Uitspraak 201601511/1/A3


Volledige tekst

201601511/1/A3.
Datum uitspraak: 5 oktober 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2016 in zaak nr. 15/2462 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2015 heeft het college een verzoek van [wederpartij] om wijziging van zijn in de basisregistratie personen (hierna: brp) geregistreerde gegevens afgewezen.

Bij besluit van 14 juli 2015 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 februari 2016 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 juli 2015 vernietigd, het besluit van 28 april 2015 herroepen en het college opgedragen binnen twee weken na verzending van de uitspraak de naam en geboortedatum van [wederpartij] te wijzigen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

Het college en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2016, waar het college, vertegenwoordigd door A. Been en mr. M.P.H. Gofers, en [wederpartij], bijgestaan door mr. A. Diels, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [wederpartij] is geboren in China en verblijft sinds het jaar 2000 in Nederland. Hij is getrouwd met een Nederlandse vrouw. Uit dat huwelijk zijn twee kinderen geboren. Hij beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. [wederpartij] is in de brp op basis van een door hem afgelegde verklaring onder ede geregistreerd als [naam 1] [wederpartij], geboren 25 december 1984. Hij verzoekt thans om wijziging van zijn persoonsgegevens in [naam 2] [wederpartij], geboren 13 november 1981, omdat dat, naar hij stelt, zijn echte naam en geboortedatum zijn.

2. Ter staving van zijn verzoek heeft [wederpartij] onder andere de volgende documenten overgelegd:

- een Chinees paspoort ten name van [wederpartij], [naam 2], geboren 13 november 1981, afgegeven op 14 juni 2011 door de Chinese ambassade te Den Haag.

- een dubbel gelegaliseerd ‘notarial certificate, notarial item: birth’ (hierna: geboorteakte), gedateerd 4 november 2013, waarin staat "that [wederpartij] [naam 2] was born on Nov. 13, 1981 (…). His father’s name is [wederpartij] [naam 3] and his mother’s name is [naam 4]".

- een dubbel gelegaliseerd ‘notarial certificate, notarial item: household register’ (hokou), gedateerd 20 november 2013, waarin staat: "This is to certify that the former copy confirms to original one of Household Register issued to [wederpartij] [naam 3] (…) on Dec.15, 1997." Daarin staan vermeld: [wederpartij] [naam 3], date of birth May 20, 1951, [naam 4], date of birth Nov.20, 1955, [wederpartij] [naam 2], date of birth Nov.13, 1981 en [wederpartij] [naam 5], date of birth Mar.11, 1982.

- een Chinees diploma, gedateerd 15 juli 1998, dat is vertaald. Volgens de vertaling staat in het diploma: "Leerling, [wederpartij] [naam 2] (…), geboren in november 1981, (…) heeft in juli 1998 aan onze school het eerste niveau (…) volledig doorlopen, (…) waarna hij is geslaagd."

- een identiteitsbewijs voor inwoners van de Volksrepubliek China, uitgegeven op 16 maart 1999, op naam van [wederpartij] [naam 2], geboortedatum 13 november 1981, vertaald door een beëdigd vertaler.

- een rapport van een DNA-onderzoek van 14 april 2015, verricht door Sanquin, waarin staat dat [wederpartij] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (>99,9999%) de zoon is van [naam 4], geboortedatum 20-11-1955 en [naam 3] [wederpartij], geboortedatum 20-05-1951.

3. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 28 april 2015 heeft het college het verzoek afgewezen, omdat niet onomstotelijk vaststaat dat de in de brp over [wederpartij] geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. [wederpartij] heeft volgens het college niet aannemelijk gemaakt dat de documenten die hij heeft overgelegd op hem betrekking hebben.

Relevante wetgeving

4. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: de Wet brp) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Ingevolge artikel 2.58, eerste lid, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

Oordeel rechtbank

5. De rechtbank heeft overwogen dat de authenticiteit van de door [wederpartij] overgelegde documenten niet in geschil is en dat op grond van de uitkomsten van het DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat [wederpartij] de zoon is van de ouders, die zijn genoemd in de geboorteakte en de hokou. Volgens de rechtbank heeft [wederpartij] aannemelijk gemaakt dat de documenten op hem betrekking hebben en dat de in de brp opgenomen persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn.

Ingetrokken hogerberoepsgronden

6. Het college heeft zijn hogerberoepsgrond, dat de identiteit van [naam 4] en [naam 3] [wederpartij] bij de afname van het DNA-materiaal op het Nederlandse consulaat niet overeenkomstig het daarvoor geldende protocol is vastgesteld, ter zitting van de Afdeling ingetrokken. Het ziet geen aanleiding meer aan de juistheid van de handelwijze van het Nederlandse consulaat en het bureau Sanquin te twijfelen.

Ook heeft het college de hogerberoepsgrond, dat identiteitsnummers die in de door [wederpartij] overgelegde documenten staan niet steeds overeenkomen, ingetrokken. Het college acht de daarvoor door [wederpartij] gegeven verklaring over de verandering van de wijze van nummering van een getal van vijftien naar achttien cijfers, overtuigend en in overeenstemming met de toegezonden informatie over de verandering van het systeem.

Hogerberoepsgronden

7. Volgens het college heeft [wederpartij] niet aannemelijk gemaakt dat zijn persoonsgegevens die in de brp zijn opgenomen feitelijk onjuist zijn.

Daartoe voert het college allereerst aan dat [wederpartij] steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd.

Ook betoogt het college aan dat het rapport van het DNA-onderzoek niet als brondocument kan worden beschouwd, maar slechts aanvullend als bewijs kan dienen.

Ten slotte voert het college aan dat in de hokou een gegeven is opgenomen dat niet juist is. Het betreft de geboortedatum van [naam 5] [wederpartij], volgens [wederpartij] en de hokou de zuster van [wederpartij], die volgens de hokou vier maanden jonger is dan hij. Dit is niet mogelijk als [naam 5] [wederpartij] en [wederpartij] dezelfde ouders hebben. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [wederpartij] deze tegenstrijdigheid voldoende heeft weerlegd door middel van de verklaring van het Wenling Dorpscomité, gedateerd 15 juni 2015. Het comité verklaart dat [naam 5] [wederpartij], geboren 11 maart 1982, is geadopteerd door [naam 3] [wederpartij], geboren 20 mei 1951 en [naam 4], geboren 20 november 1955.

Oordeel Afdeling

8. [wederpartij] heeft zich ten tijde van zijn aankomst in Nederland en ten tijde van de inschrijving van zijn persoonsgegevens met andere persoonsgegevens geïdentificeerd en hij heeft toen verklaard dat zijn ouders niet meer in leven waren. [wederpartij] heeft niet steeds wisselende verklaringen afgelegd, maar in het kader van zijn huidige verzoek anders verklaard dan ten tijde van zijn aankomst in Nederland.

Het betoog faalt.

9. Uit het DNA-onderzoek volgt dat [wederpartij] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (>99,9999%) de zoon is van [naam 4], geboortedatum 20-11-1955 en [naam 3] [wederpartij], geboortedatum 20-05-1951.

De namen van de personen die aan het DNA-onderzoek hebben deelgenomen, [naam 4] en [naam 3] [wederpartij], alsmede hun geboortedata, komen overeen met de namen en geboortedata van de personen die op de hokou en de geboorteakte als ouders van [wederpartij] zijn vermeld. [wederpartij] staat op de hokou en geboorteakte vermeld met de naam en geboortedatum waarop zijn verzoek ziet. De naam en geboortedatum komen ook overeen met de naam en de geboortedatum in het door [wederpartij] overgelegde Chinese paspoort en identiteitsbewijs.

9.1. Het rapport van het DNA-onderzoek is door [wederpartij] ingebracht om te kunnen aantonen dat hij dezelfde persoon is als degene die onder de naam [naam 2] [wederpartij] is genoemd in de door hem reeds ingebrachte documenten. Het dient dus als aanvullend bewijs. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank, gelet op hetgeen onder 8. is vastgesteld, terecht geoordeeld dat door middel van het rapport van het DNA-onderzoek het verband tussen de documenten en [wederpartij] gelegd kan worden.

Het betoog faalt.

10. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:866), is het doel van de Wet brp dat de in de brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan slechts worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

10.1. Naar het oordeel van de Afdeling kon de rechtbank niet enkel op grond van de verklaring van het Wenling Dorpscomité, zonder in te gaan op het betoog van het college dat die verklaring ten onrechte niet (dubbel) is gelegaliseerd en dat ten onrechte is nagelaten een adoptievonnis of een document afgegeven door het adoptieregistratiebureau over te leggen, tot het oordeel komen dat [naam 5] [wederpartij] is geadopteerd door [naam 3] [wederpartij] en [naam 4].

Het betoog slaagt.

10.2. Het hoger beroep is gegrond, omdat de rechtbank, gelet op hetgeen onder 10.1. is overwogen, het besluit van 28 april 2015 ten onrechte heeft herroepen en het college heeft opgedragen de naam en geboortedatum van [wederpartij] te wijzigen. De aangevallen uitspraak dient daarom in zoverre te worden vernietigd. De Afdeling zal de aangevallen uitspraak, voor het overige, dat wil zeggen voor zover de rechtbank het besluit van 14 juli 2015 heeft vernietigd, bevestigen, met verbetering van gronden. Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.

10.3. [wederpartij] heeft gemotiveerd gesteld dat ten tijde van de adoptie de Chinese Adoptiewet nog niet van kracht was en er daarom nog geen adoptieregistratiebureau was. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [wederpartij] door het overleggen van de verklaring van het Wenling Dorpscomité en het geven van een verklaring over de Chinese Adoptiewet een begin van bewijs van zijn stelling geleverd dat [naam 5] [wederpartij] is geadopteerd. Het had daarom op de weg van het college gelegen nader onderzoek te doen naar de juistheid van de hokou en die nader te onderzoeken of te laten onderzoeken, bijvoorbeeld door middel van een verificatie-onderzoek als bedoeld in de ‘Circulaire legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen, alsmede de toepassing van DNA-onderzoek in een aantal gevallen waarin bewijsstukken ontbreken’ (Stcrt. 2010, 20882).

Gelet hierop heeft het college onvoldoende onderzoek gedaan naar de relevante feiten. Het besluit van 14 juli 2015 is gelet op het voorgaande in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) genomen. De rechtbank heeft dit besluit daarom terecht vernietigd, zij het deels op andere gronden.

11. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het door het college te nemen nieuwe besluit op het bezwaar van [wederpartij], slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.

12. Indien het college zich in het nieuw te nemen besluit op het standpunt wenst te blijven stellen dat ook de namen van de ouders van [wederpartij] en de geboorteplaats van [wederpartij] aangepast zouden moeten worden in de brp, dient het college dat nader te motiveren, omdat de tekst van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet brp daartoe geen aanleiding geeft.

13. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2016 in zaak nr. 15/2462, voor zover de rechtbank het besluit van 28 april 2015 heeft herroepen en het college heeft opgedragen de naam en geboortedatum van [wederpartij] te wijzigen;

III. bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;

IV. bepaalt dat tegen het door het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo te nemen nieuwe besluit op het bezwaar van [wederpartij] slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.

w.g. Van den Broek w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2016

280.