Uitspraak 200103233/1


Volledige tekst

200103233/1.
Datum uitspraak: 12 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gekoma B.V., gevestigd te Apeldoorn,

en

gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2000 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn, op voorstel van burgemeester en wethouders van 1 september 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "19e partiële herziening van het bestemmingsplan Ugchelen".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.

Verweerders hebben bij hun besluit van 1 mei 2001, no. RE2000.87334, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 29 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, en verweerders, vertegenwoordigd door M. van Hemmen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door R.J. Fekkes, ambtenaar van de gemeente, aldaar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van een supermarkt (C1000) naar de hoek van de Bogaardslaan/Molecatenlaan en een uitbreiding van 500 m² bruto vloeroppervlak.

Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.

2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.

2.3. Appellante meent dat de in het plan voorziene uitbreiding en verplaatsing van de C1000 naar de hoek van de Bogaardslaan/Molecatenlaan, zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Ugchelen. Hiertoe voert zij onder andere aan dat zowel de in het plan voorziene verplaatsing als de uitbreiding van de C1000 de zogeheten distributieve ruimte overschrijdt. Tevens is appellante van mening dat de in het plan voorziene supermarkt geïsoleerd zal zijn van het winkelconcentratiegebied van Ugchelen. In verband hiermee is er volgens appellante sprake van een bijzondere situatie en is zij van mening dat het maximale aantal m² verkoopvloeroppervlakte in het plan dient te worden vastgelegd. Voorts is appellante van mening dat de gemeenteraad is uitgegaan van een verkeerde parkeernorm.

2.4. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat het reguleren van concurrentieverhoudingen en het beschermen van de marktpositie van bedrijven niet passend wordt geacht in de opzet van een bestemmingsplan. Slechts wanneer nieuwvestiging leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het verzorgingsgebied aanwezige voorzieningenpatroon in de betrokken sector kunnen bezwaren uit distributie-planologisch oogpunt gegrond worden verklaard. De gemeenteraad is van mening dat dit zich hier niet voordoet. Voorts stelt de gemeenteraad zich op het standpunt dat de locatie aansluit op het winkelconcentratiegebied doordat het verbonden wordt met de overige winkels aan de Molecatenlaan. Verder acht de gemeenteraad de flexibele bestemmingsregeling gewenst in verband met het opvangen van maatschappelijke ontwikkelingen.

2.5. Verweerders hebben ingestemd met het standpunt van de gemeenteraad en het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht. Zij hebben een distributie-planologisch onderzoek ingesteld naar aanleiding van de Notitie inzake het gewenste foodaanbod in Ugchelen, opgesteld door Schuitema Vastgoed B.V. en een gemeentelijke visie op de supermarktenstructuur in Apeldoorn. Naar aanleiding van het onderzoek stellen verweerders zich op het standpunt dat er geen sprake zal zijn van een overschrijding van de distributieve ruimte. Voorts menen verweerders dat de gemeenteraad terecht een flexibele bestemmingsplanregeling heeft opgenomen in het plan om te voorkomen dat het plan louter een regulerend plan wordt. Verder stellen verweerders dat het hanteren van een verkeerde parkeernorm door de gemeenteraad niet leidt tot een tekort aan parkeerplaatsen.

2.6. Blijkens het door verweerders ingestelde distributie-planologisch onderzoek, waarbij rekening is gehouden met de locatie Ugchelseweg 187 en de uitbreiding van appellante, is de totale distributieve ruimte voor supermarkten 2.171 m² verkoopvloeroppervlak. In het onderzoek is voorts vermeld dat bij revitalisering van het supermarktaanbod in Ugchelen een distributieve uitbreidingsruimte aanwezig is van 871 m² verkoopvloeroppervlak voor supermarkten. De in het door verweerders ingestelde onderzoek berekende distributieve uitbreidingsruimte wijkt af van de distributieve uitbreidingsruimte berekend in het onderzoek van Schuitema Vastgoed B.V., opgesteld in opdracht van de gemeenteraad. Het eerstgenoemde onderzoek gaat uit van de distributieve ruimte voor supermarkten, terwijl het laatstgenoemde onderzoek uit gaat van de distributieve ruimte van het totale foodaanbod. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat supermarkten zodanige concurrentie ondervinden van andere aanbieders van foodprodukten dat verweerders niet in redelijkheid een distributie-planologisch onderzoek mochten uitvoeren op basis van alleen het supermarktaanbod.

Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de in het plan voorziene supermarkt een brutovloeroppervlak heeft van maximaal 1.230 m². Wanneer eveneens rekening wordt gehouden met de opbouw dan is het brutovloeroppervlak 1.430 m². Verder is naar voren gekomen dat een omrekeningsfactor van 0,7 kan worden gehanteerd voor het omrekenen van brutovloeroppervlak naar verkoopvloeroppervlak. De in het plan voorziene supermarkt heeft, uitgaande van deze omrekeningsfactor, 1.001 m² verkoopvloeroppervlak. De distributieve uitbreidingsruimte voor supermarkten wordt ten gevolge van het plan derhalve overschreden met 130 m² verkoopvloeroppervlak.

Gelet op de overschrijding van de distributieve uitbreidingsruimte met 130 m² ten opzichte van de totale distributieve ruimte van 2.171 m² hebben verweerders er in redelijkheid van uit kunnen gaan dat de vestiging van de supermarkt niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het foodaanbod ter plaatse.

2.6.1. Uit de stukken is gebleken dat de afstand tussen de in het plan voorziene supermarkt en het centrum ruim 150 meter is. Het winkelcentrum en de in het plan voorziene supermarkt worden met elkaar verbonden door de Molecatenlaan. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat aan de Molecatenlaan een aantal winkels zijn gevestigd. Er is geen grond aanwezig voor de vrees dat de nieuwe locatie van de supermarkt voor consumenten een belemmering zal vormen om tevens de winkels op de Ugchelseweg en de directe omgeving aan te doen. De Afdeling overweegt dat verweerders zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat de in het plan voorziene supermarkt niet als een solitaire vestiging kan worden aangemerkt. Verweerders hebben zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening toelaatbaar is dat het plan mogelijkheden biedt om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen inpassen.

2.6.2. De gemeenteraad erkent dat hij bij de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen ten gevolge van de in het plan voorziene verplaatsing en uitbreiding van de C1000 een verkeerde parkeernorm van zes parkeerplaatsen per 100 m² verkoopvloeroppervlak heeft gehanteerd. Verweerders stellen dat een parkeernorm van vier parkeerplaatsen per

100 m² brutovloeroppervlak van toepassing is. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerders deze parkeernorm niet mochten hanteren. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat het plan voorziet in onvoldoende parkeergelegenheid.

2.7. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.

Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.

w.g. Cleton w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2002

218-409.