Uitspraak 200100720/1


Volledige tekst

200100720/1.
Datum uitspraak: 29 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te [woonplaats],

en

burgemeester en wethouders van Veere,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2000, kenmerk 51.43, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan de maatschap [vergunninghouder], waarvan de maten zijn [maten], een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een akkerbouwbedrijf annex paardenpension op het perceel [locatie]. Dit aangehechte besluit is op 5 januari 2001 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 7 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 9 februari 2001, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 maart 2001. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 9 april 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 24 augustus 2001. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van vergunninghoudster. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2001,
waar appellanten, waarvan in persoon [appellant], bijgestaan door
mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg, en verweerders, vertegenwoordigd door W. Beilo, I.J. Bebelaar en A.C. Louwerse, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigden].

2. Overwegingen

2.1. De bij het besteden besluit verleende revisievergunning ziet op een omzetting van een varkenshouderij naar een paardenpension, alsmede het in stand houden van het akkerbouwbedrijf met mini-camping, theeschenkerij, verkoop streekeigen producten, stalling van caravans en workshop- en expositieruimte.

De inrichting is gelegen in het buitengebied van Grijpskerke. De dichtstbijzijnde woning (de woning van appellanten) is gelegen op ongeveer 30 meter van de grens van de inrichting.

2.2. Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:

a. degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;

b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;

c. degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;

d. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.

Appellanten hebben de gronden inzake de aarden wal, het Alara-beginsel, de toekomstige ontwikkelingen, alsmede verkeersbewegingen nabij de inrit van de inrichting niet als bedenkingen tegen het ontwerp van het besluit ingebracht. Verder is het bepaalde onder b en c hier niet van toepassing. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellanten redelijkerwijs niet kan worden verweten op deze punten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is.

2.3. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.

Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerders een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.

2.4. Appellanten stellen in de eerste plaats dat de aanwezigheid van de inrichting zich niet verdraagt met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. In dit verband stellen zij ondermeer dat de aangevraagde activiteiten volgens het bestemmingsplan niet zijn toegestaan en dat de activiteiten niet mogen plaatsvinden buiten het door het bestemmingsplan aangegeven bouwblok.

Deze beroepsgrond heeft geen betrekking op het belang van de bescherming van het milieu in de zin van artikel 8.10 van de Wet milieubeheer en kan reeds om die reden niet slagen.

2.5. Appellanten voeren verder aan dat onduidelijkheid bestaat aangaande de begrenzing van de inrichting.

De Afdeling overweegt dat uit de bij de aanvraag behorende kaart blijkt waar de grens van de inrichting is gelegen. Niet gebleken is dat dit geen juiste weergave van de werkelijkheid is. In hetgeen appellanten in dit verband hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit.

2.6. Appellanten stellen verder dat gezien de ingrijpende wijzigingen in de inrichting in dit geval een revisievergunning is vereist.

De Afdeling overweegt dienaangaande dat een revisievergunning is gevraagd en verleend. Deze beroepsgrond mist derhalve feitelijke grondslag.

2.7. Appellanten hebben voorts een aantal bezwaren aangevoerd die verband houden met de door de inrichting veroorzaakte geluidhinder. Als belangrijkste bezwaar hebben zij aangevoerd dat de referentiemetingen in het akoestische rapport van Akoestisch Adviesburo Van Lienden van 17 april 1999 en het rapport van de gemeente Veere van december 2000 niet representatief zijn. Daarnaast stellen zij dat de in de vergunning opgenomen geluidgrenswaarden ten onrechte door extrapolatie van vergunde rechten tot stand zijn gekomen. Appellanten hebben ter ondersteuning van hun standpunt een akoestisch rapport overgelegd van Greten Ingenieurs, gedateerd op 15 februari 2001.

2.7.1. Verweerders hebben de hun in het kader van de artikel 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer toekomende beoordelingsvrijheid met betrekking tot de van de inrichting te duchten directe geluidhinder ingevuld door toepassing van de circulaire Industrielawaai (hierna: de circulaire). Ter voorkoming dan wel beperking van geluidhinder hebben verweerders onder andere de volgende voorschriften aan de vergunning verbonden.

2.7.2. Ingevolge voorschrift 5.1 mag het equivalente geluidniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige werkzaamheden en/of activiteiten, voor de gevel van een woning van derden en van andere gebouwen met een geluidgevoelige bestemming voor zover binnen een afstand van 125 meter van de inrichting geen woningen van derden of geluidgevoelige bestemmingen aanwezig zijn op 125 meter van de inrichting, niet meer bedragen dan 42dB(A), 38 dB(A) en 32 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Ingevolge voorschrift 5.2 mogen, onverminderd het gestelde in voorschrift 5.1, de maximale geluidniveaus (Lmax) ter plaatse van de in voorschrift 5.1 genoemde immissiepunten niet meer bedragen dan 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Ingevolge voorschrift 5.7 blijft bij het bepalen van de geluidniveaus, zoals bedoeld in voorschrift 5.1, buiten beschouwing het stemgeluid van personen binnen de inrichting.

2.7.3. In de circulaire staan streefwaarden vermeld die zijn gerelateerd aan de aard van de woonomgeving en die als uitgangspunt worden gehanteerd bij het stellen van geluidgrenswaarden. Voor een landelijke omgeving, waarvan in het onderhavige geval sprake is, gelden als streefwaarden 40, 35 en 30 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor bestaande inrichtingen beveelt de circulaire aan om bij herziening van vergunningen de streefwaarden voor woonomgevingen opnieuw te toetsen. Overschrijding van de streefwaarden is mogelijk tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Voor het maximale geluidniveau zijn waarden van 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode ten hoogste aanvaardbaar.

Vaststaat dat de in voorschrift 5.2 opgelegde maximale geluidgrenswaarden aansluiten bij de waarden die hiervoor in de circulaire als ten hoogste aanvaardbaar worden geacht. De in voorschrift 5.1 opgelegde equivalente grenswaarden zijn daarentegen hoger dan de streefwaarden die in de circulaire voor een landelijke omgeving worden genoemd. Blijkens de stukken hebben verweerders de grenswaarden voor het equivalente geluidniveau onder meer gemotiveerd met specifieke metingen naar het referentieniveau van het omgevingsgeluid (L95-niveau). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat een geluidniveau is gemeten van maximaal 38,5 dB(A), zodat in dit onderzoek geen rechtvaardiging voor de hoogte van de in voorschrift 5.1 opgenomen equivalente geluidgrenswaarden kan worden gevonden.

Verweerders hebben de hoogte van de in voorschrift 5.1 gestelde equivalente geluidgrenswaarden verder gerechtvaardigd met een verwijzing naar bestaande rechten, welke voortvloeien uit de revisievergunning van

16 januari 1996. De Afdeling stelt voorop dat bestaande rechten niet kunnen worden ontleend aan vergunde grenswaarden, maar alleen aan de destijds vergunde activiteiten die een bepaald geluidniveau tot gevolg hebben. Uit de stukken is gebleken dat de in de onderliggende vergunning opgenomen equivalente geluidgrenswaarden (van 50, 45 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode) verband houden met de aanwezige ventilatoren in de oude varkensstal. Vaststaat dat de onderhavige vergunning niet (meer) ziet op het houden van varkens. Hieraan kunnen derhalve voor het geluidniveau geen rechten meer worden ontleend.

Uit het vorenstaande volgt dat de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende voorbereiding niet zorgvuldig, en de daarin neergelegde motivering niet toereikend kan worden geacht, hetgeen in strijd is met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

2.8. Het beroep is, voorzover ontvankelijk, gegrond. Aangezien de geluidaspecten in hoge mate bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of de aangevraagde vergunning kan worden verleend, dient het gehele besluit te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven derhalve geen bespreking meer.

2.9. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voorzover het betreft de aarden wal, het Alara-beginsel, de toekomstige ontwikkelingen, en verkeersbewegingen nabij de inrit van de inrichting;

II. verklaart het beroep voor het overige gegrond;

III. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Veere van 19 december 2000, kenmerk 51.43;

IV. veroordeelt burgemeester en wethouders van Veere in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.151,04, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Veere te worden betaald aan appellanten;

V. gelast dat de gemeente Veere aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 102,10) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.P.H. Donner, Voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van Staat.

w.g. Donner w.g. Van Gemert
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2002

243-322.