Uitspraak 201701477/1/A3 en 201701477/2/A3


Volledige tekst

201701477/1/A3 en 201701477/2/A3.
Datum uitspraak: 21 februari 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Vlaardingen,

en

de burgemeester van Vlaardingen.

Openbare zitting gehouden op 21 februari 2017 om 13.30 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzitter
griffier: mr. S. Langeveld-Mak

Verschenen:
[verzoeker], vertegenwoordigd door mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam;
De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. D.H. van Zeben, vergezeld door [medewerker] van Veilig Thuis.

Het beroep richt zich tegen het besluit van de burgemeester van 14 februari 2017, waarbij aan [verzoeker] een huisverbod is opgelegd. [verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van 16 februari 2017 (hierna: de rechtbank) in zaaknr. 17/1345 en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Gronden

De rechtbank heeft terecht het huisverbod in stand gelaten. Van belang hierbij is:
a. blijkens de gedingstukken heeft op 13 februari 2017 een incident in de woning plaatsgevonden waarbij [verzoeker] en [persoon] (hierna: de vrouw) betrokken waren;
b. uit de verklaringen van beiden blijkt dat hierbij geweld is gebruikt;
c. volgens de vrouw heeft zij hierbij een hersenschudding en een gekneusde rib opgelopen;
d. een latere melding door de ambulancedienst onderschrijft deze verklaring van de vrouw;
e. [verzoeker] is in 2015 veroordeeld wegens huiselijk geweld;
f. de ambulancedienst heeft bij Veilig Thuis naar aanleiding van het incident aandacht gevraagd voor de situatie in het gezin;
g. [verzoeker] heeft aangegeven geen vertrouwen te hebben in hulpverlening en heeft aanvankelijk nauwelijks gereageerd op de aantijgingen van de vrouw.
h. [verzoeker] heeft na de oplegging van het huisverbod, ook na aandringen door de hulpverlening, zich niet opengesteld voor een hulptraject en geen contact opgenomen met de casemanager;
i. het Bureau Jeugdzorg stelt zich op het standpunt dat een hulptraject moet worden doorlopen;
j. vaststaat dat [verzoeker] elders onderdak heeft.

w.g. Borman w.g. Langeveld-Mak
voorzitter griffier

317.