Uitspraak 201606408/2/R6


Volledige tekst

201606408/2/R6.
Datum uitspraak: 17 oktober 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:

de stichting Stichting Hart voor Langweer, gevestigd te Langweer, gemeente De Fryske Marren,
verzoekster,

en

1. de raad van de gemeente De Fryske Marren,
2. het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2016, nummer 2016/029, heeft de raad het bestemmingsplan "Langweer - Appartementen Stevenshoek" vastgesteld.

Bij besluit van 27 juni 2016, kenmerk OV 20140658/1591775, heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een appartementencomplex met horecaruimte, garageboxen en carports, een insteekhaven en steigers op het perceel Stevenshoek 23 te Langweer.

Tegen deze besluiten heeft de stichting beroep ingesteld.
De stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De raad en het college hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 september 2016, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter], bijgestaan door mr. M.T. Hoen, advocaat te Wijnjewoude, de raad en het college, vertegenwoordigd door P. Loonstra, M. Noordmans en W. Tadema, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stevenshoek Langweer B.V., vertegenwoordigd door [directeur-eigenaar], bijgestaan door E. Venema en J. Jansen, beiden werkzaam bij Rho Adviseurs, en mr. C.F.M. Jungerman.

Overwegingen

Inleiding

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De besluiten van 25 mei 2016 en 27 juni 2016 zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening. Deze besluiten hebben tegelijkertijd ter inzage gelegen.

3. Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van de locatie van het voormalige hotel De Wielen op het perceel Stevenshoek 23 in Langweer. Dit perceel ligt aan de haven en met het plan wordt onder meer een gebouw met maximaal achttien appartementen en een horecaruimte mogelijk gemaakt.

4. De stichting kan zich niet verenigen met de voorziene bebouwing. Zij is niet tegen een herontwikkeling van het perceel, maar vindt de voorziene bebouwing naar aard en omvang niet passen bij het karakter van Langweer. Daarnaast vreest de stichting voor de ruimtelijke gevolgen van de ontwikkeling.

Belanghebbendheid

5. De raad en het college betogen dat de stichting niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de bestreden besluiten. Daartoe voeren zij aan dat de statutaire doelstellingen van de stichting te ruim zijn geformuleerd en dat de stichting geen feitelijke werkzaamheden verricht, anders dan het voeren van de onderhavige procedure.

5.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

5.2. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.

Blijkens de statuten van de stichting stelt zij zich onder meer ten doel een bijdrage te leveren aan het behoud van de cultuurhistorische waarden, de bescherming van het dorpse karakter, de leefbaarheid en de flora en fauna van Langweer alsmede in de directe omgeving van het dorp. Ter zitting heeft de stichting toegelicht dat zij naast het voeren van deze procedure meerdere feitelijke werkzaamheden verricht om haar doel te bereiken. Zo houdt de stichting een website en een Facebookpagina bij, voert zij overleg met de gemeente, heeft ze een snoeidag met vrijwilligers georganiseerd en was zij betrokken bij de totstandkoming van een pendeldienst voor oudere dorpsbewoners naar een supermarkt. Gezien het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de stichting gelet op haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken belang in het bijzonder behartigt, zodat zij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.

Spoedeisend belang

6. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt. Ter zitting heeft de ontwikkelaar, Stevenshoek Langweer B.V., verklaard zo snel mogelijk met de realisatie van het voorziene gebouw te willen beginnen. Derhalve is sprake van spoedeisend belang.

Inhoudelijk

7. De stichting betoogt onder meer dat het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat de actuele regionale behoefte daaraan, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) ten onrechte niet is onderbouwd. Daartoe voert zij aan dat de raad geen rapport heeft overgelegd waaruit de regionale behoefte aan de voorziene woningen en horeca blijkt terwijl in Langweer veel woningen langdurig te koop staan. Daarbij wijst de stichting erop dat alleen in de zomer wordt gerecreëerd in Langweer.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, omdat het vorige plan al horeca op deze locatie toestond en de toegestane bebouwing groter was dan de bebouwing waarin het voorliggende bestemmingsplan voorziet.

7.2. Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro wordt in het Bro en de hierop berustende bepalingen verstaan onder stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

[…]

7.3. Op grond van de beheersverordening "Langweer" uit 2013 was op het perceel Stevenshoek 23 horeca toegestaan. Aan vrijwel het gehele perceel was een bouwvlak toegekend met een maximumbebouwingspercentage van 100. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de bestemming "Wonen", met een bouwvlak, waarbinnen achttien appartementen en een horecaruimte mogen worden gerealiseerd. De voorzieningenrechter acht het niet uitgesloten dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat door de toevoeging van achttien woningen op het perceel sprake is van een zodanige functiewijziging dat het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro.

7.4. Ter onderbouwing van de actuele regionale behoefte aan de voorziene woningen heeft de raad gewezen op het Uitvoeringsprogramma Woningbouw De Friese Meren 2013-2020 (hierna: het uitvoeringsprogramma), waarin alle woningbouwplannen van de gemeente zijn opgenomen. Daarnaast heeft de raad gewezen op de resultaten van de door ABF Research opgestelde Primos Bevolkingsprognose uit 2015.

In hetgeen de stichting op dit punt heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot gerede twijfel of hiermee de actuele regionale behoefte voldoende inzichtelijk is gemaakt. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de Primos Bevolkingsprognose een landelijk demografisch rapport betreft dat geen inzicht geeft in de verwachte behoefte aan woningen en horeca in de regio van Langweer. Ook het uitvoeringsprogramma geeft naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende informatie over de actuele regionale behoefte aan woningen en horeca.

8. De stichting betoogt tevens dat onvoldoende aandacht is besteed aan het aspect parkeren bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Daartoe voert zij onder meer aan dat binnen het plangebied twintig parkeerplaatsen zijn voorzien, maar dat het plan voorziet in een grotere parkeerbehoefte. Volgens de stichting heeft de raad hiervoor ten onrechte geen deugdelijke parkeernorm in de planregels opgenomen. In dit kader wijst de stichting er ook op dat artikel 8 van de planregels niet voldoende duidelijk en niet handhaafbaar is.

8.1. Ingevolge artikel 8.1, onder a, van de planregels kan een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.

Ingevolge artikel 8.1, onder b, wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

Ingevolge artikel 8.1, onder c, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

8.2. In artikel 8.1, onder a, van de planregels is niet omschreven wat moet worden verstaan onder "in de omgeving" van het bouwperceel. Voorts is, ook na de toelichting van de raad ter zitting, niet duidelijk hoe de instandhouding van parkeergelegenheden buiten het plangebied moet worden afgedwongen. Hierdoor is de voorzieningenrechter er op voorhand niet van overtuigd dat met deze bepaling voldoende zeker is gesteld dat in de door het plan te genereren parkeerbehoefte kan worden voorzien.

Conclusie en proceskosten

9. Gelet op het voorgaande bestaat twijfel of het bestemmingsplan en de op grond daarvan verleende omgevingsvergunning in de bodemprocedure stand zullen houden. Nu bovendien de bodemzaak naar alle waarschijnlijkheid op 9 november 2016 op zitting zal worden behandeld, ziet de voorzieningenrechter, na afweging van alle betrokken belangen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De overige gronden behoeven geen bespreking meer.

10. De raad en het college dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Wat betreft de gevraagde verletkosten, overweegt de voorzieningenrechter dat bij het ontbreken van een specificatie van deze kosten forfaitair zes uur met een tarief van € 7,00 per uur voor vergoeding in aanmerking komt.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening:

a. het besluit van de raad van de gemeente De Fryske Marren van 25 mei 2016, nummer 2016/029, waarbij het bestemmingsplan "Langweer - Appartementen Stevenshoek" is vastgesteld;

b. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren van 27 juni 2016, kenmerk OV 20140658/1591775, waarbij een omgevingsvergunning is verleend;

II. veroordeelt de raad van de gemeente De Fryske Marren en het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren tot vergoeding van bij de stichting Stichting Hart voor Langweer in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.089,10 (zegge: duizendnegenentachtig euro en tien cent), waarvan € 992,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente De Fryske Marren en het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren aan de stichting Stichting Hart voor Langweer het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Nijholt, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Nijholt
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2016

767.