Uitspraak 200105727/1


Volledige tekst

200105727/1.
Datum uitspraak: 26 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],

en

gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2001 heeft de gemeenteraad van Oostflakkee, op voorstel van burgemeester en wethouders van 30 januari 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening bestemmingsplan Oudeland". Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.

Verweerders hebben bij hun besluit van 11 september 2001, kenmerk DRGG/ARB/01/2304A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Het besluit van verweerders is aangehecht.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 19 november 2001, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 15 februari 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van burgemeester en wethouders van Oostflakkee. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2002, waar appellanten in persoon en bijgestaan door mr. J. Hiemstra, advocaat te Nootdorp, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. J.M. de Haas-Rood, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is namens de gemeenteraad ing. C.M.C. Kranse-Bogaard, ambtenaar van de gemeente, aldaar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Met het plan wordt voorzien in een juridisch-planologisch kader voor de bouw van een brandweerkazerne aan de Langeweg in Ooltgensplaat.

Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.

2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.

2.3. Appellanten zijn woonachtig aan de [locatie 1] en de [locatie 2], welke percelen naast het plangebied liggen. Zij voeren aan dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben verleend aan de mogelijkheid een brandweerkazerne op te richten. Hiertoe stellen zij dat het plan is opgesteld naar aanleiding van de schorsing van de bouwvergunning voor de kazerne. Voorts menen zij dat het uitgevoerde locatieonderzoek onvoldoende is en niet voldoet aan het bepaalde in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. Ten slotte is volgens hen ten onrechte geen zone van 50 meter tot hun woningen aangehouden, hetgeen tot aantasting van hun leefomgeving zal leiden in de vorm van geluidsoverlast en milieuhinder.

2.4. De gemeenteraad is tot planherziening overgegaan vanwege de behoefte aan een nieuwe brandweerkazerne voor Ooltgensplaat en omgeving. De gekozen locatie is uit een onderzoek als meest geschikte naar voren gekomen. Geluidsoverlast en verkeersaantrekkende werking zullen beperkt zijn in verband met het geringe aantal uitrukken.

2.5. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Zij constateren dat de gemeenteraad met het bestemmingsplan tegemoet komt aan het oordeel van de rechtbankpresident in de bouwvergunningprocedure. In de huidige procedure staat de goedkeuring van het bestemmingsplan ter beoordeling. De gekozen locatie is volgens verweerders, in aansluiting bij de gemeenteraad, de meest geschikte van de vier onderzochte locaties. De afwijking van de in de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) vermelde afstand van 50 meter tot de nabijgelegen woningen achten zij aanvaardbaar, omdat de brandweer gemiddeld slechts 15 keer per jaar hoeft uit te rukken en er nauwelijks sprake zal zijn van verkeersaantrekkende werking.

2.6. De Afdeling stelt voorop in het bezwaar inzake het volgend karakter van het plan geen aanleiding te zien voor het oordeel dat het bestreden besluit op grond hiervan niet in stand kan blijven. Het plan is door verweerders op zijn eigen merites beoordeeld.

2.6.1. Voorts is niet gebleken dat het locatieonderzoek onvoldoende is geweest of dat het gemeentebestuur bij het opstellen van het plan niet heeft voldaan aan de ingevolge artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 vereiste onderzoeksplicht. In het kader van de planvoorbereiding zijn vier locaties onderzocht en beoordeeld op de aspecten bereikbaarheid, verkeersoverlast, ruimtelijke inpassing en eigendom. De thans gekozen locatie is volgens de plantoelichting gelet op de aspecten bereikbaarheid en verkeersoverlast de meest geschikte locatie. Dat dit planologisch gezien niet het geval is, moet volgens de plantoelichting zo worden uitgelegd dat, gelet op de ligging bij de ingang van het dorp, extra aandacht moet worden gegeven aan de vormgeving van het gebouw en aan een groene inpassing daarvan.

Gelet op de toelichting behorend bij het plan en op de overige stukken mochten verweerders ervan uitgaan dat de gemeenteraad over voldoende kennis beschikte om tot een goed afgewogen besluit te komen.

2.6.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de in geding zijnde gronden bestemd als “Bijzondere gebouwen”, subbestemming “BGbr”. De aldus aangewezen gronden zijn bestemd voor bijzondere doeleinden, met dien verstande dat ter plaatse van de subbestemming “BGbr” uitsluitend een brandweerkazerne is toegestaan.

In het voorstel van burgemeester en wethouders wordt verwezen naar de VNG-brochure. In deze brochure worden in een tabel afstanden aanbevolen die door naar soort te onderscheiden bedrijven jegens in een rustige woonwijk gelegen woningen uit een oogpunt van beperking van milieuhinder moeten worden aangehouden. Per bedrijfstype is voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar daartoe een afstand vermeld. De afstanden zijn indicatief van aard. Gelet op lokale omstandigheden kan van deze afstanden worden afgeweken. In een dergelijk geval dient de afwijking te worden gemotiveerd.

Voor een brandweerkazerne, in de VNG-brochure opgenomen onder code 7525 van de Standaard Bedrijfsindeling, geldt een afstand van minimaal 50 meter. Deze afstand wordt met name bepaald door het aspect geluid. De verkeersaantrekkende werking van een brandweerkazerne is volgens de brochure beperkt.

Blijkens de plankaart en het verhandelde ter zitting bedraagt de afstand tussen de meest nabijgelegen woning van [appellant] en de gronden met de subbestemming “BGbr” ongeveer 15 meter. De afwijking van de in de VNG-brochure vermelde afstand is daarmee aanzienlijk.

Wat betreft de te verwachten hinder stelt de Afdeling voorop dat het een relatief kleine brandweerkazerne betreft. Niet in geding is dat voor de brandweerkazerne geen milieuvergunning is vereist, aangezien de hiervoor van belang zijnde apparatuur elders zal worden gestald. Gebleken is dat de motor van de brandweerwagen ongeveer één keer per week inpandig zal worden proefgedraaid. Ten slotte is uit de afgelopen jaren gebleken dat de brandweer gemiddeld slechts 15 keer per jaar zal moeten uitrukken.

Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat geen aanvaardbaar woonmilieu kan worden gehandhaafd, zodat in dit geval van de aanbevolen afstand kan worden afgeweken.

2.6.3. Gezien het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.

Het beroep is ongegrond.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.

w.g. Lauwaars w.g. Van Onselen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2002

178-371.