Uitspraak 200104725/1


Volledige tekst

200104725/1.
Datum uitspraak: 26 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], allen wonend te [woonplaats]

en

gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2001 hebben burgemeester en wethouders van Hillegom het wijzigingsplan "Landelijk Gebied 1997, wijzigingsplan agrarisch bedrijventerrein" vastgesteld. Dit besluit is aan deze uitspraak gehecht.

Verweerders hebben bij hun besluit van 1 augustus 2001, kenmerk DRGG/ARB/01/5218A, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan. Het besluit van verweerders is aangehecht.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 19 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 15 november 2001 hebben verweerders meegedeeld dat het beroepschrift geen aanleiding geeft een verweerschrift uit te brengen.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

Bij brief van 13 mei 2002 heeft [één van de appellanten] zijn beroep ingetrokken.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2002, waar appellanten in de persoon van [drie appellanten] en verweerders, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.M. Hemelaar, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is namens burgemeester en wethouders S. Turkenburg, ambtenaar van de gemeente, aldaar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het wijzigingsplan voorziet in uitbreidingsmogelijkheden voor een bloembollenbedrijf aan de Pastoorslaan 22. Met het plan worden de ter plaatse geldende bestemmingen “Agrarische handels- en exportbedrijven (AHE)” en “Agrarische doeleinden (A)”, subbestemming “Ab(z)”, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1997”, gewijzigd in de bestemming “Agrarische handels- en exportbedrijven (AHE)” met een aantal subbestemmingen.

Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.

2.2. Appellanten zijn woonachtig aan de [locatie], welke grenst aan de Pastoorslaan. Zij stellen dat verweerders het plan en daarmee de uitbreiding van het bloembollenbedrijf ten onrechte hebben goedgekeurd. Hiertoe voeren zij onder meer aan dat ter bevordering van een samenhangend beleid voor een planherziening gekozen had moeten worden in plaats van voor een planwijziging.

2.3. Burgemeester en wethouders zijn van mening dat het bestemmingsplan de wijziging uitdrukkelijk mogelijk maakt en wijzen erop dat het bollenbedrijf het eerste is dat van deze mogelijkheid gebruik wil maken.

2.4. Verweerders hebben geen aanleiding gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en hebben dit goedgekeurd. Zij hebben zich aangesloten bij de besluitvorming door burgemeester en wethouders.

2.5. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: de WRO) kan, voorzover hier van belang, bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen binnen bij het plan te bepalen grenzen.

Burgemeester en wethouders kunnen ingevolge artikel 8, tweede lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1997” met inachtneming van de beschrijving in hoofdlijnen de bestemming van de gronden op de bestemmingsplankaart voorzien van de aanduiding “wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO I” (deelgebied Noorderlaan Pastoorslaan) wijzigen in de bestemming “Agrarische handels- en exportbedrijven (AHE)” of de bestemming “Agrarische hulp- en nevenbedrijven (AHN)” dan wel uitbreiding van bestaande bouwpercelen met de bestemming “AHE” of “AHN” mogelijk maken, teneinde een nieuw bouwperceel voor een nieuw bedrijf te creëren.

Niet in geding is dat het wijzigingsplan de uitbreiding van een bestaand bedrijf betreft. Met het plan wordt derhalve geen nieuw bouwperceel voor een nieuw bedrijf gecreëerd, zoals vermeld in artikel 8, tweede lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan, zodat burgemeester en wethouders ten onrechte gebruik hebben gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Gelet op het vorenstaande is het plan in strijd met artikel 11, eerste lid, van de WRO. Door het plan niettemin goed te keuren, hebben verweerders gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige bezwaren van appellanten behoeven om die reden geen bespreking meer.

2.6. Uit het voorgaande volgt dat rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het wijzigingsplan.

2.7. Verweerders dienen in beginsel te worden veroordeeld in de proceskosten van appellanten, doch niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 1 augustus 2001, kenmerk DRGG/ARB/01/5218A, waarbij goedkeuring is verleend aan het wijzigingsplan "Landelijk Gebied 1997, wijzigingsplan agrarisch bedrijventerrein";

III. onthoudt goedkeuring aan het onder II. vermelde wijzigingsplan;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 102,10) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.

w.g. Lauwaars w.g. Van Onselen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2002.

178-371.