Uitspraak 201609396/2/V2


Volledige tekst

201609396/2/V2.
Datum uitspraak: 20 december 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 6 december 2016 in zaak nr. 16/12124 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 6 december 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt uitgezet naar Albanië, dan wel dat de verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden beëindigd gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.

2. Er is thans geen grond om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd. Hoewel de vreemdeling zal worden uitgezet ziet de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden, mede gelet op de uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2016:3350, geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.

3. Het verzoek dient daarom als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.

w.g. Verheij w.g. Van Loon
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2016

791.