Uitspraak 201602202/1/A3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2017:500
- Datum uitspraak
- 22 februari 2017
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 5 december 2013 heeft de burgemeester geweigerd aan De Horizon een exploitatievergunning te verlenen voor een coffeeshop aan de Amsterdamsestraatweg 717-719 te Utrecht.
- Hoger beroep
- Wet Bibob
201602202/1/A3.
Datum uitspraak: 22 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
De Horizon Horeca B.V., gevestigd te Utrecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 februari 2016 in zaak nr. 15/4466 in het geding tussen:
De Horizon
en
de burgemeester van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2013 heeft de burgemeester geweigerd aan De Horizon een exploitatievergunning te verlenen voor een coffeeshop aan de Amsterdamsestraatweg 717-719 te Utrecht.
Bij besluit van 23 juli 2015 heeft de burgemeester het door De Horizon daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 5 december 2013 herroepen en een exploitatievergunning voor een reguliere horeca-inrichting verleend. Daarbij heeft de burgemeester medegedeeld dat hij weigert een exploitatievergunning of een gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop te verstrekken.
Bij uitspraak van 11 februari 2016 heeft de rechtbank het door De Horizon tegen de weigering ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft De Horizon hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2017, waar De Horizon, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S. Gangabisoensingh, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [persoon] als informant gehoord.
Overwegingen
1. Op 14 december 2011 heeft [persoon], in hoedanigheid van enig aandeelhouder en tevens directeur, namens De Horizon de burgemeester verzocht De Horizon een exploitatievergunning te verlenen voor een coffeeshop. Daarbij is tevens verzocht een gedoogstatus voor de verkoop van drugs te verlenen, een zogeheten gedoogverklaring.
De burgemeester heeft wat betreft de gedoogverklaring het verzoek afgewezen, omdat [persoon] heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Bibob-onderzoek) en bovendien een kort geding tegen hem heeft aangespannen om verder onderzoek te voorkomen. Dit gedrag biedt geen vertrouwen voor het afgeven van een gedoogverklaring, omdat het niet meewerken aan een Bibob-onderzoek volgens de burgemeester een ernstig feit is. Dat De Horizon nadien van eigenaar is gewisseld, maakt dat niet anders, omdat de weigering om mee te werken aan De Horizon als rechtspersoon moet worden toegerekend nu zij degene is die om een gedoogverklaring heeft verzocht. Het is volgens de burgemeester bovendien bijzonder dat De Horizon van eigenaar is gewisseld.
De Horizon is in beroep bij de rechtbank uitsluitend opgekomen tegen de weigering van de burgemeester om een gedoogverklaring te verstrekken.
2. De rechtbank heeft overwogen dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling de weigering van de burgemeester om een gedoogverklaring te verstrekken ten behoeve van de verkoop van drugs vanuit een coffeeshop behoudens bijzondere omstandigheden niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Van een bijzondere omstandigheid is onder meer sprake indien aan het verzoek om een gedoogverklaring zeer klemmende, concrete gronden voor het aannemen van een rechtsplicht tot gedogen ten grondslag liggen. De door De Horizon aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen niet als dergelijke klemmende, concrete gronden worden aangemerkt, zodat de weigering niet als een besluit kan worden aangemerkt, aldus de rechtbank.
3. De Horizon bestrijdt dit oordeel. Zij betoogt dat aan haar verzoek wel degelijk zeer klemmende, concrete gronden voor het aannemen van een rechtsplicht tot gedogen ten grondslag liggen. Zij voert daartoe aan dat zij al op 14 december 2011 een verzoek om een gedoogverklaring heeft ingediend en dat zij gedurende de daarop volgende periode haar volledige medewerking aan de burgemeester heeft verleend en ook de benodigde documenten heeft overgelegd. Ook nadat De Horizon van eigenaar is gewisseld, heeft zij altijd haar medewerking verleend. Het standpunt van de burgemeester dat De Horizon geen medewerking heeft verleend is dan ook onvoldoende gemotiveerd. De Horizon voert voorts aan dat zij aanzienlijke investeringen heeft moeten doen.
3.1. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar onder meer de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1057, overwogen dat een weigering te gedogen behoudens bijzondere omstandigheden niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Van bijzondere omstandigheden is onder meer sprake, indien er zeer klemmende, concrete gronden zijn voor het aannemen van een rechtsplicht tot gedogen.
Het feit dat tussen het verzoek van De Horizon en de weigering van de burgemeester een tijdspanne van ruim 3,5 jaar is gelegen, kan niet als een zeer klemmende, concrete grond als vorenbedoeld worden gezien. Het langere tijdsverloop houdt mede verband met het feit dat de burgemeester verder onderzoek noodzakelijk achtte, dat het coffeeshopbeleid inmiddels was gewijzigd en dat De Horizon in de tussentijd van eigenaar was veranderd. De Horizon had eventueel rechtsmiddelen kunnen aanwenden om eerder duidelijkheid te verkrijgen over de verstrekking van een gedoogverklaring.
Wat betreft het verlenen van medewerking door De Horizon overweegt de Afdeling het volgende. Ter zitting van de Afdeling heeft de burgemeester toegelicht dat het gebrek aan medewerking uitsluitend ziet op het feit dat [persoon] als voormalige eigenaar een kort geding tegen hem heeft aangespannen. Weliswaar heeft de nieuwe eigenaar van De Horizon, zoals ter zitting ook uitdrukkelijk is erkend door de burgemeester, daarna wel alle medewerking verleend, maar dat acht de burgemeester geen reden voor herstel van vertrouwen in de aanvrager. Het betoog van De Horizon dat de motivering van het standpunt van de burgemeester niet voldoet aan de eisen die artikel 3:46 van de Awb aan een besluit stelt, is geen klemmende, concrete grond om de weigering te gedogen als een besluit aan te merken.
Dat aanzienlijke investeringen zijn gedaan, is evenmin een dergelijke klemmende, concrete grond. Daartoe is van belang dat, nog daargelaten dat niet met objectieve gegevens is aangetoond dat aanzienlijke investeringen zijn gedaan, het doen van investeringen, terwijl men nog niet over een vergunning, of in dit geval een gedoogverklaring, beschikt, voor eigen risico van de aanvrager komt.
Gelet op het vorenstaande kan de schriftelijke weigering van de burgemeester om een gedoogverklaring te verstrekken niet als een besluit worden aangemerkt. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Slump w.g. Soffner
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2017
818.