Uitspraak 201507686/1/A3


Volledige tekst

201507686/1/A3.
Datum uitspraak: 20 april 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

de burgemeester van Bergen (NH),
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 augustus 2015 in zaak nr. 15/1236 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te Bergen (NH)

en

de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2014 heeft de burgemeester aan restaurant Fabbrica vergunning verleend voor de exploitatie van een terras aan de achterzijde van restaurant Fabbrica aan de Breelaan 21 in Bergen.

Bij besluit van 29 januari 2015 heeft de burgemeester het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 augustus 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 januari 2015 vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

De burgemeester en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2016, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E. Visser, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. E.D.M. Knegt, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Fabbrica, vertegenwoordigd door [eigenaar], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. De burgemeester heeft aan restaurant Fabbrica vergunning verleend voor de exploitatie van een terras op het erf dat grenst aan de achterzijde van het restaurant. [wederpartij] woont naast het terras en vreest voor overlast.

De aangevallen uitspraak

2. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de burgemeester ingevolge artikel 2:28a, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening Bergen 2013 (hierna: APV) de vergunning had moeten weigeren omdat de exploitatie van het terras in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) heeft overgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank geconcludeerd dat een gebrek kleeft aan de afweging die de burgemeester heeft gemaakt over de invloed van het vergunde terras op de woon- en leefsituatie. Bij deze afweging heeft de burgemeester immers betekenis toegekend aan de omstandigheid dat het vergunde terras in overeenstemming zou zijn met het bestemmingsplan, hetgeen niet het geval is, aldus de rechtbank.

Einduitspraak op het hoger beroep van de burgemeester

3. Aan het perceel Breelaan 21 zijn in het bestemmingsplan "Bergen Centrum", dat dateert uit 1977, de bestemmingen "Horecabedrijven (H)", met de subbestemming "pension (Hp)", en "Erf (e)", met de subbestemming "bedrijfserf horecabedrijven (beh)" toegekend.

3.1. De burgemeester stelt dat met de ter plaatse van het terras geldende subbestemming "bedrijfserf horecabedrijven (beh)" een algemene subbestemming voor onbebouwde gronden bij horecabedrijven is gekozen. Hier is dan ook een gebruik ten behoeve van alle vier de subbestemmingen van de bestemming "Horecabedrijven (H)" toegestaan. Een directe koppeling met het soort horecabedrijf dat ter plaatse is toegestaan - pension, bar, hotel dan wel restaurant en/of café - is, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet gemaakt. Voorts heeft de burgemeester inmiddels een VOG van de vergunninghouder ontvangen, zodat dat gebrek is hersteld.

3.2. Ingevolge artikel 2.28a, eerste lid, van de APV is het verboden een terras behorende bij een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

Ingevolge het tweede lid, weigert de burgemeester de vergunning indien de exploitatie van het terras in strijd is met een geldend bestemmingsplan of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.

3.3. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Erf (e)" bestemd voor erven en tuinen behorende bij de hoofdgebouwen op de aangrenzende bebouwingsoppervlakten, met dien verstande dat deze gronden, voor zover terzake op de kaart de subbestemming "beh" is vermeld, nader zijn bestemd voor erven en tuinen bij horecabedrijven …

3.4. Bij de planvoorschriften is de volgende toelichting opgenomen: "In dit exemplaar zijn alle wijzigingen en aanvullingen t/m de vaststelling redaktioneel geintegreerd. Elke gewijzigde of aanvullende tekst is kursief getypt. In plaats van oorspronkelijke tekst, die is vervallen zonder dat er wat anders voor in de plaats is gekomen, zijn drie punten (…) getypt."

3.5. Vast staat dat de in 1992 verleende artikel 19-vrijstelling slechts betrekking heeft op het horecapand en niet op de gronden ter plaatse van het terras. Daarnaast is van belang dat door een verleende vrijstelling het bestemmingsplan niet wijzigt. Aan de gronden ter plaatse van het terras zijn de bestemming "Erf (e)" en de subbestemming "bedrijfserf horecabedrijven (beh)" toegekend. De gronden ter plaatse van het terras zijn gelet op artikel 15, eerste lid, van de planvoorschriften nader bestemd voor erven en tuinen bij horecabedrijven … Aan deze "…", die tevens zijn opgenomen in artikel 12 van de planvoorschriften, moet gelet op de toelichting bij de planvoorschriften geen betekenis worden toegekend. Derhalve zijn de gronden ter plaatse van het terras bestemd voor erven en tuinen bij horecabedrijven. De tekst van artikel 15, eerste lid, van de planvoorschriften is in zoverre duidelijk en niet voor andere uitleg vatbaar. Gelet hierop is voor een systematische uitleg van de planvoorschriften, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld en [wederpartij] betoogt, geen plaats.

3.6. Vast staat dat een restaurant een horecabedrijf is. Nu voorts naar het oordeel van de Afdeling een terras kan worden aangemerkt als erf bij een restaurant - hetgeen bovendien niet in geschil is tussen partijen - is het terras ter plaatse planologisch toegestaan. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte geconcludeerd dat de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan had moeten worden geweigerd.

3.7. Voorts wordt overwogen dat de verklaring omtrent het gedrag in hoger beroep is overgelegd. De hierop betrekking hebbende weigeringsgrond uit artikel 2.28a, tweede lid, van de APV bestaat derhalve niet langer.

3.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.

3.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Tussenuitspraak op het beroep van [wederpartij]

4. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit op bezwaar beoordelen in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden.

5. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Het standpunt van [wederpartij]

6. [wederpartij] voert aan dat de Commissie van Advies voor de Bezwaarschriften heeft geadviseerd nader onderzoek te doen naar de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant, de openbare orde en veiligheid. Volgens [wederpartij] kon de burgemeester in dit verband niet volstaan met een onderzoek naar de geluidbelasting op de gevel van haar woning. Nu voorts uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel de toetsingswaarden nadert dan wel daarop uitkomt, heeft het terras - mede in aanmerking genomen het zeer geringe omgevingslawaai op het binnenterrein - een negatieve invloed op de woon- en leefsituatie. Ten slotte wordt volgens [wederpartij] niet voldaan aan drie vereisten uit de Horecanota "Gastvrij Bergen" die op 29 juni 2010 door de raad van de gemeente Bergen is vastgesteld (hierna: Horecanota).

De APV

7. Ingevolge artikel 2.28a, derde lid, van de APV kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting, de openbare orde of de veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het terras.

Ingevolge het vierde lid, houdt de burgemeester bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond rekening met:

a. het karakter van de straat en de wijk waarin het terras is gelegen of zal zijn gelegen;

b. de aard van het terras;

c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat;

d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende;

e. het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.

De Horecanota

8. In de Horecanota, die de burgemeester blijkens het besluit van 15 januari 2015 toepast bij verlening van een terrasvergunning, staat dat als proef voor de kern Bergen in het verleden een uitgaansgebied is aangewezen. Doelstelling daarbij was om ruimte te blijven bieden aan horecabedrijven, maar de overlast voor de (woon)omgeving te beperken. In de Horecanota zijn de straten aangewezen die behoren tot het uitgaansgebied. De Breelaan behoort hiertoe. De steeg waaraan het terras grenst, het Smalle Pad, niet.

Voorts staat in de Horecanota dat de algemene regel is dat een terras mag worden geëxploiteerd op het direct aan de inrichting grenzende deel van de openbare weg, als die weg het karakter heeft van een voetgangersgebied en de beschikbare ruimte dit toelaat. Er moet voldoende ruimte zijn zodat het verkeer ongehinderd kan passeren. Bij het toestaan van terrassen zal voor de locatie en dimensionering de VNG-Brochure "Bedrijven en Milieuzonering" worden gehanteerd.

Beoordeling van de standpunten wat betreft de Horecanota

9. Voor zover het beleid uit de Horecanota er al toe strekt om terrassen slechts toe te staan binnen het uitgaansgebied, wordt overwogen dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het vergunde terras hiertoe behoort. Het restaurant waaraan het vergunde terras grenst en waartoe het behoort ligt aan de Breelaan die is aangemerkt als uitgaansgebied. Dat het terras zelf grenst aan het Smalle Pad, welke steeg niet behoort tot het uitgaansgebied, behoefde de burgemeester in dit verband, anders dan [wederpartij] betoogt, niet bepalend te achten.

Voorts volgt naar het oordeel van de Afdeling uit de Horecanota niet dat een terras slechts mag worden geëxploiteerd op het direct aan de inrichting grenzende deel van de openbare weg en evenmin dat een terras slechts mag worden geëxploiteerd op een weg die het karakter heeft van een voetgangersgebied. Uit de Horecanota volgt slechts dat indien het terras op de openbare weg wordt geëxploiteerd, die weg het karakter van een voetgangersgebied moet hebben. Het vergunde terras wordt niet op de openbare weg maar op het erf van restaurant Fabbrica geëxploiteerd, zodat reeds daarom deze eisen in dit geval niet gelden.

Verder overweegt de Afdeling dat nog daargelaten de vraag of in dit geval wordt afgeweken van de richtlijnen uit de VNG-Brochure, de burgemeester terecht stelt dat in de Horecanota slechts staat dat de VNG-Brochure als richtlijn wordt gehanteerd, en dat uit deze formulering volgt dat in voorkomende gevallen hiervan mag worden afgeweken.

Gelet op het vorenstaande wordt in hetgeen [wederpartij] heeft aangevoerd geen grond gevonden voor het oordeel dat het besluit op bezwaar is genomen in strijd met de Horecanota.

Beoordeling van de standpunten wat betreft de woon- en leefsituatie, in het bijzonder de geluidbelasting (artikel 2.28a, derde lid, van de APV)

10. Voor zover [wederpartij] aanvoert dat zij gedurende de drie weken dat de geluidmetingen hebben plaatsgevonden, minder geluidhinder heeft ervaren en dat zij zich afvraagt of sprake was van een representatieve bedrijfssituatie, wordt overwogen dat dit standpunt betrekking heeft op de metingen die zijn verricht ten behoeve van het advies "Advies geluid Fabbrica, Breelaan Bergen" van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord van 8 september 2014 (hierna: eerste geluidadvies). Reeds omdat aan de beoordeling van de geluidbelasting in het besluit op bezwaar het advies "Advies geluid Fabbrica, Breelaan 21 Bergen" van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord van 4 november 2014 (hierna: tweede geluidadvies) ten grondslag ligt, kan dit betoog hieraan niet afdoen.

11. In het tweede geluidadvies staat dat het terrasgeluid, zo is gebleken uit metingen, wel aanwezig is, maar niet bepalend. Al dient wel te worden opgemerkt dat (waarschijnlijk) het personeel tot diep in de nacht nog nazit wat als hinderlijk wordt ervaren en de klager ook uit de slaap houdt. Verder vinden blijkbaar ook na sluitingstijd nog opruimwerkzaamheden plaats, zoals het opruimen van lege flessen, het rijden met rolcontainers en het verplaatsen van terrasmeubilair. Uit de metingen is in elk geval gebleken dat het wenselijk is om gedragsregels op te stellen voor het personeel. Voorts staat in het tweede geluidadvies dat een deel van het geluid van installaties een vast patroon kent, maar dat vermoedelijk de klimaatbeheersing een onregelmatig patroon laat zien.

Het tweede geluidadvies heeft in zoverre, met uitzondering van het opruimen van het terrasmeubilair, betrekking op activiteiten die samenhangen met het restaurant zelf en niet direct met het gebruik van het erf als terras. Hetgeen [wederpartij] met betrekking tot dit deel van het tweede geluidadvies heeft aangevoerd, heeft derhalve geen betrekking op de verleende exploitatievergunning en kan dan ook in deze procedure niet aan de orde komen. Wat betreft het opruimen van het terrasmeubilair wordt overwogen dat dit inherent is aan de exploitatie van een terras en slechts een dermate korte periode beslaat dat de burgemeester de daarmee gepaarde gaande geluidbelasting in redelijkheid aanvaardbaar heeft mogen achten.

12. In het tweede geluidadvies staat verder dat ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer bij het bepalen van het geluidniveau het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein buiten beschouwing wordt gelaten, tenzij het terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein. Het erf van restaurant Fabbrica is omsloten door een houten schutting die af te sluiten is. Daarom is in het geluidadvies in dit geval het stemgeluid afkomstig van bezoekers van het terras wel in de beoordeling meegenomen. Hieruit volgt dat in het geluidadvies rekening is gehouden met de specifieke ligging van het terras op een binnenterrein. Het standpunt van [wederpartij] dat dit niet het geval is, mist derhalve feitelijke grondslag.

13. Voor zover [wederpartij] aanvoert dat in het tweede geluidadvies ten onrechte niet is betrokken dat het terras een verwarmd terras betreft, wordt overwogen dat terrasverwarmers niet zijn genoemd in de voorschriften over hetgeen op het terras is toegestaan, zodat deze niet zijn toegestaan. Bovendien is dit slechts relevant voor de vraag of het stemgeluid van het terras moet worden meegenomen bij het bepalen van het geluidniveau. Dit is blijkens het tweede geluidadvies thans reeds gebeurd.

14. In het tweede geluidadvies staat voorts dat voor het terras rekening is gehouden met een gemiddelde bezetting van 20 mensen en een bedrijfsduur van 60% van de tijd dat het terras van Fabbrica is geopend (13:00-24:00 uur). Voorts is een bronvermogen van 65 dB(A) per persoon en een maximaal geluidniveau van het terras van 80 dB(A) gehanteerd. Daarnaast is voor de geluidbelasting door de pizzaoven en de ventilatie uitgegaan van een worst case-scenario. Geconcludeerd wordt dat op de gevel van de woning van [wederpartij] de grenswaarden voor het langetijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer niet worden overschreden.

14.1. Nu het tweede geluidadvies is opgesteld door een deskundige en [wederpartij] dan wel haar gemachtigde niet als zodanig kan worden aangemerkt, wordt in haar enkele standpunt hieromtrent geen grond gevonden voor het oordeel dat in het tweede geluidadvies de geluidbelasting door stemgeluid niet had mogen worden berekend, maar had moeten worden gemeten, en in geval van berekeningen van een bronvermogen van 75 dB(A) in plaats van 65 dB(A) per bezoeker had moeten worden uitgegaan.

14.2. Voorts kan de burgemeester, anders dan [wederpartij] stelt, de geluidbelasting die zij in haar vrijstaande woning zal ervaren in beginsel beoordelen aan de hand van de geluidbelasting op de gevel van haar woning.

14.3. Ter zitting heeft [eigenaar] toegelicht dat op het terras 40 stoelen zullen worden geplaatst en dat de verwachting is dat bij mooi weer het terras een deel van de dag volledig bezet zal zijn. In het tweede geluidadvies is, zoals [wederpartij] terecht stelt, uitgegaan van een gemiddelde bezetting van 20 mensen. In zoverre is in het tweede geluidadvies een onjuist uitgangspunt gehanteerd. Daarnaast is in het tweede geluidadvies, zoals [wederpartij] eveneens terecht stelt, uitgegaan van een bedrijfsduur van 60 procent. Nu dit een terras bij een restaurant betreft is aannemelijk dat de bezetting van het terras in de avonduren een piek kent en dat de momenten waarop het terras volledig is bezet niet gelijkmatig over de dag zijn verdeeld. Onduidelijk is in hoeverre met dit piekmoment rekening is gehouden in het tweede geluidadvies. Voorts volgt uit het tweede geluidadvies dat de langetijdgemiddelde beoordelingsniveaus op de gevels van de woon- en slaapkamer van [wederpartij] in de avond- en nachtperiode de grenswaarden naderen dan wel exact daaraan gelijk zijn, zodat naar het oordeel van de Afdeling niet kan worden uitgesloten dat bij hantering van representatieve uitgangspunten de desbetreffende grenswaarden worden overschreden. Weliswaar behoeft een terrasvergunning niet te worden getoetst aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en betekent een overschrijding van de grenswaarden niet dat de terrasvergunning reeds daarom had moeten worden geweigerd, maar de berekende geluidbelasting is wel relevant voor de door de burgemeester te verrichten beoordeling van de woon- en leefsituatie overeenkomstig artikel 2.28a, derde lid, van de APV. Aan deze beoordeling kleeft, gelet op de onjuiste uitgangspunten die aan de berekende geluidbelasting ten grondslag liggen, een gebrek. Het besluit op bezwaar is in zoverre genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.

14.4. [wederpartij] voert verder terecht aan dat in het besluit op bezwaar noch in het tweede geluidadvies is ingegaan op de geluidbelasting in haar tuin. De geluidbelasting in de tuin is een aspect dat behoort tot de woon- en leefsituatie als bedoeld in artikel 2.28a, derde lid, van de APV en had de burgemeester derhalve in zijn beoordeling moeten betrekken. Ook in zoverre is het besluit op bezwaar genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.

14.5. Bij de onder 14.3 en 14.4 opgenomen oordelen betrekt de Afdeling voorts dat de verlening van een terrasvergunning een eigen beoordelingskader kent. De burgemeester dient derhalve gelet op artikel 2.28a, derde lid, van de APV onderzoek te doen naar de invloed van het terras op de woon- en leefsituatie ter plaatse. De omstandigheid dat het bestemmingsplan het terras ter plaatse reeds toestond, is weliswaar een omstandigheid die bij deze beoordeling kan worden betrokken, maar maakt niet dat aan deze beoordeling niet of nauwelijks meer inhoud behoeft te worden gegeven. In dit verband is mede van belang dat het onderhavige bestemmingsplan bijna 40 jaar oud is en het bovendien, zoals [wederpartij] terecht stelt, maar de vraag is of de raad van de gemeente destijds heeft beoordeeld of een terras behorende bij een restaurant ter plaatse uit planologisch oogpunt aanvaardbaar is.

Beoordeling van de standpunten wat betreft de woon- en leefsituatie voor het overige, de openbare orde en veiligheid (artikel 2.28a, derde lid, van de APV)

15. Het betoog dat de burgemeester in het besluit op bezwaar ten onrechte geen afweging heeft gemaakt met betrekking tot de invloed van het terras op de openbare orde en veiligheid, faalt. In dit kader is van belang dat in dat besluit staat dat de burgemeester geen aanwijzingen heeft ontvangen op grond waarvan hij zou moeten aannemen dat de openbare orde of veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het terras. De enkele opmerking van [wederpartij] tijdens de hoorzitting dat zij overlast ervaart van rokende gasten, heeft de burgemeester in dit verband niet doorslaggevend behoeven te achten. Voor zover [wederpartij] aanvoert dat zij overlast ervaart van wild plassen en afval dat wordt achtergelaten, heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat dergelijke overlast bij de gemeente moet worden gemeld en dat de politie hierop controleert en haar bevindingen wekelijks terugkoppelt aan gemeenteambtenaren. Bovendien bevindt het terras zich in een uitgaansgebied, waarbinnen enige overlast aanvaardbaar is, en heeft de burgemeester geen aanwijzingen ontvangen dat bezoekers van het terras de desbetreffende overlast veroorzaken. [wederpartij] heeft, bij gebreke van stukken - zoals bijvoorbeeld foto’s of verklaringen van gebruikers van omliggende panden - die haar stelling onderbouwen, het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.

16. Er is voorts geen aanleiding voor het oordeel dat ten behoeve van de bescherming van de belangen van de woon- en leefsituatie, de openbare orde en veiligheid aan de terrasvergunning een voorschrift met een maximaal aantal bezoekers had moeten worden verbonden. De burgemeester heeft het voorschrift dat de exploitatie van het terras is toegestaan binnen de in de bij de vergunning gevoegde situatietekening opgenomen locatie en afmetingen, in dit verband voldoende mogen achten.

Overige

17. [wederpartij] heeft ten slotte verzocht haar bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. In de overwegingen van het besluit op bezwaar is ingegaan op het bezwaarschrift. [wederpartij] heeft in het beroepschrift noch anderszins redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bezwaren, behalve op de hiervoor besproken punten, in het besluit op bezwaar onjuist zou zijn.

Conclusie

18. De conclusie is dat het besluit op bezwaar is genomen in strijd met het in artikel 3:2 van de Awb opgenomen zorgvuldigheidsbeginsel.

18.1. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de burgemeester met toepassing van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het besluit op bezwaar te herstellen door een nieuw geluidadvies te laten opstellen waarin de onder 14.3 en 14.4 genoemde gebreken worden hersteld. Vervolgens dient de burgemeester met inachtneming van dit nieuwe geluidadvies een nieuwe belangenafweging te maken en zo nodig een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De Afdeling zal hiertoe met het oog op het naderende zomerseizoen een korte termijn stellen. Wegens deze korte termijn, die is gesteld in het belang van [wederpartij], ziet de Afdeling geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen met de strekking dat het besluit op bezwaar wordt geschorst.

18.2. In de einduitspraak zal worden beslist over de door [wederpartij] in beroep gemaakte proceskosten.

Samenvatting

19. De burgemeester is terecht opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat het terras in strijd is met het bestemmingsplan en daarom niet voldoet aan de voorwaarden uit de APV. [wederpartij] heeft in beroep terecht aangevoerd dat gebreken kleven aan het tweede geluidadvies en daarom ook aan het besluit op bezwaar. De burgemeester dient het gebrek in dit besluit te herstellen. Dat kan door aan dat besluit zorgvuldig onderzoek en een nieuwe belangenafweging ten grondslag te leggen. Dat kan eveneens door na zorgvuldig onderzoek en na afweging van alle betrokken belangen het besluit op bezwaar in te trekken en een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 augustus 2015 in zaak nr. 15/1236;

III. draagt de burgemeester van Bergen (NH) op om binnen zes weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van overwegingen 14.3 en 14.4 het gebrek in het besluit op bezwaar te herstellen dan wel een nieuw besluit op bezwaar te nemen, dat op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend wordt gemaakt, en de Afdeling de uitkomst mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, griffier.

w.g. Verheij w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016

559.