Uitspraak 200105940/1


Volledige tekst

200105940/1.
Datum uitspraak: 12 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats]

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 15 oktober 2001 in het geding tussen:

appellante

en

de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

1. Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 11 juni en 9 november 1999 en 26 september 2000 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) verzoeken van appellante om huursubsidie over de onderscheiden subsidietijdvakken 1998/1999, 1999/2000 en 2000/2001 afgewezen.

Bij onderscheiden besluiten van 12 maart en 23 mei 2001 heeft de Staatssecretaris de daartegen door appellante gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Deze besluiten zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 15 oktober 2001, verzonden op 22 oktober 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) de daartegen door appellante ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 31 december 2001. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 27 februari 2002 heeft de Staatssecretaris van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2002, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. R.G. Groen, advocaat te Delft, en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De rechtbank is op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. Het betoog van appellante dat neerkomt op een herhaling van hetgeen in beroep naar voren is gebracht, biedt geen grond voor een ander oordeel. Dat haar toenmalige rechtsbijstandverlener, naar zij stelt, heeft verzuimd beroep in te stellen tegen het besluit van 2 juni 1997 betekent niet dat niet in rechte is komen vast te staan dat haar woning op het moment van het betrekken ervan voor haar niet passend was.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2002

119/195-420.