Uitspraak 201702216/2/R6


Volledige tekst

201702216/2/R6.
Datum uitspraak: 20 maart 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], [verzoeker] en anderen, allen wonend te Hilversum,
verzoekers,

en

de staatssecretaris van Economische Zaken,
verweerder.

Openbare zitting gehouden op 20 maart 2017 om 14:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W.D.M. van Diepenbeek voorzitter

griffier: mr. A.J. Kuipers

Verschenen:
[verzoekster], [verzoeker] en anderen, bij monde van [gemachtigde] en [verzoeker], bijgestaan door [4 personen];
de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. K.H. Klaver-Oldenbandringh en ing. A.I. van Kesteren;
Rijkswaterstaat GPO Projectorganisatie A27/A1, vertegenwoordigd door mr.drs. N. Hubbers en ing. A.R. Klunder, als belanghebbende;
3Angle B.V., vertegenwoordigd door J. Hinfelaar, als belanghebbende.

Het beroep richt zich tegen het besluit van de staatssecretaris van 17 februari 2017, waarbij aan Heijmans Infa B.V. ontheffing is verleend van de verbodsbepalingen in artikel 3.5, vierde lid, en artikel 3.10, eerste lid, onder b, van de Wet natuurbescherming.

[verzoekster], [verzoeker] en anderen hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit als hier aan de orde door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

Ter zitting is gebleken dat [verzoekster], [verzoeker] en anderen over het ontwerpbesluit dat ten grondslag heeft gelegen aan het besluit van 17 februari 2017 geen zienswijzen naar voren hebben gebracht. Zij hebben verklaard dat de kennisgeving van het ontwerpbesluit hun is ontgaan. Dit is geen omstandigheid op grond waarvan gezegd moet worden dat [verzoekster], [verzoeker] en anderen redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen naar voren hebben gebracht. Dit betekent dat het zich laat aanzien dat hun beroep in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Reeds hierom ziet de voorzieningenrechter geen reden een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster], [verzoeker] en anderen af.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Kuipers
voorzitter griffier

271.