Uitspraak 201609138/2/V2


Volledige tekst

201609138/2/V2.
Datum uitspraak: 9 december 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 28 november 2016 in zaak nr. 16/24903 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 28 november 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De vreemdeling is aangekondigd dat hij op 10 december 2016 om 9:55 wordt uitgezet. Het verzoek is erop gericht uitzetting te voorkomen gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.

2. De beoordeling van hetgeen in hoger beroep is voorgedragen vergt nader onderzoek, welk onderzoek onder de gegeven omstandigheden niet tijdig kan worden verricht. Gegeven het spoedeisend belang van de vreemdeling, ziet de voorzieningenrechter mede daarom aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal op een later moment beoordelen of er, krachtens artikel 8:87 van de Awb, grond is om over te gaan tot ambtshalve opheffing of wijziging van de getroffen voorlopige voorziening.

3. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om de staatssecretaris op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat dat de vreemdeling niet wordt uitgezet voordat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;

II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.

w.g. Hent w.g. Bosma
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2016

791.