Uitspraak 200104333/1


Volledige tekst

200104333/1.
Datum uitspraak: 12 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

burgemeester en wethouders van De Marne,
appellanten,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 24 juli 2001 in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats]

en

appellanten.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 december 1995 hebben appellanten (hierna: burgemeester en wethouders) aan [partij] te kennen gegeven dat voor de bouw van een garage op het perceel [locatie] te [plaats], gemeente De Marne, kadastraal bekend gemeente Ulrum, sectie […], nummer […] (gedeeltelijk) geen bouwvergunning nodig is.

Bij besluit van 11 september 2000 hebben zij het tegen het besluit van 13 december 1995 door [verzoeker] gemaakte bezwaar alsnog gegrond verklaard en dat besluit herroepen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 24 juli 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voorzover burgemeester en wethouders daarbij geen nieuw besluit hebben genomen en bepaald dat de melding van de bouw niet wordt geaccepteerd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben burgemeester en wethouders bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 augustus 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 7 december 2001 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door W.K. de Wind, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is voornoemde [verzoeker] verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Burgemeester en wethouders betogen dat de rechtbank, door hun besluit van 11 september 2000 te vernietigen en te bepalen dat de melding van Loonstra van 27 november 1995 van het voornemen een garage/berging te bouwen op het perceel [locatie] te [plaats] niet wordt geaccepteerd, de betekenis van artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben miskend. Deze bepaling noopt er niet toe dat zij een nieuw besluit namen in de plaats van het herroepen besluit. Ingevolge deze bepaling neemt het bestuursorgaan, in geval van herroeping, zonodig een nieuw besluit. Burgemeester en wethouders betogen voldoende te hebben gemotiveerd, dat en waarom geen nieuw besluit nodig was.

2.2. Bij hun besluit van 11 september 2000 hebben burgemeester en wethouders hun besluit van 13 december 1995, waarbij positief is gereageerd op de melding van het voornemen van [partij] tot het plaatsen van een garage, herroepen. Aldus zijn zij tenslotte niet akkoord gaan met de melding. Van strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is geen sprake. De rechtbank heeft dit besluit ten onrechte vernietigd en hiervoor een besluit in de plaats gesteld.

2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker] alsnog ongegrond verklaren.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 24 juli 2001 in zaak nummer AWB 00/1067 WW V06;

III. verklaart het door [verzoeker] bij de rechtbank in die zaak ingediende beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.

w.g. w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2002

164.