Uitspraak 200104663/1


Volledige tekst

200104663/1.
Datum uitspraak: 26 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

burgemeester en wethouders van Amstelveen,
appellanten,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 8 augustus 2001 in het geding tussen:

exploitatiemaatschappij ’t Jagerhuis B.V., gevestigd te Amstelveen

en

appellanten.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 april 1999 hebben appellanten onder meer 33 belanghebbendenparkeerplaatsen voor vergunninghouders aangewezen langs de Amstelzijde en een stopverbod ingesteld op gedeelten van de Amsteldijk-Zuid en Amstelslag te Amstelveen (hierna: het verkeersbesluit).

Bij besluit van 11 januari 2000 hebben appellanten het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaarschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 8 augustus 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de aanwijzing van 33 belanghebbendenparkeerplaatsen voor vergunninghouders, de bestreden beslissing op bezwaar in zoverre vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 september 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 25 oktober 2001 heeft exploitatiemaatschappij ’t Jagerhuis B.V. van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. H. Mentink, advocaat te Rotterdam, en exploitatiemaatschappij ’t Jagerhuis B.V., vertegenwoordigd door
mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellanten hebben ter zitting van 3 juni 2002 het hoger beroep mondeling ingetrokken. Exploitatiemaatschappij ’t Jagerhuis B.V. heeft vervolgens mondeling een verzoek ingediend appellanten te veroordelen in de proceskosten.

2.2. Ingevolge artikel 39a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, voorzover thans van belang, kan, in geval van intrekking van het hoger beroep door een bestuursorgaan, dit op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in de kosten worden veroordeeld. Indien het hoger beroep mondeling wordt ingetrokken, wordt het verzoek door de partij die daarbij aanwezig is mondeling gedaan tegelijk met de intrekking van het hoger beroep. De artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Toepassing van deze bepalingen leidt in dit geval tot na te melden beslissing.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

veroordeelt appellanten in de door exploitatiemaatschappij ’t Jagerhuis B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Amstelveen te worden betaald aan exploitatiemaatschappij

’t Jagerhuis B.V..

Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Matulewicz, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Angeren w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2002

45-421.