Uitspraak 201601942/1/V2


Volledige tekst

201601942/1/V2.
Datum uitspraak: 20 juli 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 februari 2016 in zaak nr. 15/12623 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2014 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken. Bij brief van 7 augustus 2015 heeft de staatssecretaris de motivering van het besluit aangevuld. Het besluit en de brief zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 19 februari 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.H.A. Kessels, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd schriftelijk inlichtingen gegeven waarop de vreemdeling desgevraagd heeft gereageerd.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Aanleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of de algemene veiligheidssituatie in Libië, in het bijzonder in Benghazi, thans zodanig slecht is, dat een vreemdeling reeds om die reden daarnaar niet kan terugkeren. Wegens uiteenlopende rechtspraak van rechtbanken over de huidige veiligheidssituatie daar, ziet de Afdeling uit oogpunt van rechtseenheid aanleiding deze rechtsvraag gemotiveerd te beantwoorden.

1.1. Deze uitspraak heeft ook betekenis voor andere vreemdelingen uit Libië die de algemene veiligheidssituatie aldaar aan hun asielaanvraag ten grondslag leggen. Gelet hierop en op de actualiteitswaarde van de uitspraak, betrekt de Afdeling bij haar toetsing ook stukken waarop partijen pas na de aangevallen uitspraak een beroep hebben gedaan.

1.2. De in deze procedure betrokken stukken zijn vermeld in de aangehechte bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Grief

2. De vreemdeling klaagt in zijn derde grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zich in Benghazi thans niet de uitzonderlijke situatie voordoet waartegen artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bescherming biedt. De vreemdeling betoogt dat uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat zich in Benghazi willekeurig geweld voordoet, er geen betrouwbare cijfers over het aantal burgerslachtoffers zijn, er vele duizenden ontheemden zijn en dat gezaghebbende organisaties zoals de United Nations High Commissioner for Refugees (hierna: de UNHCR) een oproep hebben gedaan om gedwongen uitzettingen naar Libië op te schorten totdat de veiligheids- en mensenrechtensituatie wezenlijk is verbeterd.

Verder betoogt de vreemdeling dat de rechtbank niet heeft onderkend dat op de staatssecretaris een verzwaarde motiveringsplicht rust omdat hij over de veiligheidssituatie in Libië een afwijkend standpunt heeft ingenomen ten opzichte van de ons omringende landen, terwijl zij zich baseren op hetzelfde landenrapport 'Libya: Security Situation' van 19 december 2014 (hierna: het landenrapport van 19 december 2014), dat gezamenlijk is opgesteld door België, Nederland, Noorwegen en Zweden.

Standpunt staatssecretaris

2.1. In het besluit van 31 juli 2014 en de brief van 7 augustus 2015, zoals toegelicht in het verweerschrift aan de rechtbank en de schriftelijke inlichtingen aan de Afdeling, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat uit de door de vreemdeling overgelegde stukken niet blijkt dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Libië, louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op de in voormeld artikelonderdeel bedoelde bedreiging. Hoewel de algemene veiligheidssituatie volgens de staatssecretaris een punt van zorg is, kan uit de stukken niet worden afgeleid dat het geweld een wijdverspreid karakter heeft aangenomen, omdat de strijd is beperkt tot een strijd tussen milities en in een wisselende mate van intensiteit voortduurt in en rond de steden Tripoli en Benghazi. Verder blijkt uit de stukken dat het aantal slachtoffers in vergelijking met het jaar 2014 lijkt te dalen en betreft dit dalende aantal zowel burgers als leden van gewapende milities. In dit licht vormt de stijging van het aantal ontheemden geen indicatie voor toename van geweld, aldus de staatssecretaris. De oproep van de UNHCR om Libiërs niet uit te zetten, vormt evenmin aanleiding om een uitzonderlijke situatie als vorenbedoeld aan te nemen. De staatssecretaris heeft er verder op gewezen dat het vredesproces, onder leiding van onder meer de Verenigde Naties, nog steeds gaande is.

Voorts heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat gezamenlijke informatievergaring en verslaglegging tot het uitvaardigen van het landenrapport van 19 december 2014 heeft geleid, niet betekent dat de betrokken lidstaten gehouden zijn om aan dit rapport dezelfde conclusies te verbinden. Bovendien komt volgens de staatssecretaris uit het asielbeleid met betrekking tot Libië van de ons omringende landen een divers beeld naar voren, waartoe hij wijst op de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 januari 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 19 637, nr. 1942).

Afdelingsjurisprudentie

2.2. De Afdeling heeft bij uitspraak van 27 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:780, overwogen dat uit de in die zaak betrokken stukken niet kan worden afgeleid dat zich een uitzonderlijke situatie als vorenbedoeld voordoet in Benghazi, Libië. Volgens de Afdeling komt uit die stukken het beeld naar voren dat de algemene veiligheidssituatie in Benghazi zorgelijk is als gevolg van de gewapende strijd tussen rivaliserende groeperingen en dat het geweld voornamelijk gericht is en niet willekeurig van aard. Hoewel daarbij gevechtsmethoden worden gebruikt die het risico op willekeurige burgerslachtoffers verhogen, kan uit de stukken eveneens worden opgemaakt dat dit risico zich met name voordoet in die delen van de stad waar gevechtshandelingen plaatsvinden. Het aantal slachtoffers en ontheemden is weliswaar aanzienlijk, maar dit aantal is, afgezet tegen het aantal inwoners van Benghazi, niet dusdanig hoog dat de conclusie gerechtvaardigd is dat zich in Benghazi de uitzonderlijke situatie als vorenbedoeld voordoet, waarbij de Afdeling mede in aanmerking heeft genomen dat in de stukken geen onderscheid wordt gemaakt tussen slachtoffers van gericht geweld en willekeurige slachtoffers.

Informatie uit de stukken

2.3. Uit de stukken waar partijen een beroep op hebben gedaan komt het beeld naar voren dat de algemene veiligheidssituatie in Libië nog steeds zeer instabiel en onvoorspelbaar is. De huidige situatie kenmerkt zich door het ontbreken van centraal gezag, voortdurende gevechten tussen rivaliserende groeperingen in grote delen van het land en het dagelijks voorkomen van moorden, bomaanslagen en ontvoeringen. Het gewapende conflict heeft sinds mei 2014 geleid tot vele doden, waaronder burgers, een aanzienlijk aantal ontheemden, ontwrichting van de infrastructuur en basisvoorzieningen en verslechterde humanitaire omstandigheden. Uit de stukken blijkt dat de veiligheidssituatie in Benghazi, in vergelijking met de situatie ten tijde van voormelde uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2015, niet wezenlijk is veranderd en dus nog steeds slecht is, omdat de gevechten tussen milities in bepaalde wijken van de stad aanhouden waarbij wapens worden gebruikt die niet voldoende nauwkeurig zijn. Over het aantal dodelijke slachtoffers in Libië als gevolg van de gewapende strijd zijn de stukken niet eenduidig: sommige stukken vermelden in 2015 een vergelijkbaar aantal slachtoffers als in 2014, terwijl uit andere stukken blijkt dat het aantal is afgenomen. Het aantal ontheemden is echter, met name in Benghazi, gestegen, hoewel sommigen inmiddels zijn teruggekeerd naar hun plaats van herkomst of in veiliger delen van de stad onderdak hebben gevonden. Verder worden in Benghazi nog steeds veel moorden gepleegd en aanvallen uitgevoerd op vermeende tegenstanders en personen die behoren tot bepaalde groepen. Voorts blijkt uit de stukken dat de ons omringende landen de algemene veiligheidssituatie in Libië verschillend beoordelen. België en Zweden hebben de situatie in - delen van - Libië aangemerkt als een uitzonderlijke situatie als vorenbedoeld, in tegenstelling tot het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, die de situatie in Libië niet als een dergelijke uitzonderlijke situatie hebben aangemerkt. Duitsland en Noorwegen hebben het nemen van beslissingen in Libische asielzaken - tijdelijk - opgeschort.

Beoordeling grief

2.4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de algemene veiligheidssituatie in Libië, in het bijzonder in Benghazi, thans niet zodanig slecht is dat de vreemdeling reeds om die reden daarnaar niet kan terugkeren. Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat de door de vreemdeling overgelegde stukken geen wezenlijk ander beeld geven van de veiligheidssituatie daar, dan uit voormelde uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2015 naar voren komt. Weliswaar doet zich een bepaalde mate van willekeurig geweld voor doordat milities gevechtsmethoden gebruiken die het risico op willekeurige burgerslachtoffers verhogen, maar dit maakt niet dat de situatie daarmee direct als uitzonderlijk in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000 moet worden aangemerkt. Ook het toegenomen aantal ontheemden in Benghazi leidt niet tot de conclusie dat zich daar de uitzonderlijke situatie als vorenbedoeld voordoet, omdat de staatssecretaris uit de stukken terecht heeft afgeleid dat dit als zodanig, in het licht van de overige omstandigheden, onvoldoende indicatie vormt. Immers, het aantal dodelijke slachtoffers lijkt niet te zijn toegenomen en ontheemden blijken in voorkomende gevallen elders in de stad onderdak te hebben gevonden. Dat de UNHCR heeft opgeroepen gedwongen uitzettingen naar Libië op te schorten, betekent op zichzelf niet dat de staatssecretaris een dergelijke uitzonderlijke situatie had moeten aannemen.

2.5. Het betoog van de vreemdeling dat, wegens het asielbeleid van de ons omringende landen, op de staatssecretaris een verzwaarde motiveringsplicht rust, heeft de rechtbank terecht niet gevolgd (vergelijk voormelde uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2015 en haar uitspraak van 19 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2014:682). Bovendien volgt uit hetgeen hiervoor onder 2.3. is overwogen dat Nederland niet het enige land is dat de algemene veiligheidssituatie in Libië niet aanmerkt als een uitzonderlijke situatie als vorenbedoeld. De omstandigheid dat de ons omringende landen de veiligheidssituatie daar verschillend beoordelen, maakt op zichzelf niet dat het uitvoerig gemotiveerde standpunt van de staatssecretaris niet deugdelijk is.

De grief faalt.

Overige grieven

3. Hetgeen de vreemdeling als eerste en tweede grief heeft aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.

Conclusie

4. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Lubberdink w.g. Ahmady-Pikart
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2016

638-832.


BIJLAGE

Overzicht van in de procedure betrokken stukken

1. Het rapport van de United Nations Office of the High Commissioner for Human Rights 'Investigation by the Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights on Libya: detailed findings' van 15 februari 2016

2. Het rapport van de UNHCR 'UNHCR Position on Returns to Libya - Update I' van oktober 2015

3. Een bericht van Norwegian Immigration Appeals Board 'UNE reverses suspension of returns to Tripoli, Libya' van 17 september 2015

4. Een deel van het rapport van het United States Department of State 'Country Reports on Terrorism 2014: Middle East and North Africa Overview' van 1 juli 2015

5. Een beleidsnota van Office of the Commissioner General for Refugees and Stateless Persons 'Policy Paper Libya' van 2 juni 2015

6. Een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 29 mei 2015

7. Het rapport van Human Rights Watch (hierna: HRW) 'Libya: Civilians Trapped in Benghazi' van 25 mei 2015

8. Het rapport van het UK Foreign & Commonwealth Office 'Libya - country of concern: latest update 31 december 2014' van 21 januari 2015

9. Een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 januari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 19 637, nr. 1942)

10. Een bericht van VluchtelingenWerk Nederland 'Nieuw ambtsbericht Libië' van 22 december 2014

11. Het landenrapport 'Libya: Security Situation' van 19 december 2014

12. Een bericht van VluchtelingenWerk Nederland 'Rb Rotterdam, 14/24156, Libië, Afwezigheid 15c situatie in Benghazi onvoldoende gemotiveerd' van 19 december 2014

13. Een brief van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 december 2014

14. Een bericht van VluchtelingenWerk Nederland 'Rb Den Bosch, 14/21979, 14/18501, 14/18720, 14/21980, Libië, Beroepen aangehouden i.v.m. recente ontwikkelingen veiligheidssituatie in Libië en verschijnen nieuw ambtsbericht' van 17 december 2014

15. Een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 16 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10111

16. Een verklaring van HRW 'Libya: Countries Should Suspend Forcible Returns' van 5 december 2014

17. Een bericht van VluchtelingenWerk Nederland 'Veelgestelde vragen - Libië - Veiligheidssituatie' van december 2014

18. Een verklaring van de UNHCR 'Position on Returns to Libya' van 12 november 2014

19. Een bericht van www.ejbron.worldpress.com van 19 augustus 2014

20. Een bericht van www.mo.be 'Mensenrechtensituatie Libië nu veel erger dan onder Khadaffi' van 19 augustus 2014

21. Berichten van Refworld en de UNHCR van 18 augustus 2014, 17 augustus 2014 en 8 augustus 2014

22. Een deel van een bericht van Reporters Without Borders van 11 augustus 2014

23. Een bericht van HRW 'Libya: Government Institutions at Risk of Collapse' van 7 maart 2014

24. Een public statement van Amnesty International 'Teetering on the edge: Ongoing human rights violations and abuses in Libya' van 3 maart 2014

25. Het rapport van United States Department of State 'Country Report on Human Rights Practices 2013 - Libya' van 27 februari 2014

26. Het rapport van de Secretaris-Generaal van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 'Report of the Secretary-General on the United Nations Support Mission in Libya' van 26 februari 2014

27. Berichten van Reliefweb van 18 februari 2014, 25 januari 2014 en 23 januari 2014

28. Een bericht van Asharq Al-Awsat 'Libya: Security and politicial situations deteriorate' van 4 september 2013

29. Het rapport van het UK Foreign & Commonwealth Office 'Human Rights and Democracy: The 2012 Foreign & Commonwealth Office Report - Country updates: Libya' van 18 juli 2013

30. Een bericht van www.rtlnieuws.nl 'Libië bant Khadaffi-getrouwen uit regering' van 5 mei 2013

31. Het rapport van United States Department of State 'Country Report on Human Rights Practices 2012 - Libya' van 19 april 2013

32. Het rapport van HRW 'Human Rights Watch: World Report 2013 - Libya' van 31 januari 2013

33. Het reisadvies voor Libië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 24 januari 2013

34. Het rapport van Amnesty International 'The State of the World's Human Rights - Libya' van 2013

35. Een deel van het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Libië van mei 2012

36. Een ongedateerd bericht van www.telegraaf.nl 'Demonstraties bij Libische Moslimbroederschap'

37. Een ongedateerd bericht van www.telegraaf.nl 'Ruim 40 gewonden na bomaanslagen in Libië'

38. Verscheidene overzichten van de website www.libyabodycount.org