Uitspraak 200003725/1


Volledige tekst

200003725/1
Datum uitspraak: 29 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Muskens Slaapcentrum Rotterdam B.V.", gevestigd te Rotterdam,
appellante,

tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000 in het geding tussen:

appellante

en

burgemeester en wethouders van Oss.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2000 hebben burgemeester en wethouders van Oss (hierna: burgemeester en wethouders) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ["vergunninghoudster”] met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat tot 3 april 2000 luidde, vrijstelling en vergunning verleend voor de bouw van de eerste fase van het woonthemacentrum Danenhoef op de percelen [locatie].

Bij besluit van 23 mei 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de verleende bouwvergunning ingetrokken en opnieuw verleend. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 5 juni 2000, verzonden op 7 juli 2000, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de president) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 4 augustus 2000, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 20 april 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2001, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. P.W.H. Huijs, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam. Appellante is niet verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.

Er zijn nog stukken ontvangen van appellante, vergunninghoudster en burgemeester en wethouders. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.

2. Overwegingen

2.1 Op grond van het verhandelde ter zitting en de nadien van partijen ontvangen stukken moet worden geoordeeld dat het processueel belang van appellante bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep is komen te vervallen, nu gebleken is dat de verkoopactiviteiten vanuit het pand [locatie A] te [plaats] per 31 januari 2001 zijn gestaakt, deze ten aanzien van een zeer beperkt assortiment per 1 mei 2001 zijn hervat vanuit een winkel aan de [locatie B] en vervolgens per 27 oktober 2001 definitief zijn gestaakt. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan niettemin processueel belang zou moeten worden aangenomen. Het hoger beroep is derhalve niet-ontvankelijk.

2.2 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Voorzitter, en mr. C. de Gooijer en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Meer w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2002

201.