Uitspraak 201701125/1/A2


Volledige tekst

201701125/1/A2.
Datum uitspraak: 13 februari 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Trots op Nederland, gevestigd te Den Haag,
appellante,

en

de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2017 heeft het centraal stembureau de kandidatenlijst van Trots op Nederland ongeldig verklaard.

Tegen dit besluit heeft Trots op Nederland beroep ingesteld.

Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.

Trots op Nederland heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2017, waar Trots op Nederland, vertegenwoordigd door R.P. van der Zee, bijgestaan door mr. L.H.W.M. Koenen en A.P.D. van den Raadt, en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.

2. Aan het besluit van 3 februari 2017 heeft het centraal stembureau ten grondslag gelegd dat bij de kandidatenlijst van Trots op Nederland het bewijs van betaling van de waarborgsom ontbreekt en niet voldoende geldige verklaringen van ondersteuning zijn ingeleverd.

3. Trots op Nederland betoogt dat het centraal stembureau de kandidatenlijst ten onrechte ongeldig heeft verklaard. Daartoe voert zij primair aan dat de in de Kieswet vermelde vereisten - het betalen van een waarborgsom en het inleveren van ondersteuningsverklaringen - een ongelijk speelveld creëren. Trots op Nederland dient aan deze vereisten te voldoen, terwijl de reeds in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen niet aan deze vereisten hoeven te voldoen. Het centraal stembureau had deze vereisten uit de Kieswet buiten toepassing moeten laten vanwege strijd met het in internationale verdragen neergelegde discriminatieverbod. De omstandigheden waaronder partijen aan de verkiezing van de leden van de te kiezen Tweede Kamer deelnemen, dienen voor eenieder gelijk te zijn, aldus Trots op Nederland.

Subsidiair voert Trots op Nederland aan dat zij reeds in 2010 aan de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer heeft deelgenomen en destijds aan de vereisten heeft voldaan. Het is disproportioneel om deze vereisten nogmaals aan haar te stellen.

3.1. Vaststaat dat Trots op Nederland bij het indienen van de kandidatenlijst geen bewijs van betaling van de waarborgsom heeft ingeleverd. Het voldoen van de waarborgsom van € 11.250 is vereist op grond van artikel H 12 van de Kieswet. Voor zover Trots op Nederland zich erop heeft beroepen dat deze bepaling in strijd is met de Grondwet, kan dit betoog niet slagen, nu artikel 120 van de Grondwet zich verzet tegen rechterlijke toetsing van wetten aan de Grondwet.

3.2. Onder verwijzing naar de uitspraak van 24 april 2014 in zaak nr. 201403327/1/A2 (ECLI:NL:RVS:2014:1606) overweegt de Afdeling dat de partijen waaraan bij de laatstgehouden verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer een of meer zetels zijn toegekend, bij deelname aan die verkiezingen toen zij in dat parlement nog geen zetels hadden, eveneens de in artikel H 12, eerste lid, van de Kieswet bedoelde waarborgsom hebben moeten voldoen. Ter zake van de verplichting tot het betalen van een waarborgsom worden gelijke gevallen derhalve gelijk behandeld. De Kieswet is daarom niet in strijd met het discriminatieverbod, neergelegd in de door Trots op Nederland genoemde verdragsbepalingen.

3.3. Artikel H 12 van de Kieswet houdt een beperking in van het passief kiesrecht. Gelet op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) van 28 maart 2006 in zaak nr. 13716/02, Sukhovetskyy tegen Oekraïne, moet worden beoordeeld of deze beperkingen objectieve en legitieme doelen dienen en proportioneel zijn.

3.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de hiervoor genoemde uitspraak van 24 april 2014, dient de beperking in de vorm van een verplichting tot het betalen van een waarborgsom, gelet op hetgeen daarover in de geschiedenis van de totstandkoming van de Kieswet (Kamerstukken II, 1987/88, 20 264, nr. 3, blz. 45 en 46) is vermeld, een objectief en legitiem doel.

3.5. Deze beperking van het passief kiesrecht is naar het oordeel van de Afdeling ook proportioneel. De waarborgsom vormt, gelet op de hoogte ervan in relatie tot de hoogte van het gemiddelde jaarinkomen in Nederland, geen wezenlijke belemmering voor een politieke groepering om deel te nemen aan de verkiezingen. Daarbij is van belang dat de waarborgsom niet per kandidaat is vereist.

Dat van de 28 politieke groeperingen die voor deze verkiezingen een geldige kandidatenlijst hebben ingeleverd een substantieel deel voor de eerste keer deelneemt aan de Tweede Kamerverkiezingen, illustreert dat het voldoen van een waarborgsom ook feitelijk geen wezenlijke belemmering voor nieuwe politieke groeperingen vormt om deel te nemen aan de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.

Dat een partij die reeds bij een eerdere verkiezing een waarborgsom heeft betaald dit opnieuw moet doen als zij geen zetel heeft behaald, maakt deze verplichting niet disproportioneel. Ook in deze situatie geldt nog steeds dat de verplichting beoogt te borgen dat een politieke groepering die de afgelopen termijn geen zetel in de Tweede Kamer heeft behaald, voldoende aanhang onder kiezers heeft en strekt er toe deelname van groeperingen waarvan de kans vrijwel nihil is dat zij een zetel behalen, te beperken.

Gelet op het vorenstaande is van een ontoelaatbare beperking van het passief kiesrecht geen sprake. Steun voor dit oordeel vindt de Afdeling in het arrest van het EHRM van 6 november 2012 in zaak nr. 30386/05, Ekoglasnost tegen Bulgarije (www.echr.coe.int).

3.6. Het betoog met betrekking tot de waarborgsom faalt. Hetgeen Trots op Nederland heeft aangevoerd ten aanzien van het inleveren van verklaringen van ondersteuning, behoeft derhalve geen bespreking meer.

4. Het beroep is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.

w.g. Slump w.g. Rijsdijk
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2017

705.

BIJLAGE - Wettelijk kader

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten

Artikel 2

1. Iedere Staat die partij is bij dit Verdrag verbindt zich de in dit Verdrag erkende rechten te eerbiedigen en deze aan een ieder die binnen zijn grondgebied verblijft en aan zijn rechtsmacht is onderworpen te verzekeren, zonder onderscheid van welke aard ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, welstand, geboorte of enige andere omstandigheid.

(…)

Artikel 25

Elke burger heeft het recht en dient in de gelegenheid te worden gesteld, zonder dat het onderscheid als bedoeld in artikel 2 wordt gemaakt en zonder onredelijke beperkingen:

(…)

(b) te stemmen en gekozen te worden door middel van betrouwbare periodieke verkiezingen die gehouden worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemming, waardoor het vrijelijk tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezers wordt verzekerd;

(…)

Artikel 26

Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder discriminatie aanspraak op gelijke bescherming door de wet. In dit verband verbiedt de wet discriminatie van welke aard ook en garandeert een ieder gelijke en doelmatige bescherming tegen discriminatie op welke grond ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

Artikel 14

Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.

Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

Artikel 3

De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden dat die de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen.

Grondwet

De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

Kieswet

Artikel H 12

1. Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, moet voor elke lijstengroep, elk niet van een groep deel uitmakend stel gelijkluidende lijsten en elke op zichzelf staande lijst een waarborgsom van € 11 250 dan wel, indien boven de kandidatenlijst de aanduiding is geplaatst van een groepering die blijkens de statuten haar zetel heeft in Bonaire, Sint Eustatius of Saba of, indien het een kandidatenlijst betreft waarboven geen aanduiding is geplaatst, indien de eerstgenoemde kandidaat ingezetene is van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een waarborgsom van USD 11 250 worden betaald aan de Staat.

(…)

3. Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt voor elke kieskring een bewijs daarvan. Bij de indiening van een lijst voor een of meer kieskringen moet een bewijs worden ingeleverd.

Artikel I 5

Voor een kieskring is ongeldig de lijst:

(…)

b. waarbij, indien ten behoeve van de lijst een waarborgsom moet worden betaald, niet gevoegd is het bewijs dat deze betaling is verricht;

(…)