Uitspraak 201602422/2/A1 en 201602424/2/A1


Volledige tekst

201602422/2/A1 en 201602424/2/A1.
Datum uitspraak: 14 april 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Goirle,

tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 maart 2016 in zaak nr. BRE 15/5130 en zaak nr. BRE 15/4095 in het geding tussen:

[wederpartij A] en [wederpartij B] en [wederpartij C], allen wonend te Goirle,

en

het college van burgemeester en wethouders van Goirle.

Openbare zitting gehouden op 14 april 2016 om 11:30 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter

griffier: mr. D.A.B. Montagne

Verschenen:
Het college, vertegenwoordigd door mr. T.N. Sanders, advocaat te Breda, drs. M. van der Meer, werkzaam bij de gemeente, vergezeld van ir. S. van der Vossen; [wederpartij A] en [wederpartij B], bijgestaan door mr. J. van Boekel, advocaat te Tilburg.

De voorzieningenrechter schorst de aangevallen uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 maart 2016 in zaak nr. BRE 15/5130 en zaak nr. BRE 15/4095, voor zover daarbij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Goirle van 5 december 2014 tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang, bestaande uit het plaatsen van stempels in het pand [locatie] te Goirle, is herroepen.

Daartoe overweegt zij het volgende.

Op 28 november 2014 heeft het college spoedeisende bestuursdwang toegepast bestaande uit het plaatsen van stempels ter ondersteuning van de balklaag in de eerste verdieping van het pand [locatie] te Goirle, omdat naar het oordeel van het college geen (voldoende) dragende constructie in het pand aanwezig was. Dit is aan de eigenaresse van het pand, [wederpartij C], bij besluit van 5 december 2014 bekend gemaakt en in bezwaar bij besluit van 30 juni 2015 gehandhaafd.
Het verzoek om voorlopige voorziening van het college richt zich, zoals ter zitting door het college nader is toegelicht, tegen de uitspraken van de rechtbank van 29 maart 2016, voor zover daarbij het besluit van het college tot toepassing van de spoedeisende bestuursdwang is herroepen. Het college heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de stempels niet uit het pand behoeven te worden verwijderd.

In de omstandigheden dat onvoldoende zekerheid bestaat over de constructieve veiligheid van het pand, en de uitspraken van de rechtbank van 29 maart 2016 ertoe leiden dat het college gehouden is de stempels uit het pand te verwijderen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van voormelde voorlopige voorziening. Dit betekent dat het college de stempels niet hoeft te verwijderen. Dit betekent voorts dat de uitspraken van de rechtbank van 29 maart 2016 voor het overige in stand blijven.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Wortmann w.g. Montagne
voorzitter griffier

374-828.