Uitspraak 201509175/2/A1


Volledige tekst

201509175/2/A1.
Datum uitspraak: 18 augustus 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Haarlem,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 november 2015 in zaak nr. 15/2452 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.

Openbare zitting gehouden op 18 augustus 2016 om 14:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter

griffier: mr. M.P.J.M. van Grinsven

Verschenen:
[verzoeker], vertegenwoordigd door mr. C.L. Kock, advocaat te Heemstede;
Het college, vertegenwoordigd door R. de Vries;
[belanghebbende], bijgestaan door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.

Bij besluit van 17 december 2014 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van drie dakopbouwen op de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] te Haarlem. Bij besluit van 22 april 2015 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 november 2015 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [verzoeker] heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening strekkende tot schorsing van de besluiten van 17 december 2014 en 22 april 2015 totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.

Daartoe overweegt hij het volgende.

In het aangevoerde en het verhandelde ter zitting bestaat voorshands geen reden om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat voor het bouwplan geen omgevingsvergunning mocht worden verleend. Voorts zijn de gevolgen van het uitvoeren van het bouwplan niet onomkeerbaar, ook al is het terugbrengen van de woningen in hun oorspronkelijke staat kostbaar en niet eenvoudig. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat zolang een vergunning niet in rechte onaantastbaar is, een vergunninghouder op eigen risico van een verleende vergunning gebruik maakt, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.

w.g. Borman w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter griffier

462-757.