Uitspraak 200200126/1


Volledige tekst

200200126/1.
Datum uitspraak: 5 juni 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

burgemeester en wethouders van Reimerswaal,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2001, kenmerk 2001/010, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de verkoop van tuinartikelen, diervoeders, agrarische benodigdheden en een beperkt doe-het-zelf pakket, gelegen aan de [locatie]. Dit aangehechte besluit is op 6 december 2001 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 28 februari 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en verweerders, vertegenwoordigd door P.C.E. Kil en A. Cuperus, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder in persoon en bijgestaan door [partij], als partij gehoord

2. Overwegingen

2.1. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd.

2.2. Appellant stelt dat de aanwezigheid van de inrichting zich niet verdraagt met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat het in werking zijn van de inrichting zal leiden tot verkeersonveilige situaties in de omgeving. Deze beroepsgronden hebben geen betrekking op het belang van de bescherming van het milieu in de zin van artikel 8.10 van de Wet milieubeheer en kunnen reeds om die reden niet slagen.

2.3. Het beroep is derhalve ongegrond.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Van der Zijpp, ambtenaar van Staat.

w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2002

262-415.