Uitspraak 201606915/2/A1


Volledige tekst

201606915/2/A1.
Datum uitspraak: 6 oktober 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 augustus 2016 in zaak nrs. 16/1719 en 16/1720 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Eersel.

Openbare zitting gehouden op 6 oktober 2016 om 10:45 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter

griffier: mr. M.M. van Driel

Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. D.N. Lavain, advocaat te Beek;
Het college, vertegenwoordigd door mr. P. Bakermans, werkzaam bij de gemeente;
[persoon].

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 12 augustus 2016 van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen en de opgelegde last onder dwangsom om de aangebouwde bijgebouwen aan de achterzijde van het hoofdgebouw op het perceel [locatie] te Eersel te verwijderen en verwijderd te houden, te schorsen.

De voorzieningenrechter
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eersel van 22 april 2016, kenmerk 16.06204, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eersel van 16 oktober 2015, kenmerk EER-2013-1078 / 15.18458;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Eersel tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Eersel aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 251,00 (zegge: tweehonderdeenenvijftig euro) vergoedt.

Daartoe overweegt hij het volgende:

- dat de dwangsom op dit moment nog niet volledig is verbeurd;
- dat [verzoeker] inmiddels een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend en niet valt uit te sluiten dat legalisering van de betrokken bouwwerken geheel of gedeeltelijk mogelijk is;
- dat niet is gebleken dat [persoon] zodanige overlast van de aanwezigheid van de bouwwerken ondervindt, dat deze overlast onverwijlde uitvoering van de last onder dwangsom vergt.

w.g. Borman
voorzieningenrechter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

414-776.