Uitspraak 201503021/1/A4


Volledige tekst

201503021/1/A4.
Datum uitspraak: 16 maart 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te Hengelo (Overijssel),

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 maart 2015 in zaak nr. 14/2616 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo.

Procesverloop

Bij besluit van 12 maart 2014 heeft het college besloten tot invordering van een volgens hem door [appellante] verbeurde dwangsom ten bedrage van € 2.500,00.

Bij besluit van 2 september 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. S. Oord, en vergezeld door ir. J.F.C. Kupers, werkzaam bij het bureau Kupers & Niggebrugge, en het college, vertegenwoordigd door I.B.H. Heil en M.A.M. Sombekke, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellante] exploiteert een café aan de [locatie] te Hengelo (hierna: het café).

Bij in rechte onaantastbaar geworden besluit van 29 oktober 2013 heeft het college haar onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 5.000,00, gelast per direct maatregelen te nemen zodat het café conform artikel 2.17, eerste lid, van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (thans het Activiteitenbesluit milieubeheer; hierna: het Activiteitenbesluit) aan het maximaal toegestane geluidsniveau van 50 en 45 dB(A) LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen in respectievelijk dag- en avondperiode, en aan het maximaal toegestane geluidsniveau van - gelet op de ligging van het café in het horecaconcentratiegebied - 45 dB(A) LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen in de nachtperiode, voldoet.

Bij het besluit van 12 maart 2014, gehandhaafd bij het in beroep bestreden besluit op bezwaar van 2 september 2014, heeft het college besloten tot invordering van een volgens hem verbeurde dwangsom van € 2.500,00. Daaraan heeft het ten grondslag gelegd dat de bij het besluit van 29 oktober 2013 opgelegde last niet werd nageleefd, nu op 10 november 2013 door toezichthouders van de gemeente is vastgesteld dat het maximaal toegestane geluidsniveau werd overschreden als gevolg van muziekgeluid, afkomstig van het café. Metingen op deze datum hebben volgens het college uitgewezen dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van de woning aan de Langestraat 35 te Hengelo (hierna: de woning) tussen 01.45 uur en 02.00 uur 65 dB(A) bedroeg, terwijl het in de nachtperiode maximaal 45 dB(A) mag bedragen.

2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte op grond van de op 10 november 2013 uitgevoerde metingen en het daarvan opgestelde meetrapport heeft geconcludeerd dat de opgelegde last niet is nageleefd en een dwangsom is verbeurd. Volgens haar kan op grond van deze metingen en het daarvan opgestelde meetrapport niet worden aangenomen dat het maximaal toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van de woning van 45 dB(A) als gevolg van geluid, afkomstig van het café, is overschreden. Onder overlegging van rapporten van Kupers & Niggebrugge van 27 maart 2014 en van 24 mei 2015 voert zij daartoe aan dat de meetduur van twee maal iets meer dan een minuut te kort is geweest om representatief te zijn. Voorts voert zij aan dat in het meetrapport ten onrechte geen rekening is gehouden met de beïnvloeding van de metingen door stoorgeluid in de vorm van stemgeluid van bezoekers op het terras van het café en van geluid afkomstig van verkeer en van andere horecagelegenheden in de directe omgeving. Tot slot voert zij aan dat in het meetrapport ten onrechte geen bedrijfsduurcorrectie is toegepast wat betreft de bijdrage aan het geluidsniveau van de installaties op het dak van het café, bestaande uit een afzuigventilator, koelcompressoren en een afzuigunit (hierna: de installaties).

2.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, staat ter beoordeling of het college aannemelijk heeft gemaakt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door het geluid dat afkomstig is van het café, op 10 november 2013 meer dan de maximaal toegestane waarde van 45 dB(A) bedroeg, als gevolg waarvan een dwangsom is verbeurd.

2.2. Aan het besluit van 12 maart 2014 heeft het college de resultaten van op 10 november 2013 door gemeentelijke toezichthouders uitgevoerde geluidsmetingen ten grondslag gelegd. Deze resultaten zijn neergelegd in een op 19 november 2013 op ambtseed opgemaakt meetrapport (hierna: het meetrapport). In het meetrapport is vermeld dat de metingen zijn verricht overeenkomstig Module C, methode II.1 van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (hierna: de Handleiding). Verder is vermeld dat op 10 november 2013 tussen 01.45 uur en 02.00 uur twee metingen zijn verricht tijdens verschillende muziekstukken met een meetperiode van achtereenvolgens 63 seconden en 68 seconden. Vermeld is dat het muziekgeluid van het café duidelijk waarneembaar was en voorts dat de metingen zijn gepauzeerd bij schreeuwende voorbijgangers, langsrijdende auto's en brommers en dergelijke en niet zijn beïnvloed door stoorgeluid. Het gemeten geluidsniveau op de gevel van de woning bedroeg bij de twee metingen achtereenvolgens 58,2 dB(A) en 58,3 dB(A). Na uitwerking van de meetresultaten, waarop een gevelcorrectie van 3 dB(A) en een toeslag voor muziekgeluid van 10 dB(A) zijn toegepast, is in het rapport geconcludeerd dat beide metingen uitwijzen dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van de woning 65 dB(A) bedroeg.

2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 16 april 2014 in zaak nr. 201308339/1/A4), mag een bestuursorgaan, in dit geval het college, in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt rapport. Dat geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.

2.4. In paragraaf 3.5.1 van Module C (Methode II) van de Handleiding is vermeld dat de meetduur zodanig lang moet zijn dat het equivalente geluidsniveau naar een vaste waarde gaat.

Wat betreft de in het meetrapport vermelde duur van de twee metingen van achtereenvolgens 63 en 68 seconden, kan uit de vermelding in het meetrapport dat de metingen zijn gepauzeerd bij stoorgeluid, anders dan [appellante] heeft verondersteld, niet worden afgeleid dat deze twee metingen onderbroken zijn geweest. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat met de vermelding in het meetrapport is bedoeld dat de metingen zijn verricht op momenten dat stoorgeluid zich niet voordeed. Het college heeft ter zitting van de Afdeling overigens onweersproken gesteld dat de afzonderlijke metingen aaneengesloten zijn verricht. Voorts heeft het college ter zitting van de rechtbank verklaard dat, overeenkomstig de Handleiding, de verrichte metingen zijn voortgezet totdat het equivalente geluidsniveau naar een vaste waarde ging. De rechtbank heeft terecht in de enkele omstandigheid dat dit als zodanig niet is vermeld in het meetrapport, geen grond gevonden om te twijfelen aan de juistheid van die stelling. Gelet op het vorenstaande heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de duur van de metingen in zoverre niet in overeenstemming is met paragraaf 3.5.1 van Module C van de Handleiding.

Uit de Handleiding volgt voorts niet dat in dit geval niet met twee metingen, verricht tijdens verschillende muziekstukken, kon worden volstaan.

Gelet op het voorgaande biedt hetgeen [appellante] over de meetduur heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat de verrichte metingen in zoverre tekortschieten. Het betoog faalt in zoverre.

2.5. Wat betreft de gestelde bijdrage van stoorgeluid aan het totale gemeten geluidsniveau overweegt de Afdeling als volgt.

Naast stemgeluid en ander geluid dat afkomstig is van buiten de inrichting, dient ingevolge artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit stemgeluid van personen op het onverwarmde terras van het café buiten beschouwing te blijven bij het bepalen van het geluidsniveau.

In het meetrapport is vermeld dat de metingen niet zijn beïnvloed door stoorgeluid. Ter zitting heeft het college te kennen gegeven dat zich in de nacht van de metingen weliswaar bezoekers op het terras van het café en in de omgeving van het café bevonden, waarvan enig stemgeluid afkomstig kan zijn geweest, maar dat, zoals ook in het meetrapport is vermeld, het muziekgeluid duidelijk waarneembaar was en dat niet is gemeten tijdens waargenomen stoorgeluiden zoals schreeuwende voorbijgangers en langsrijdende auto's en brommers. Volgens het college hebben stemgeluid van bezoekers op het terras van het café en stoorgeluiden van buiten het café om die reden geen invloed van betekenis gehad op het gemeten totale geluidsniveau. De Afdeling ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen het college naar voren heeft gebracht. Voor zover stoorgeluiden niettemin enige bijdrage aan het totale geluidsniveau hebben geleverd, wordt overwogen dat in paragraaf 3.5.3 van Module C van de Handleiding is vermeld dat de correctie wegens stoorgeluid is beperkt tot maximaal 3 dB op het totale gemeten geluidsniveau, zodat stoorgeluid, ongeacht de precieze bijdrage aan het totale geluidsniveau, slechts een beperkte bijdrage aan de door het college aan de hand van de metingen vastgestelde totale overschrijding met 20 dB(A) kan hebben geleverd.

2.6. Wat betreft het gestelde nalaten van de toepassing van een bedrijfsduurcorrectie op de bijdrage van de installaties op het totale geluidsniveau, stelt de Afdeling vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de installaties niet gedurende de nachtperiode waarin is gemeten, voortdurend en onveranderd geluid hebben geproduceerd. Het college heeft op de bijdrage van de installaties aan het totale geluidsniveau geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.

Het college heeft ter zitting van de rechtbank toegelicht dat tijdens de metingen is waargenomen dat het geluid van de installaties geheel werd overstemd door het muziekgeluid. Dit was volgens hem ook zichtbaar op de geluidsmeter, aangezien deze uitsloeg op het ritme van de muziek. De enkele omstandigheid dat, zoals [appellante] naar voren heeft gebracht, hiervan in het meetrapport geen melding is gemaakt, biedt geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de stelling van het college. [appellante] heeft ter zitting van de Afdeling gesteld dat wanneer ervan wordt uitgegaan dat de installaties een geluidsniveau van 53 dB(A) veroorzaakten, een bedrijfsduurcorrectie van 3 dB(A) toegepast had moeten worden. Gelet op de omstandigheid dat muziekgeluid overheersend was op de momenten waarop is gemeten, bestaat geen grond om aan te nemen dat het geluidsniveau, afkomstig van de installaties, hoger was dan 53 dB(A). Uitgaande van de stelling van [appellante] was de toe te passen bedrijfsduurcorrectie niet meer dan 3 dB(A). Voor zover een bedrijfsduurcorrectie had moeten worden toegepast op het gemeten geluidsniveau van de installaties, hetgeen de Afdeling als zodanig in het midden laat, zou dit dan ook niet meer dan een beperkte invloed hebben op de door het college aan de hand van de meting vastgestelde totale overschrijding van de geluidsgrenswaarden met 20 dB(A).

2.7. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door het geluid dat afkomstig is van het café, ten tijde van de metingen meer dan de maximaal toegestane waarde van 45 dB(A) bedroeg. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellante] de bij besluit van 29 oktober 2013 opgelegde last niet heeft nageleefd, zodat een dwangsom is verbeurd en het college de verbeurde dwangsom kon invorderen.

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016

163-727.