Uitspraak 201507470/1/R4


Volledige tekst

201507470/1/R4.
Datum uitspraak: 20 april 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GrondNet B.V., gevestigd te Heerenveen,
appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2014, kenmerk 01128559/RM/2014/0028, heeft het college van gedeputeerde staten een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat diverse volgens het college in strijd met artikel 3 van de Ontgrondingenwet zonder vergunning uitgevoerde ontgrondingen ongedaan worden gemaakt. Dit besluit is toegezonden aan [belanghebbende].

Bij besluit van 11 augustus 2015 heeft het college van gedeputeerde staten het door GrondNet hiertegen gemaakte bezwaar van 5 juni 2015
niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dit besluit heeft GrondNet beroep ingesteld.

Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2015, waar GrondNet, vertegenwoordigd door W. Fopma, bijgestaan door mr. W.H.R. van Boetzelaer, advocaat te Heerenveen, het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. R.G. Mud, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Menameradiel, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door R.F.J. Booma, vergezeld door B. Veerman.

Overwegingen

1. Het college heeft het bezwaar van GrondNet niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.

1.1. GrondNet betoogt dat voor haar niet kenbaar was dat het college van gedeputeerde staten op 10 april 2014 niet alleen aan GrondNet een last onder bestuursdwang heeft opgelegd, maar ook een gelijkluidende last onder bestuursdwang aan [belanghebbende], waaruit ook verplichtingen voor GrondNet voortvloeien. Daarom kan GrondNet redelijkerwijs niet worden verweten dat zij niet eerder een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de aan [belanghebbende] opgelegde last, zo stelt zij.

1.2. De Afdeling stelt vast dat het college van gedeputeerde staten op 10 april 2014 onder kenmerk 01128559/RM/2014/0028 één besluit heeft genomen. Dat dit besluit niet alleen aan GrondNet, maar ook aan [belanghebbende] is bekendgemaakt, maakt niet dat sprake is van twee besluiten waartegen GrondNet afzonderlijk moet opkomen om te voorkomen dat zij wordt geconfronteerd met een onherroepelijk besluit. Dat een last onder bestuursdwang aan meerdere partijen moet worden toegezonden volgt immers uit artikel 5:24, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge deze bepaling wordt de last onder bestuursdwang bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.

Hieruit volgt dat GrondNet geen procesbelang had bij de behandeling van het - door haar ook voorwaardelijk - ingediende bezwaar tegen het besluit van 10 april 2014, voor zover mede aan [belanghebbende] bekendgemaakt, aangezien zij reeds tijdig bezwaar had gemaakt tegen dat besluit. Gelet daarop heeft het college dit later ingekomen bezwaar van GrondNet tegen hetzelfde besluit, zij het op andere gronden, terecht niet-ontvankelijk verklaard.

2. Het beroep is ongegrond.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016

528.