Uitspraak 201408341/2/A2


Volledige tekst

201408341/2/A2.
Datum uitspraak: 6 april 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, (hierna in enkelvoud: [appellant])
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 augustus 2014 in zaak nr. 13/7417 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen.

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2013 heeft het college aan [appellant] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 5.600,00.

Bij besluit van 15 november 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar voor zover dit is gericht tegen het advies van Gloudemans gegrond verklaard, het besluit van 11 maart 2013 herroepen en een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 13.300,00.

Bij uitspraak van 27 augustus 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2015, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, rechtsbijstandverlener bij DAS Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.C.J. Nouws-Vermeeren, werkzaam bij de gemeente Gilze en Rijen, bijgestaan door mr. A.J.H.W. Coppelmans, advocaat te Tilburg, zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 1 juli 2015 in zaak nr. 201408341/1/A2 heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak de gebreken in het besluit van 15 november 2013 te herstellen, een nieuw besluit te nemen en dit aan [appellant] en de Afdeling toe te zenden. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 6 oktober 2015 heeft het college opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist, het besluit van 15 november 2013 herroepen, een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 6.300,00 en vastgesteld dat [appellant] het teveel betaalde bedrag aan het college moet terugbetalen.

[appellant] heeft een zienswijze op dit besluit naar voren gebracht en in dit verband een contra-expertise van Langhout & Wiarda overgelegd.

De Afdeling heeft, met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het onderzoek heropend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) bij brief van 10 december 2015 om een deskundigenbericht gevraagd.

De StAB heeft op 28 januari 2016 een deskundigenbericht uitgebracht.

De Afdeling heeft de behandeling van de zaak voortgezet op de zitting van 18 februari 2016, waar eerdergenoemden zijn verschenen.
Overwegingen

Aanleiding

1. [appellant] is eigenaar van een perceel met een woning en bijgebouwen aan de [locatie] in Gilze. Ten oosten van het perceel en aan de zuidkant van de Molenschotsedijk is sportpark Verhoven gerealiseerd, dat wordt gebruikt voor voetbal, tennis en paardensport. Ook is een calamiteitenweg en een onverhard parkeerterrein aangelegd. De realisatie van dit sportpark is mogelijk gemaakt door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2010 op 12 februari 2010.

2. Het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2010 veroorzaakt schade, omdat het sportpark nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van [appellant]. Voorheen werd het gebied gekenmerkt door agrarisch gebruik, maar nu heeft [appellant] zicht op sportvelden, lichtmasten, vangnetten, goals, hekwerken, omheiningen en een voetbalkantine. Verder heeft hij zowel 's ochtends als 's avonds aanzienlijke geluidsoverlast. De voetbalkantine is, behalve op zaterdag, tot 22.00 uur 's avonds geopend. Daarnaast ondervindt [appellant] hinder van de lichtmasten en maken de nieuw aangelegde weg en de paardenrijbak inbreuk op zijn privacy.

3. De schade is begroot op € 65.000,00. De adviseur van het college, Tog Nederland, heeft vervolgens, na aftrek van een drempel van 2% van de waarde van de woning vóór de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2010 (artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)), geadviseerd om aan [appellant] een tegemoetkoming in planschade toe te kennen van € 56.300,00.

4. Deze tegemoetkoming wil het college voor een gedeelte anderszins verzekeren. In dat kader heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 vastgesteld. Dit plan leidt tot afname van de bouwmogelijkheden op het sportpark. Aansluitend heeft het college op advies van Gloudemans bij besluit van 11 maart 2013 een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 5.600,00. In het besluit op bezwaar van 15 november 2013 is het college, daarin gesteund door een advies van Tog Nederland van 6 augustus 2013, hiervan teruggekomen en heeft de tegemoetkoming verhoogd naar € 13.300,00.

5. [appellant] is het niet eens met de toekenning van een tegemoetkoming van € 13.300,00 en bepleit een hogere tegemoetkoming.

Tussenuitspraak

6. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak het volgende overwogen.

7. Een redelijke toepassing van het criterium 'anderszins de tegemoetkoming in schade verzekeren' van artikel 6.1, eerste lid, van de Wro brengt met zich dat niet alleen rekening moet worden gehouden met een maatregel die het nadeel geheel of gedeeltelijk wegneemt, maar ook met andere omstandigheden die voor de vaststelling van de omvang van het nadeel van belang zijn.

8. Bij de vaststelling of het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 de nadelen van het sportpark deels wegneemt, moet een vergelijking worden gemaakt tussen het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2010 en het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013. Daarbij moet tevens worden meegewogen dat de woning van [appellant] op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 tot burgerwoning was bestemd.

9. Omdat uit het advies van 6 augustus 2013 niet blijkt dat Tog Nederland voormeld onderzoek heeft verricht, heeft het college bij de beoordeling of de tegemoetkoming in planschade anderszins is verzekerd een ontoereikend en gebrekkig gemotiveerd deskundigenadvies gebruikt. Dit advies heeft het college niet aan het besluit van 15 november 2013 ten grondslag mogen leggen.

Gevolg tussenuitspraak

10. Uit de tussenuitspraak volgt dat het hoger beroep van [appellant] gegrond is, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. In de beslissing zal de Afdeling verder - in de plaats tredend van de rechtbank - het beroep van [appellant] tegen het besluit van 15 november 2013 gegrond verklaren en dat besluit, nu dit niet in overeenstemming met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb is genomen, vernietigen.

Herstelbesluit

11. Het college heeft Tog Nederland opnieuw onderzoek laten doen. Dat heeft geresulteerd in een advies van 10 september 2015.

Tog Nederland stelt voorop dat door het in werking treden van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 vaststaat dat bepaalde bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2010 toestond, nooit gerealiseerd zullen worden. Omdat - samengevat - van deze vervallen bouwmogelijkheden geen gebruik is gemaakt en [appellant] de woning in de tussentijd niet te koop heeft aangeboden, komt Tog Nederland tot de conclusie dat de tegemoetkoming in planschade anderszins verzekerd kan worden en dat voor dat deel een tegemoetkoming in planschade achterwege kan blijven. Vervolgens heeft Tog Nederland onderzocht hoe groot het voordeel is dat [appellant] van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 heeft. Volgens Tog Nederland heeft [appellant] wat betreft de privacy, het uitzicht, de hoeveelheid zonlicht en de overlast een planologisch voordeel. De taxateur van Tog Nederland. J.P.M. Peijnenburg, heeft onderzocht in hoeverre dit planologisch voordeel leidt tot een vermeerdering van de waarde van het perceel van [appellant] in het economische verkeer. Rekening houdend met het feit dat de woning van [appellant] inmiddels tot burgerwoning is bestemd, komt taxateur Peijnenburg tot de conclusie dat de waardevermeerdering in totaal € 50.000,00 bedraagt. Dat is volgens Tog Nederland dan ook het gedeelte van de tegemoetkoming in planschade dat door het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 anderszins verzekerd wordt. Dit bedrag moet in mindering worden gebracht op de oorspronkelijke tegemoetkoming van € 56.300,00, zodat een tegemoetkoming in planschade resteert van € 6.300,00, aldus Tog Nederland.

12. Het advies van Tog Nederland heeft het college in het besluit van 6 oktober 2015 overgenomen en aan [appellant] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 6.300,00.

13. Het besluit van 6 oktober 2015 wordt, gelet op artikel 6:19 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24 van de Awb, geacht eveneens voorwerp te zijn van dit geding.

StAB-rapport

14. Aangezien Tog Nederland bij het vaststellen van de waardevermeerdering van het perceel van [appellant] door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 onvoldoende heeft onderzocht wat de precieze verhouding is tussen de nadelen van het sportpark en de verandering van de bestemming van de woning van [appellant] naar burgerwoning en om die reden aan de juistheid van dat advies wordt getwijfeld, heeft de Afdeling de StAB bij brief van 10 december 2015 verzocht om in lijn met de onder 5.3 van de tussenuitspraak vermelde maatstaf te onderzoeken in hoeverre de tegemoetkoming in planschade door het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 anderszins is verzekerd.

15. Evenals Tog Nederland komt de StAB tot de conclusie dat door inwerkingtreding van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 voor [appellant] wat betreft het uitzicht, het zonlicht, de privacy, het verkeer, het geluid, het (kunst)licht en de situeringswaarde een planologisch voordeliger situatie is ontstaan. De taxateur, J. Claassen, heeft uiteengezet dat hierdoor een waardevermeerdering van het perceel van [appellant] heeft plaatsgevonden van € 29.000,00, die hij als volgt heeft gespecificeerd:

i) waardering onder het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2010: de onroerende zaak had als burgerwoning een waarde van € 380.000,00, waarbij de taxateur heeft betrokken dat de onroerende zaak van [appellant] als agrarische bedrijfswoning op een bedrag van € 370.000,00 was gewaardeerd. Ondanks de dalende trend in de vastgoedmarkt in de periode 2010-2013 heeft het object als burgerwoning in 2013 volgens de taxateur een hogere waarde dan als agrarische bedrijfswoning in 2010.

ii) waardering onder het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013: de onroerende zaak had als burgerwoning een waarde van € 409.000,00, waarbij de taxateur tevens heeft gekeken naar de waardevermindering van € 65.000,00 die dit object als agrarische bedrijfswoning in 2009 heeft ondergaan als gevolg van de wijziging van de omgeving van agrarisch gebied naar sportpark.

16. Gelet op de waardevermeerdering van het perceel van [appellant] van € 29.000,00 door inwerkingtreding van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013, is de tegemoetkoming in planschade van € 56.300,00 volgens de StAB voor een gedeelte anderszins verzekerd. Van de tegemoetkoming resteert daarmee een bedrag van € 27.300,00.

Zienswijzen

17. Het college heeft op de zitting van 18 februari 2016 naar voren gebracht dat de uitgevoerde planvergelijkingen door respectievelijk Tog Nederland en de StAB grotendeels overeenkomen en dat de verschillende uitkomsten slechts op een waarderingsverschil neerkomen. [appellant] kan zich vinden in de bevindingen van de StAB in het StAB-rapport.

Beoordeling

18. De StAB is te beschouwen als een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade. Op een deskundigenbericht van de StAB mag dan ook in beginsel worden afgegaan. Dat is slechts anders indien het deskundigenbericht onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.

19. Voor de vaststelling in hoeverre de tegemoetkoming in planschade anderszins is verzekerd, is, zoals volgt uit het oordeel in de tussenuitspraak, bepalend in hoeverre de nadelen die [appellant] van het sportpark ondervindt door inwerkingtreding van het bestemmingsplan Sportpark Verhoven 2013 worden weggenomen, juist gezien de verandering van de bestemming van de woning van [appellant] van agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning. Zoals blijkt uit de taxatie van taxateur Claassen die aan het StAB-rapport ten grondslag ligt, treedt er bij [appellant] een significante tempering van de waardevermeerdering van het tot burgerwoning bestemde perceel op door de waardevermindering die het perceel eerder als agrarische bedrijfswoning heeft ondergaan. Dat aspect is in de taxatie van Tog Nederland niet tot uitdrukking gebracht. Het advies van Tog Nederland van 10 september 2015 voldoet in zoverre hierdoor niet aan de onder 5.3 van de tussenuitspraak vermelde maatstaf. Het StAB-rapport voldoet wel aan deze maatstaf. Omdat het college de wijze waarop de StAB de waardevermeerdering heeft laten vaststellen, inhoudelijk niet heeft bestreden, zal de Afdeling de door taxateur Claassen vastgestelde waardevermeerdering van € 29.000,00 tot uitgangspunt nemen.

Conclusie

20. Nu Tog Nederland de waardevermeerdering van het perceel van [appellant] onjuist heeft vastgesteld, mocht het college het advies van Tog Nederland van 10 september 2015 niet aan het besluit van 6 oktober 2015 ten grondslag leggen. Dat besluit zal de Afdeling evenzeer wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen.

21. Slotsom is dat [appellant] een tegemoetkoming in planschade toekomt van (€ 56.300,00 -/- € 29.000,00) € 27.300,00. Omdat het college, zoals uit de stukken blijkt, reeds een bedrag van € 13.300,00, vermeerderd met wettelijke rente, aan [appellant] heeft uitbetaald, is het college gehouden om aan [appellant] het resterende bedrag van € 14.000,00 te betalen. Dat laatste bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de indiening van de aanvraag, 12 juni 2012, tot aan de dag van de algehele voldoening.

Eindoordeel

22. In de beslissing zal de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaren, de aangevallen uitspraak vernietigen en het beroep tegen het besluit van 15 november 2013 gegrond verklaren. Dat besluit en het besluit van 6 oktober 2015 zal de Afdeling vernietigen. Verder zal de Afdeling bepalen dat het college een tegemoetkoming in planschade aan [appellant] moet toekennen van in totaal € 27.300,00 en daarbij tevens bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten van 15 november 2013 en 6 oktober 2015.

23. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 augustus 2014 in zaak nr. 13/7417;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen van 15 november 2013, kenmerk 13uit10386/VVH;

V. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen van 6 oktober 2015, kenmerk 15uit09225/VVH;

VI. bepaalt dat aan [appellant A] en [appellant B] een tegemoetkoming in planschade wordt toegekend tot een bedrag van in totaal € 27.300,00 (zegge: zevenentwintigduizend driehonderd euro), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 juni 2012 tot aan de dag van algehele voldoening voor zover dat bedrag nog niet of niet geheel is voldaan;

VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten van 15 november 2013 en 6 oktober 2015;

VIII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.728,00 (zegge: tweeduizend zevenhonderdachtentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

IX. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 406,00 (zegge: vierhonderdzes euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, griffier.

w.g. Polak w.g. De Heer
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2016

636.