Uitspraak 201507272/2/R4


Volledige tekst

201507272/2/R4.
Datum uitspraak: 4 juli 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de stichting Stichting Groene Hart, gevestigd te Woerden, en andere,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.

Openbare zitting gehouden op 4 juli 2016 om 10:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. R. Uylenburg, voorzitter
Staatsraad mr. E. Helder, rapporteur
Staatsraad mr. J.W. van de Gronden, lid

griffier: mr. W. van Steenbergen

Verschenen:
Stichting Groene Hart en andere, vertegenwoordigd door [bestuurslid], en door [gemachtigde], bijgestaan door mr. A.F. de Savornin Lohman;
De raad, vertegenwoordigd door R. van Meeteren, T. Revet, B.A. Drost-Westland, N. Kortekaas, allen werkzaam bij de gemeente, en G.J. van Oostenbrugge, werkzaam bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk van 24 juni 2015, waarbij hij het bestemmingsplan "Plassengebied" heeft vastgesteld.

De Afdeling verklaart het beroep van de stichting Stichting Groene Hart en andere niet-ontvankelijk.

Daartoe overweegt zij het volgende.

Stichting Groene Hart en andere stellen dat [bestuurslid] op 8 oktober 2015, de laatste dag van de beroepstermijn, hun beroepschrift hebben afgegeven bij de Raad van State. Bij de Afdeling is in deze zaak echter geen beroepschrift van Stichting Groene Hart en andere bekend dat op of voor die datum is ingekomen.

De enkele stelling dat een zienswijze, bezwaar- of beroepschrift ter post is bezorgd of is afgegeven, in een geval waarin het bestuursorgaan of de rechter het geschrift stelt niet te hebben ontvangen, is onvoldoende om aan te nemen dat de zienswijze of het bezwaar- of beroepschrift is verzonden. Het is in dat geval aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat hij het geschrift ter post heeft bezorgd dan wel heeft afgegeven, bijvoorbeeld aan de hand van verklaringen van getuigen.

[bestuurslid] heeft over de gang van zaken op 8 oktober 2015 een verklaring afgelegd en heeft op zichzelf aannemelijk gemaakt dat hij op 8 oktober 2015 heeft gewerkt op het provinciehuis, dat hij de door hem beschreven route heeft gevolgd naar de Raad van State en dat hij op die dag een e-mail heeft verzonden waarmee hij bezorging van het beroepschrift aan anderen heeft meegedeeld. Die omstandigheden maken echter nog niet aannemelijk dat hij het beroepschrift op 8 oktober 2015 bij de Raad van State heeft afgegeven. Daarom komt de Afdeling niet toe aan beoordeling van het beroepschrift van Stichting Groene Hart en andere.

w.g. Uylenburg w.g. Van Steenbergen
voorzitter griffier

528.