Uitspraak 200104542/1


Volledige tekst

200104542/1.
Datum uitspraak: 12 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 13 juni 2001 in het geding tussen:

appellant

en

burgemeester en wethouders van Heerjansdam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2001 hebben burgemeester en wethouders van Heerjansdam (hierna: burgemeester en wethouders) aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het oprichten van een machineberging op het perceel [locatie]

Bij besluit van 13 maart 2001, verzonden op 11 mei 2001, hebben zij het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 13 juni 2001, verzonden op 1 augustus 2001, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de president) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 september 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 3 december 2001 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J. Schop, wethouder en J. van den Berg-de Ruiter, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een machineberging ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch loonbedrijf. Op het perceel rust ingevolge het geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied” de bestemming “Agrarische doeleinden” met de subbestemming “Al: loonbedrijven als bedoeld in artikel 1, lid 22”.

2.2. Appellant stelt dat op het perceel in feite geen agrarisch loonbedrijf wordt uitgeoefend, maar een groothandel in gebruikte en ongeregelde goederen wordt geëxploiteerd. De machineberging staat volgens hem ten dienste van deze groothandel. De president heeft volgens hem miskend dat het bouwplan onder die omstandigheden in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en de gevraagde vergunning geweigerd had moeten worden.

2.3. Dit betoog slaagt niet. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bouwplan niet ziet op een berging ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch loonbedrijf. Dat op door hem overgelegde foto’s een vrachtwagen en een vorkheftruck zijn te zien en [vergunninghouder] ook een groothandel in gebruikte en ongeregelde goederen drijft, is daarvoor onvoldoende. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat [vergunninghouder] vennoot is van de firma “Firma A.A. [vergunninghouder] en Zonen”, die het agrarisch loonbedrijf uitoefent op het perceel [locatie] De president heeft derhalve terecht overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat burgemeester en wethouders, gelet op artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet, de gevraagde bouwvergunning moesten verlenen.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2002

164.