijn 34.900 m² en voor bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder 1 sub b niet meer dan 12.400 m²;

[…]"

2.3. De Afdeling overweegt dat het gebruik van de bedrijfsruimten niet in strijd is met de aan het perceel gegeven bestemming "Gemengd" en de daarbij behorende doeleindenomschrijving. Uit artikel 10, lid 10.2.1, aanhef en onder f, van de planregels kan niet worden afgeleid dat het in strijd is met het bestemmingsplan om de bedrijfsruimten van de VvE voor detailhandel te gebruiken. Uit de aanhef van deze bepaling volgt dat deze voor het bouwen van gebouwen geldt. Bovendien is deze bepaling geplaatst onder het opschrift "Bouwregels". Deze bepaling bevat dan ook uitsluitend een voorschrift voor bouwen op de als "Gemengd" aangewezen gronden en is van betekenis voor toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwen aan het bestemmingsplan (vergelijk overweging 2.1.2 van de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI4532 en overweging 3.2 van de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3617). De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat het gebruik van de bedrijfsruimten van de VvE voor detailhandel in strijd is met artikel 10, lid 10.2.1, aanhef en onder f, van de planregels. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is voor het enkele gebruik van de bedrijfsruimten van de VvE voor detailhandel dus geen afwijkingsomgevingsvergunning vereist.

Het betoog slaagt.

3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal doen wat de rechtbank had behoren te doen en het beroep tegen het besluit van 26 mei 2015 gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking vanwege strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), nu dat besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Het college heeft geweigerd omgevingsvergunning te verlenen vanwege inhoudelijke gronden, terwijl de aanvraag om omgevingsvergunning had moeten worden afgewezen met de motivering dat deze voor het gebruik van de bedrijfsruimten van de VvE voor detailhandel niet is vereist. De Afdeling zal zelf in de zaak voorziend het besluit van 16 april 2015 herroepen en de aanvraag alsnog afwijzen. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van de VvE niet te worden besproken.

Proceskosten

4. Het college dient ten aanzien van de VvE op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 maart 2016 in zaak nr. 15/2989;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer van 26 mei 2015, kenmerk 1417978\ja;

V. herroept het besluit van 16 februari 2015, kenmerk 2014-0030172;

VI. wijst de aanvraag om omgevingsvergunning van de Vereniging van Eigenaars bedrijfs- en kantoorcentrum aan de Spaarneweg te Cruquius voor het gebruiken van bedrijfsruimten aan de Cruquiuszoom 13-53 voor detailhandel af;

VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VIII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer tot vergoeding van bij de Vereniging van Eigenaars bedrijfs- en kantoorcentrum aan de Spaarneweg te Cruquius in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IX. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer tot vergoeding van bij de Vereniging van Eigenaars bedrijfs- en kantoorcentrum aan de Spaarneweg te Cruquius in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.980,00 (zegge: negentienhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

X. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer aan de Vereniging van Eigenaars bedrijfs- en kantoorcentrum aan de Spaarneweg te Cruquius het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 834,00 (zegge: achthonderdvierendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Van der Spoel w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017

703.